100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Journalism Studies Journalistiek $7.52
Add to cart

Summary

Samenvatting Journalism Studies Journalistiek

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

In dit document wordt onder andere het boek 'Communicatiekaart van Nederland' besproken. De hoofdstukken 1 en 2, 4 t/m 6 en 11 komen aan bod. Daarnaast wordt het eerste hoofdstuk van het boek 'Basisboek Journalistiek besproken. Als laatste wordt er extra achtergrond informatie gegeven vanuit wer...

[Show more]

Preview 4 out of 52  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1/2 en 4 t/m 6 en 11
  • January 26, 2023
  • 52
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
JOURNALISM STUDIES
Communicatiekaart van Nederland
Hoofdstuk 1. Kranten en nieuwsmerken
1.1 Geschiedenis
 Eerste kranten uit 17e eeuw  ontwikkeling liep komende twee eeuwen langzaam want papier
was duur door belasting, daarnaast ontbrak techniek om snel veel kranten te drukken
 overheid had veel controle en weinig mensen konden lezen.
 In 1848 werd vrijheid van drukpers vastgelegd in de Grondwet, in 1869 werd de belasting op
drukken afgeschaft en de rotatiepers werd ontwikkeld  hierdoor een grote ontwikkeling in
kranten.
 In eerste helft van de 19e eeuw vooral dagbladen voor de gegoede burgerij  tweede helft van
19e eeuw werden kranten soms dagelijks gedrukt en er kwamen meer dagbladen bij
 tijdens verzuiling veel kranten, een krant per zuil (Volkskrant, Het Volk, De Standaard).
 Tijdens WOII grote ‘sanering’  kranten werden verboden door Duitsland of stopten zelf
 daarnaast ook verzetskranten (Trouw, Parool)  na de oorlog werd de pers ‘gezuiverd’
 voormalig illegale kranten kwamen aan het licht en werden verboden, kranten die
verboden werden door Duitsland werden weer toegelaten.
 In jaren 60 was duidelijk dat veel kranten het niet redden  landelijk bleven er een paar grote
titels over en regionaal moesten ze het doen met één of twee kranten  vanaf jaren 90 liepen
de aantallen weer op.


1.2 Dagbladen
 In Nederland landelijke, regionale en gratis dagbladen  vanaf 2000 enorme daling van alle
soorten dagbladen  bijna alle kranten zijn ochtendkranten, zondags- en sportdagbladen
hebben we niet in Nederland.
 In jaren 80 werden meer dan 70 kranten uitgegeven per 100 mensen  dekkingspercentage
van boven de 70  dat ligt nu op 31.
LANDELIJKE DAGBLADEN
 Nederland heeft 9 landelijke dagbladen  Telegraaf en AD populaire dagbladen, omschrijven
de gemiddelde Nederlander  NRC, Volkskrant en Trouw vaak hogere inkomens en
opleidingscategorieën.
REGIONALE DAGBLADEN
 In Nederland 17 regionale titels  kopbladen niet meegerekend (edities van een krant die in
een deel van het land onder eigen naam verschijnt).
GRATIS DAGBLADEN
 Gratis kranten verschijnen vijf keer per week en worden vooral verspreid in het openbaar
vervoer  in Nederland geen gratis dagbladen meer.


1.3 Nieuws- en huis-aan-huisbladen
 Een nieuwsblad verschijnt tenminste één keer per week in een plaats of gemeente op
abonnementsbasis  nieuwsbladen houden zich bezig met berichtgeving uit eigen plaats of
gemeente.
 Een nieuwsblad ligt tussen een dagblad en een gratis huis-aan-huisblad in  concurrentie
met huisbladen zijn heftig  huisbladen worden in een bepaald gebied gratis verspreid.

, Dagbladuitgevers hebben een groot deel van de huis-aan-huisbladenmarkt in handen.


1.4 De lezers
 Dagbladen zijn afhankelijk van lezers en adverteerders  minders lezers betekent op korte
termijn minder inkomsten uit abonnementen en losse verkoop  op lange termijn minder
inkomsten uit advertenties.
 In 2017 haalden dagbladen nog 20% van de inkomsten uit advertenties, begin van de eeuw
was dat nog meer dan 50%.


1.5 Uitgevers
 In 2018 zijn er 7 uitgevers, in 1980 waren dit er nog 25  de daling komt vooral omdat er
uitgeefconcerns ontstonden en De Telegraaf regionale kranten kocht.
 Nederlandse markt wordt gedomineerd door De Persgroep en Mediahuis (beide Belgisch)
 uitgevers zijn ook op andere terreinen actief, ze bezitten kranten in andere landen of
radiostations en websites.
 Pluriformiteit: een kleiner aantal uitgevers of minder zelfstandige redacties kan lijden tot
minder verschillende stemmen en stromingen in dagbladen  het kan ook dan de
overblijvende dagbladen intern pluriformer worden  ze bieden meer ruimte voor
verschillende opinies en opvattingen.
 De advertentieomzet van dagbladen is extreem conjunctuurgevoelig  gaat het slechter met
de economie, dan is dat gelijk te merken  abonnementenverkoop is minder
conjunctuurgevoelig.


