Pedagogische Systemen Baby en Kindertijd (201700102)
Class notes
Uitgebreide hoorcollege aantekeningen - Pedagogische Systemen Baby en Kindertijd ()
15 views 1 purchase
Course
Pedagogische Systemen Baby en Kindertijd (201700102)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Hoi hoi! Ik heb geprobeerd de aantekening zo uitgebreid mogelijk te maken. Dit vind ik namelijk zelf wel zo prettig sinds de hoorcollege-stof groot deel uit maakt van het tentamen. Deze aantekeningen zijn dus extra fijn als je helemaal geen hoorcollege hebt gezien (het is oke, alles komt goed) of a...
Pedagogische Systemen Baby en Kindertijd (201700102)
All documents for this subject (16)
Seller
Follow
UUStudents
Reviews received
Content preview
Hoorcolleges: Pedagogische systemen
in de kindertijd en adolescentie
Hoorcollege 1: Theorieën opvoeding en socialisatie
Deze cursus richt zich voornamelijk op de kinderen in de kindertijd en adolescentie. Hierbij
wordt gefocust op het micro- en mesosysteem van Bronfenbrenner (zie figuur 1), en wat de
invloed hiervan zijn op de ontwikkeling van kinderen en jongeren.
Figuur 1: Model van Bronfenbrenner
Het model van Bronfenbrenner
Het kind zelf staat in het model van Bronfenbrenner centraal, en alles wat tot het kind
behoort valt onder individuele kenmerken. Het kind zelf is dus niet een systeem, want het
systeem begint pas bij het microsysteem (dus alles wat er om het kind heen zit). Onder het
microsysteem (zie figuur 2) valt het gezin, leeftijdsgenoten, media, school etc. Alles wat
onder het systeem valt, heeft veel contact met het kind. Daarbij bestaat ook de interactie
tussen de verschillende systemen (en dus niet de interactie met het kind). Ouders kunnen
bijvoorbeeld contact hebben met school zonder dat het kind direct hierbij betrokken is. Als
ouders namelijk sommen gaan oefenen met het kind thuis, dan ondersteunen ze de school.
Dit is dan ook de interactie tussen school en ouders die onder het mesosysteem (zie figuur 3)
valt.
Figuur 2: Microsysteem Figuur 3: Mesosysteem
1
,Kinderen als plantjes
Vaak wordt gedacht dat kinderen ongeveer hetzelfde beginnen, maar net zoals plantjes
ontwikkelen kinderen vaak niet hetzelfde. Plantjes zijn voor hun groei afhankelijk van
weersomstandigheden. Kinderen zijn weer afhankelijk van hun genetische basis,
persoonlijkheid en temperament, waardoor iedereen op zijn eigen manier ontwikkelt. Deze
ontwikkeling valt dan onder socialisatie.
Socialisatie
Socialisatie is een proces waarbij kinderen kennis, vaardigheden en gedragingen verkrijgen,
aanleren en overtuigingen, waarden en normen eigen maken die zijn aan een bepaalde
cultuur/samenleving, waardoor ze in staat zijn te participeren in de samenleving.
- Het is dus een proces dat gaat over tijd. Het is niet een eenmalig iets, maar is een
continue actie of ontwikkeling die een kind doormaakt.
- Daarbij leert een kind iets, of zij/hij verkrijgt iets om te kunnen ontwikkelen. Als een
kind dit niet heeft, dan is er ook geen sprake van socialisatie.
- Socialisatie is cultuursensitief. Iets wat in de ene cultuur geldt, hoeft niet in de andere
cultuur hetzelfde te zijn. Socialisatie kan dus anders zijn in verschillende
samenlevingen. Socialisatie is dus van belang om te kunnen participeren in een
samenleving.
