Samenvatting van het boek 'Wat heet Wetenschap?' van Chalmers. Geschreven voor het vak Wetenschapsfilosofie van de Bachelor Criminologie jaar 2 blok 3 in het jaar . In de samenvatting staan tevens dingen uit de hoorcolleges en kennisclips opgenomen.
Week 1
H1 Wetenschap als uit de ervaringsfeiten afgeleide kennis
‘Wetenschap is afgeleid uit feiten’
Niet helemaal verdedigbaar, maar het is tevens niet helemaal misleidend.
Doel: formuleren van een beter verdedigbaar standpunt.
Wetenschap moet gebaseerd zijn op wat we kunnen zien, horen en aanraken, en dus niet op
persoonlijke meningen en denkbeelden. Kennis is objectief en betrouwbaar als de feiten ons leiden
naar de wetten en theorieën van waaruit de wetenschap ontstaat.
Davies (1968): wetenschap is een structuur die gebouwd wordt op feiten!
Anthony (1948): wetenschappelijke kennis is gebaseerd op feiten, verkregen door waarneming en
experimenten.
Begin 17e eeuw: begin van de moderne wetenschap.
Waarnemingsfeiten werden gezien als betrouwbare basis van de wetenschap. Voorheen was
kennis vooral gebaseerd op autoriteit (van Aristoteles en de Bijbel).
Deze autoriteit werd in twijfel getrokken door het uitvoeren van experimenten, o.a. door
Galilei.
Galilei: weerleggen van Aristoteles’ bewering dat een zwaarder voorwerp eerder de
grond zou raken dan een lichter voorwerp’.
Klopt niet; ze raken beide op hetzelfde moment de grond.
2 scholen -> ‘wetenschappelijke kennis is afgeleid uit feiten’
- Empirisme, zoals Locke, Hume & Berkeley.
Inhoud: kennis moet worden afgeleid uit ideeën die d.m.v. zintuigelijke waarneming in de
geest zijn opgenomen.
- Positivisme, zoals Comte.
Delen hetzelfde idee als de empiristen, maar de definitie van ‘feiten’ is ruimer en minder
psychologisch georiënteerd.
1920: logisch positivisme = aandacht besteden aan de logische vorm van de relatie tussen
wetenschappelijke kennis en de feiten.
Overeenkomst empirisme en positivisme:
Wetenschappelijke kennis moet op de een of andere manier worden afgeleid uit de feiten die door
waarnemingen worden vastgesteld.
2 problemen:
1) Heeft betrekking op de aard van de feiten en de manier waarop wetenschappers daar
toegang toe horen te hebben.
2) Hoe worden wetten en theorieën afgeleid uit deze feiten?
3 aannames bij dat ‘feiten de basis van wetenschap vormen’:
1. Feiten zijn via zintuigen direct toegankelijk voor nauwkeurige en onbevooroordeelde
waarnemers.
2. Feiten gaan vooraf aan theorie en zijn daarvan onafhankelijk.
3. Feiten vormen een stevig en betrouwbaar fundament van wetenschappelijke kennis.
Elke uitspraak brengt problemen met zich mee.
Zien is geloven
Het gezicht is het belangrijkste zintuig -> belangrijk voor de waarneming van feiten.
,Werking van het oog: netvlies vormt een scherm waarop beelden worden gevormd van de
voorwerpen die zich buiten ons bevinden. De lichtstralen van dit voorwerp vallen op onze lens. De
lens breekt deze lichtstralen waardoor deze samenkomen op een brandpunt op het netvlies,
waardoor het beeld van het voorwerp wordt gevormd.
Suggereert 2 dingen:
Kennis over bepaalde feiten over de wereld zijn voor de waarnemer direct
toegankelijk, in zoverre dat de hersenen tijdens het zien van een voorwerp, dit
voorwerp registreren.
o Een ervaren waarnemer heeft een andere ervaring dan de onervaren
beginner.
Een waarneming komt dus niet enkel direct via de zintuigen tot
stand!
2 normale waarnemers, die vanaf dezelfde plaats naar eenzelfde object kijken,
nemen hetzelfde waar
Deze opvatting is echter misleidend!
Visuele ervaring wordt niet enkel door object bepaald
Hanson (1958): bij het zien gaat het om meer dan alleen wat het oog
bereikt.
Een object kan op verschillende manieren worden waargenomen.
Denk aan bv zo’n plaatje waarbij men tussen de bomen een
gezicht kan herkennen (je kan zowel de bomen als het gezicht
zien).
Het lijkt erop dat wat iemand ziet, afhankelijk is van ervaringen uit
het verleden.
