Hersenen en gedrag
Week 1
Meerkeuze tentamen:
- Hersenwerk: H1, H3,H4, H6, H7
- Fundamenten van de psychologie: H2
Behaviorism -> gaat ervanuit dat alles aangeleerd is, dat het helemaal afhangt van je opvoeding.
Wij kijken in dit vak vooral vanuit biological approach.
Psychologie: Er zijn oneindig veel vragen te stellen over ons gedrag en wat eraan ten grondslag ligt.
De psychologie is een wetenschap die zich daarmee bezighoudt. In de loop van de tijd zijn veel
verschillende psychologische stromingen ontstaan die allemaal een eigen visie hebben op gedrag en
op hoe het kan worden verklaard.
Nature-nurture debat: hoeveel van ons gedrag is door onze genen bepaald en hoeveel van onze
omgeving:
- Nature: alle eigenschappen die in je genen zitten en die je erft van je familieleden.
- Nurture: alle eigenschappen die aangeleerd zijn vanuit je omgeving en door je opvoeding.
We willen onderzoeken wat een en ander betekent voor jouw kijk op gedrag. We onderscheiden 3
niveaus:
- Persoonlijk -> Hoe kijk je naar gedrag van jezelf en belangrijke anderen in je privéleven?
- Werk -> Hoe kijk je naar gedrag als professional (naar je communicatie en samenwerking met
anderen? Naar je rol als hulpverlener, docent, marketeer, ...?)
- Maatschappij -> Wat betekent een en ander voor je kijk op maatschappelijke kwesties? Denk aan
rechtspraak, onderwijs, de verzorgingsstaat, etc.
4 vragen binnen de ethologie:
- Wat is de directe oorzaak van het gedrag?
- Hoe ontwikkelt gedrag zich tijdens het leven van een organisme?
- Wat is de functie van het gedrag voor overleving?
- Wat is de evolutionaire geschiedenis van gedrag?
Vb. eendjes -> de beweging van de moeder roept het gedrag op, na een aantal maanden neemt het
gedrag af, het gedrag zorgt ervoor dat ze dichter bij de moeder blijven waardoor er een grotere kans
op overleving is en hetzelfde gedrag is te zien bij andere vogelsoorten die een gemeenschappelijke
voorouder met de eend hebben.
Uitgangspunten van de biologische psychologie (nature)
, - De mens is ‘een beschreven blad’. Al bij de conceptie wordt de erfelijke bagage, het DNA, van
een mens vastgelegd. Deze bepaalt of beïnvloedt – daarover lopen de opvattingen binnen
deze stroming uiteen – de gedragsmogelijkheden van de mens.
- Gedrag en gedachten, emoties en motieven hangen altijd samen met biologische processen
in het lichaam. Zo kan gedrag worden veroorzaakt door een virus, een erfelijk gen, een
celafwijking, en een teveel of tekort aan hersen- en lichaamsstofjes zoals neurotransmitters
en hormonen.
- De hersenen zijn het belangrijkste orgaan bij het sturen van gedrag, gedachten, emoties enz.
Zonder hersenen is gedrag onmogelijk.
- Mensen zijn het product van een langdurige evolutionaire geschiedenis. Gedrag van mensen
kan begrijpelijk gemaakt worden door het te plaatsen binnen de evolutie.
Evolutionaire psychologie (nurture):
- Hersenen zijn net als alle andere onderdelen van het lichaam, de uitkomst van een
evolutionair proces.
- Daaruit volgt dat, al is iedereen uniek, ieders geest ook kenmerken heeft die terug te vinden
zijn bij alle andere mensen. Deze worden d.m.v. natuurlijke selectie (Darwin) doorgegeven
van generatie op generatie omdat ze helpen bij overleving en voortplanting.
- Deze universele kenmerken van de menselijke geest, psychologische adaptaties, zorgen
ervoor dat onze gedragsmogelijkheden gereduceerd worden tot een beperkt aantal acties.
- Psychologische adaptaties zijn complex, bestaan uit verschillende onderdelen, zijn
functioneel gespecialiseerd en talrijk, snel, automatisch en onbewust.
- Massive modularity hypothesis: het brein is een collectie van instincten die geadapteerd is
om evolutionair significante problemen oplossen. (snel en gepast reageren op een slang of
ontrouwe partner)
Darwin’s theorie (natuurlijke selectie) -> survival of the fittest: Die dieren die het beste zijn aangepast
aan hun natuurlijke omgeving, zullen het gemakkelijkst voedsel kunnen vinden, zich beter kunnen
verdedigen tegen aanvallers, beter bestand zijn tegen parasieten en soepeler weten om te gaan met
de eisen van het klimaat en meer gezonde nakomelingen produceren dan minder goed aangepaste
soortgenoten. De natuurlijke selectie die optreedt door het overleven van het nageslacht van de best
aangepaste binnen een populatie
o Adaptaties (kenmerken die bijdragen aan overleving en reproductie) van eigenschappen die
niet bijdragen aan overleving en voortplanting zijn onderscheiden door:
▪ Complex van aard
▪ Bestaan uit verschillende onderdelen
▪ Werken automatisch
▪ Hebben een duidelijke functie, een taak kunnen ze heel goed, maar de andere
taken helemaal niet.