1.6 Digitalisering
 Het Financieel Dagblad was de eerste krant die zich expliciet uitliet over een afscheid van
print  NRC heeft dit scenario ook klaarliggen.
 Dagelijks online en in het weekend print lijkt de nieuwe standaard te worden  uitgevers zijn
druk bezig met websites, tabletkranten, premiumaanbod en promotie via sociale media.
 Paywall: op websites zijn niet alle stukken gratis te lezen  bij sommigen is alleen het begin te
zien en moet je inloggen (abonnees), een los stuk kopen of een ‘dagpas’ aanschaffen.
 Een andere manier is het laten inloggen van gebruikers en ze gratis toegang te geven tot een
bepaald aantal artikelen per maand  met de inloggegevens kunnen ze later benaderd
worden.
 Een keiharde ‘paywall’ is ongebruikelijk in Nederland  het heeft geen zin artikelen achter
een slot te zetten terwijl ze overal al gratis te lezen zijn.
 Dagbladen bieden replica’s van kranten aan die te lezen zijn op een tablet of pc  daarnaast
bieden ze ook nieuws-apps voor abonnees die qua vormgeving afwijkt van de traditionele
krant.
 Om lezers te lokken worden sociale media zoals Facebook en Twitter ingezet  informatie
over gebruikers kan gebruikt worden om zo de juiste artikelen aan te bieden waardoor ze
sneller gelezen en gekocht worden.
 Kranten maken ook steeds meer gebruik van video en audio  podcasts zijn in opkomst
 daarnaast is video makkelijk te maken met digitale apparatuur en zijn reclame-inkomsten
makkelijk te genereren.


1.7 Brancheorganisaties
 NDP Nieuwsmedia is de belangenorganisaties van dagbladuitgevers  alle Nederlandse
dagbladen zijn lid van NDP, terwijl ook omroepen en enkele tijdschriften zich hebben
aangesloten.

, NNP is de organisatie van uitgevers van nieuwsbladen (zowel betaald als gratis)  niet alle
uitgevers zijn bij de organisatie aangesloten.
 Voor de huis-aan-huisbladenmarkt bestaat geen centrale organisatie  sommigen zijn
aangesloten bij de NNP en de grootste uitgevers laten samen bereiksonderzoek doen.


1.8 Wet- en regelgeving
 In Nederland nauwelijks wetgeving die specifiek gericht is op de pers  op gebied van
persconcentratie geld dezelfde regeling als voor overige Nederlandse markten
 De Mededingingswet  belangrijke fusies moeten worden gemeld, terwijl kartels en
misbruik van een economische machtsposities verboden zijn.
 Daarnaast voor de bescherming van pluriformiteit bestaat het Stimuleringsfonds voor de
Journalistiek  de organisatie verstrekt subsidies aan individuele media en stuurt vooral op
innovatie.
 In 1993 werd de Code voor Dagbladconcentraties getekend door de NDP en
dagbladondernemingen  dit is geen wet maar zelfregulatie  dagbladconcentraties leiden
tot een marktaandeel van een derde of meer van de totale oplage, zouden volgens deze code
vermeden moeten worden.


1.9 Ontwikkelingen
 De positie van betaalde papieren dagbladen is verzwakt in de afgelopen jaren  dit heeft als
gevolg dat adverteerders bepaalde doelgroepen steeds moeilijker kunnen bereiken via die
dagbladen.


Hoofdstuk 2. Magazines, print en online
 Nederland heeft nog steeds een groot aanbod tijdschriften  glossy’s, vrouwenbladen,
lifestyle-magazines, roddelbladen, jeugdbladen, etc.  concurreren niet alleen met elkaar,
maar ook met online  iedereen kan makkelijk dingen online opzoeken en koopt minder snel
een tijdschrift.
 Het onderscheid tussen platformen vervaagt  veel ‘papieren’ magazines hebben een
website, die soms zelfs meer lezers trekt dan de papieren versie.
 Kranten lijken op papier hetzelfde als online  bij tijdschriften is dit anders, vaak een andere
inhoud of functie van de website.
 De Magazine Media Associatie (MMA) is de brancheorganisatie voor multimediale
magazinemerken  hier zijn 30 uitgevers bij aangesloten en geven ruim 130 online en print
merken uit.
 De groep Media Vak en Wetenschap (MVW) zijn ruim 40 uitgevers lid en geven honderden
merken uit.
 De onderzoeksorganisatie Nationaal Onderzoek Multimedia (NOM) meet de oplage van 170
publiekstijdschriften en ruim 50 vakbladen.