Daarnaast zijn er andere factoren die van belang zijn voor socialisatie. Men denkt vaak bij
socialisatie bij een kind aan ouders die een kind opvoeden. Of juist een leerkracht die een
kind iets leert. Dit is allemaal unidirectioneel (=van de één richting het kind). Maar dit blijkt
vaak NIET het geval te zijn. Tijdens socialisatie is er namelijk sprake van bidirectionele
processen. Een kind kan namelijk ook de ander (zoals ouders of leerkracht) beïnvloeden.
Daarnaast kan er ook sprake zijn van transactionele socialisatieprocessen. Dit zijn de
processen over tijd heen. Er is dus de hele tijd een interactie gaande tussen de verschillende
systemen met het kind en ook vanuit het kind weer terug. Deze interacties bepalen hoe een
kind zich ontwikkelt. Transactioneel proces betekent dus over een langere tijd meerdere
interacties. Dit maakt het ook ingewikkeld om iets te onderzoeken, want een onderzoeker
heeft hiervoor tijd en meerdere processen nodig.
Socialisatie: Regulatie impulsen
Freud (1856-1939): psychodynamische benadering
Freud stelde in zijn theorie dat kinderen primitieve uitingen doen van agressieve of seksuele
impulsen. Kinderen moeten voornamelijk deze impulsen leren reguleren. Zij worden
namelijk geboren met allerlei driften, en dit uit zich in gedrag. Een kind weet nog niet aan
welke waarde en normen hij/zij zich aan moet houden, en dit moeten ouders hun kinderen
aanleren. De sterke intrinsieke energie (dus het vertonen van agressieve of seksuele
uitingen) komt dus in conflict met de omgeving. De ouders en omgeving helpen die
vertoning van intrinsieke energie te voorkomen (externe controle) die wordt
geïnternaliseerd door het kind. Het kind identificeert uiteindelijk met de normen en waarden
wat vervolgens leidt tot de super-ego van de morele waarde. Hierdoor weet een kind wat
goed en kwaad is.
Id: primitieve driften genot
2
,Ego: Reguleert impulsen
Superego: geweten
De taak van de ouders is om een kind te helpen om de impulsen te beheersen, om te buigen
of uit te stellen.
Block & Blok (1970) Ego-controle/ ego-resiliency
Ego-controle: de inhibitie van impulsen of de expressie van impulsen.
Ego-resiliency: dit is meer dynamisch, zodat een kind goed weet aan te passen aan de
omgeving (bijv. nu kan iets wel, of nu is het beter om iets niet te doen).
Rothbart (1990): Effortful control
Effortful control werd de nieuwe naam voor zelfregulatie. Hierin bestaan vier factoren: (1)
verdelen van aandacht, (2) inhibitie wanneer je iets wel of niet moet vertonen, (3)
waarnemend sensitief je kan inschatten wanneer je wel of niet iets kan doen, en (4) lage
intensiteit van plezier het innerlijke kind dat gek wilt doen wordt onderdrukt.
Socialisatie door de tijd heen
Martinus Langeveld (1905-1989)
Langeveld benoemde dat ouders vooral hun kind moeten laten huilen. Hierbij moeten
ouders niet troosten, want dit zou slecht zijn voor het kind. Het kind moet namelijk mondig
worden. Deze gedachte werd al eerder geuit door Dr. Spock (1903-1998), want hij
benoemde dat ouders hun kinderen zouden moeten laten liggen, omdat de kinderen anders
te veel verwend zouden worden. Langeveld wilde juist dat ouders hun kinderen autonoom
en mondig maakten. Zolang het kind dit niet zelf kan doen (omdat ze te jong zijn), hebben de
ouders de verantwoordelijkheid om ze dit bij te brengen. Volgens Langeveld moeten
kinderen uiteindelijk zelf komen en de zelfverantwoordelijke zelfbepaling bereiken. Hierin
heeft een persoon wel persoonlijke vrijheid, maar hij/zij moet ook moreel en betrouwbaar
de weg vinden in de maatschappij. Een persoon wordt hierdoor zelfverantwoordelijk.
De psychodynamische bepaling gaat uit van dat de omgeving het kind moet socialiseren om
vervolgens een moreel en betrouwbaar persoon te worden.