o Seksuele selectie: dieren die niet goed zijn aangepast overleven alsnog (pauw). Vrouwen
willen sterkste/mooiste mannetje. Moet zo goed mogelijke kansen hebben om zich
verder voort te planten. Doordat vrouwen de mooiste mannen worden geselecteerd
blijven mooie soorten voortbestaan(pauw) -> handicap principle.
o Seksuele dimorfisme: seksuele selectie heeft meer invloed op uiterlijk en gedrag van
mannetjes dan op vrouwtjes (pauw). Mooiste blijven over. Een verklaring hiervoor is dat het
vrouwtje het grootste aandeel heeft in de voortplanting en zich dus niet mooier voor hoeft te
doen, het mannetje daarentegen wil uitgekozen worden door een vrouwtje en moet hier dus
zijn best voor doen.
Seksuele selectie selecteert dus andere eigenschappen dan natuurlijke selectie. Het is een minder
universeel principe dan natuurlijke selectie, omdat het voor de meest voorkomende soorten op aarde
(bacteriën en virussen) niet op gaat.
Na Darwin:
, o Meer inzicht in erfelijkheid
o Onderzoek naar de adaptieve waarde van diergedrag = ethologie
▪ Imprinting: een vorm van gedrag dat niet aangeleerd kan zijn (bv. vogels die het
eerste wat ze zien volgen en zien als hun moeder)
▪ Inclusive fitness: het directe eigen succes wat betreft voortplanting (met 5 kinderen
heb je een grotere fitness dan met 2). Ook zonder kinderen kan je je genen
doorgeven. Iemand die zelf geen kinderen heeft, maar wel de vijf kinderen van zijn
zus helpt heeft een grotere inclusive fitness dan iemand met twee kinderen en die de
kinderen van zijn zus niet helpt.
Dit leidde ertoe dat het evolutionaire proces niet draait om overleven, maar om
het doorgeven van genen aan de volgende generatie.
o Vergelijkende psychologie: gedrag van mens en dier vergelijken
▪ Cumulatieve cultuur: we nemen niet alleen dingen van elkaar over maar brengen
ook verbeteringen aan.
▪ Shared intentionality: samen iets doen en bereiken (elkaar helpen om iets te
verbeteren). Dit zorgt er o.a. voor dat wij mensen een cumulatieve cultuur hebben en
dieren niet.
▪ Cognitieve archeologie: op basis van vondsten een beeld vormen van voorouders.
Er is heel weinig bekend over mensen uit de allereerste jaren (missing link).
Kritiek:
o Massive-modularity-hypothese: adapties zijn talrijk en verlopen snel, automatisch en onbewust.
Hier is veel kritiek op, zo zou deze hypothese impliceren dat ons gedrag hoofdzakelijk wordt bepaald
door aangeboren instincten, ook zou het te ouderwets zijn.
o Naturalistic fallacy: hierbij wordt ervanuit gegaan dat een wetenschappelijke bevinding ook
betekent dat onze samenleving zo georganiseerd hoort te zijn. Bijv. sekseverschillen, het hoeft niet te
betekenen dat psychologen van mening zijn dat deze in stand gehouden moeten worden als ze wel
de bevinding doen dat de verschillen er zijn.
o Weinig kennis over epigenetica: het tot expressie komen van genen in samenspel met de
omgeving, niet de genen zelf veranderen, maar er wordt iets bovenop de genen geplaatst waardoor
het effect van de genen veranderen.
Ons brein in een notendop:
Bij al onze gedragingen, gewaarwordingen, ervaringen, gedachten en gevoelens is ons brein
betrokken.
Neuronen = zenuwcellen -> basiselement van het zenuwstelsel. Het aanmaken hiervan heet
neurogenese, alcoholgebruik beïnvloedt dit. Als er tijdens de zwangerschap alcohol gedronken wordt
kan dit leiden tot het foetale alcoholsyndroom, dit wordt gekenmerkt door mentale retardatie,
hyperactiviteit, verminderde alertheid en motorische problemen. Neuronen kunnen ook nog
aangemaakt worden gedurende het hele leven, deze worden gebruikt om nieuwe informatie te
onthouden.
Typen neuronen:
- Sensorische neuronen -> zorgen dat de hersenen informatie ontvangen over de buitenwereld
en het lichaam.
- Motorische neuronen -> zorgen voor de uitvoering van ‘bevelen’ die vanuit de hersenen
komen.
- Interneuronen -> dragen informatie over tussen neuronen. Bijv. een sensorisch neuron
ontvangt informatie uit de omgeving en draagt die over aan een interneuron, die het
doorstuurt naar een motorisch neuron.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jis2001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.10. You're not tied to anything after your purchase.