2.1 Geschiedenis: Politiek, Sensatie, Ontspanning
 Afschaffing dagbladzegel, vrijheid van drukpers, urbanisatie, politieke emancipatie,
terugdringing van het analfabetisme en verbeterde druktechnieken zorgen voor een opbloei
in de tijdschriftenmarkt aan het einde van de 19e eeuw  de ontwikkeling volgt de verzuilde
lijnen  elke politieke richting en geloofsovertuiging heeft een eigen media.
 Door verbeterde technieken ontstaat het geïllustreerde tijdschrift met foto’s  bekende titels
eerste helft 20e eeuw zijn Panorama, Het Leven en De Prins.

,  In WOII zijn alleen algemene of pro-Duitse balden toegestaan en sommige tijdschriften gaan
noodgedwongen ondergronds  daarnaast worden er illegale tijdschriften opgericht (Vrij
Nederland).
 Aan het eind van jaren 50 begint de verzuiling te verzwakken  er is meer behoefte aan vrije
tijd, welvaart en ontspanning  hierdoor worden bladen gedwongen zich opnieuw te
oriënteren op hun doelgroep en inhoud  daarnaast ontstaan er nieuwe bladen, gericht op
nieuwe doelgroepen.

 De geschiedenis kan goed geïllustreerd worden aan de hand van de ontwikkelingen van VNU,
een uitgever die in 1964 ontstaat.
 Ze maken tijdschriften voor elke generatie en elke doelgroep  Nieuwe Revu, Donald Duck,
Libelle, Story, Marie Claire, Playboy, Autoweek, Ouders van Nu, etc.
 In 2011 neemt Sanoma, een Fins bedrijf, VNU over  na een ‘strategische heroriëntatie’ in
2014 gaat de uitgever zich focussen op een beperkt aantal merken en sponsored magazines.
 Na jarenlange concentratie komt er langzaam weer ruimte voor nieuwe (kleinere) uitgevers,
de markt is minder geconcentreerd.
 Sanoma is nog steeds de grootste uitgever in Nederland, maar een stuk kleiner dan
voorheen.
 Tijdschriften hebben vaak ook een tabletversie en websites met nieuws, fora en webshops
 daarnaast hebben uitgevers standalone websites  Sanoma heeft bijvoorbeeld
Belegger.nl, Startpagina.nl en Nu.nl.


2.2 Tijdschriften en Tijdschriften: Indelingscriteria
 Door de vele titels is het lastig om goed, elkaar uitsluitende indelingscriteria te vinden  er is
genoeg criteria (doelgroep, type inhoud, verschijningsinterval, prijs), maar ze geven geen
overzichtelijk beeld.
 Verschijningsinterval: Het verschijningsinterval van tijdschriften is verschillend  de
ondergrens van hoe vaak per jaar een tijdschrift uit moet komen is onduidelijk  overheid
gaat voor de btw uit van minimaal 4 keer per jaar.
 Redactionele zelfstandigheid: In hoeverre is de redactie autonoom?  in de praktijk is het
moeilijk vast te leggen hoeveel een redactie verbonden is aan afspraken bij eigenaren of
adverteerders  sponsored magazines zijn zeker niet zelfstandig.
 Uitgaan van de doelgroep: in 1987 een indeling ontwikkeld door Van den Brink:
 Wetenschappelijke tijdschriften (Tijdschrift voor Communicatiewetenschap)
 Vak-/professionele tijdschriften (Architect of Adformatie)
 Special-interestbladen (Groei & Bloei of Railhobby)
 Publieksbladen (Libelle of Nieuwe Revu)
 De NOM en Mediafederatie onderscheiden vakbladen en publieksbladen  vak- en
wetenschappelijke tijdschriften worden samengevoegd.
 Doelgroep en type inhoud meest gehanteerde criteria  deze hangen samen omdat de
doelgroep wordt omschreven in termen van gedeelde interesses.


2.3 Wetenschappelijke Bladen en Vakinformatie
 De markt van wetenschappelijke bladen is internationaal, de meesten verschijnen in het
Engels  in Nederland belangrijke uitgevers gevestigd (Elsevier, Kluwer Academic Publishers).
 De positie van wetenschappelijke uitgevers is sterk  bibliotheken klagen over verhoogde
prijzen, maar kunnen het niet veroorloven de abonnementen op te zeggen.
 Universiteiten betalen wetenschappers, die artikelen leveren aan tijdschriften (soms gratis of
ze betalen ervoor)  wetenschappers vragen weer de hoofdprijs aan diezelfde universiteiten.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurasmeenge. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.52. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.52
  • (0)
Add to cart
Added