Dr. Spock (1903-1998)
Dr. Spock betoogde ook dat een kind moest blijven liggen, maar later in zijn carrière komt hij
tot de conclusie dat het ook goed is als een kind wordt opgepakt en getroost. In zijn
invloedrijke boek Baby and Child Care (1946) betoogt Spock dat ouders kinderen
gedisciplineerd moeten opvoeden, maar hierin moet ook het kind troost krijgen.
In deze periode wordt er geen onderscheid gemaakt tussen mens en dier, want in deze
periode werd de socialisatie bij beide partijen als het hetzelfde beschouwd.
Behaviorisme: Klassieke conditionering
Het behavioristische perspectief kwam begin 20e eeuw op met de klassieke conditionering.
Watson (1878-1958) was hierin een belangrijk figuur. De nadruk lag bij de klassieke
conditionering op uiterlijk gedrag, omdat men wilde zien (cognitief onderzoek was namelijk
lastiger). Daarnaast ging het om uiterlijk gedrag, omdat er nog geen onderscheid werd
3
, gemaakt tussen mens en dier. Hierbij werden vooral associaties versterkt, dus men wilde dat
een bepaalde stimulus een bepaalde respons uitlokte. Op deze manier kon een mens of dier
leren door bepaalde associaties. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het onderzoek van
Pavlov (1849-1936). Hij onderzocht hoe door aangeleerd gedrag een hond gaat kwijlen bij
het horen van een bel.
Little Albert
Een ander onderzoek naar associaties was Little Albert. Little Albert was een klein kindje van
nog geen 1 jaar. De onderzoekers laten allerlei dierenmaskers zien aan het kind, en het
kindje reageert in eerste instantie heel normaal. Op een gegeven moment laten de
onderzoekers een hard geluid horen op het moment dat het kindje de witte muis en andere
dieren. Bij elke stimulus wordt dus een hard geluid afgespeeld, waardoor het kind schrikt.
Deze reactie wordt geassocieerd met deze maskers en dieren die voor hem staan. Little
Albert wordt dus bang gemaakt voor iets, waarvoor hij in eerste instantie helemaal niet bang
was. Op deze manier hebben de onderzoekers Little Albert iets negatiefs aangeleerd.
Watson (1878-1958)
“Geef mij tien lichamelijke gezonde kinderen en mijn eigen gespecificeerde wereld om ze
groot te brengen en ik garandeer dat ik van elk willekeurig kind elk willekeurig soort
specialist kan maken – arts, advocaat, kunstenaar, handelaar, zelfs bedelaar en dief,
ongeacht zijn talenten, eigenschappen, neigingen en vermogen.” (Watson, 1925)
Dit citaat laat de unidirectionele gedachtegang zien van de onderzoekers. Onderzoekers
hadden het idee dat zij hun eigen invulling konden achterlaten op het kind. Tegenwoordig is
algemeen geaccepteerd dat dit niet werkt, want ook de genetische aspecten spelen een
belangrijke rol bij de ontwikkeling van een kind.
Behaviorisme: Operante conditionering
Ook bij de operante conditionering gaat het om het aanleren van gewenst gedrag. Dit
gebeurt ook door middel van bekrachtiging en stimulus en respons-relaties. Hierbij wordt
ook meer actievere reacties verwacht van het kind of dier zelf. Dus naast het horen van een
hard geluid of een bel kan de deelnemer zelf ook iets doen om een vorm van bekrachtiging
te creëren. Hierbij kan positief gedrag bekrachtigen, maar ook negatief gedrag bestraffen.
Ouders vormen hun kind met deze manier van bekrachtiging. Dit is dus een hele sterke
manier om iemand te vormen, en is tegenwoordig nog steeds gangbaar. Bijvoorbeeld: als
iemand een beloning geeft voor gewenst gedrag, dan is het kind hiertoe meer geneigd als de
beloning hem/haar aanstaat.
Figuur 4: Operante conditionering
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller UUStudents. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.