Voorbeeld: pas na enkele keren weet een microscopist hoe hij
celdelingen moet bestuderen en dat ze bestaan. Een beginner
heeft hier geen weet van. Dit leert men door ervaring waar te
nemen.
Een waarnemer heeft uitsluitend contact met zijn ervaringen.
Deze ervaringen veranderen naarmate men kennis en verwachtingen
krijgt. Hierdoor wordt bepaald hoe men een voorwerp waarneemt
en ervaart.
Volgens Chambers staat wel vast dat er een unieke, fysieke wereld bestaat die we min of meer met
z’n allen waarnemen. Zo zien verschillende wetenschappers in zekere zin bv dezelfde microscoop,
maar dit maakt nog niet dat de waarnemingservaring ook hetzelfde is.
Waarneembare feiten verwoord als uitspraak
Betekenis van ‘feit’ is dubbelzinnig:
- Verwijzing naar een uitspraak die een feit onder woorden brengt
- Stand van zaken waarnaar een uitspraak verwijst.
Een onderscheid hiertussen is noodzakelijk! Ook het volgende onderscheid is noodzakelijk:
- Uitspraken over feiten
- Waarneming die ertoe kan leiden dat een uitspraak als feit wordt aanvaard.
Een waarneming op zichzelf draagt niet bij aan de wetenschap. Pas de formulering van
uitspraken en deze beschikbaar maken voor anderen, leiden tot een bijdrage aan de
wetenschap.
Zo’n waarnemingsuitspraak kan pas ontstaan na het ontstaan van een conceptueel kader.
Bv een botanicus die in staat is meerdere feiten te verzamelen dan een leek kan waarnemen
en formuleren. Reden: botanicus heeft een gedetailleerd conceptueel kader, de leek niet.
Kennis is een belangrijk onderdeel voor het formuleren van waarnemingsuitspraken.
Feiten kunnen pas worden vastgesteld na het opdoen van kennis en ervaring.
,Stap 1: vaststellen van feiten.
Stap 2: stel een bijpassende theorie op.
Onmogelijk te handhaven, want kennis is een belangrijk deel van de waarnemingsbeelden.
Om een bijdrage te kunnen leveren aan de wetenschap, moet kennis beschikbaar zijn over
dat specifieke onderwerp waaraan we een bijdrage willen leveren.
Oplossing: laten vallen van de eis dat het vaststellen van feiten voorafgaat aan de opstellen van een
theorie.
Kennis vormt de leidraad bij het zoeken naar relevante waarneembare feiten.
Dit zegt echter nog niks over de waarheid/juistheid van een uitspraak.
Er is dus gebleken dat verschillende waarnemers niet per se hetzelfde waarnemingsbeeld verkrijgen
als wordt gekeken naar eenzelfde object. Dit kan leiden tot eventuele meningsverschillen omtrent
waarneembare feiten.
Duidt op problemen m.b.t. de betrouwbaarheid van waarnemingen, als basis van
wetenschap.
O.a. door Galilei is aangetoond dat kennis en technologie het mogelijk maken een
waarnemingsfout te corrigeren.
Feiten die door waarnemingen zijn vastgesteld zijn feilbaar en dus vatbaar voor
verbetering. Ook de kennis die men tracht te hebben is feilbaar.
Kortom, problemen bij de uitspraak ‘Wetenschap is afgeleid uit feiten’:
- Waarnemingsbeelden worden beïnvloed door de achtergrond en verwachtingen van
waarnemers.
- Oordelen over de waarheid van waarnemingsuitspraken is afhankelijk van de bestaande
kennis en ervaringen van waarnemers.
Duidt op een minder directe en hechte basis van waarnemingen op wetenschap dan men
aanvankelijk dacht.
H4 Theorieën afleiden uit de feiten: inductie
Hoe kan wetenschappelijke kennis uit feiten worden afgeleid?
Feiten vaststellen -> bijpassende theorie opstellen -> wetenschappelijke kennis.
ONZINNIG!!!!
Het draait er namelijk om in hoeverre de feiten de theorie bekrachtigen!
Logisch gezien: theorie kan worden afgeleid uit de feiten. -> onmogelijk te staven.
Basiskenmerken van logisch redeneren:
- Als de premissen waar zijn, moet de conclusie ook waar zijn.
Voorbeeld:
1. Alle boeken over filosofie zijn saai (= premisse 1)
2. Dit boek is een boek over filosofie (= premisse 2)
3. Dit boek is saai (= conclusie)
Hieruit volgt dat als premisse 1 en 2 waar zijn, punt 3, dus de conclusie, ook automatisch
waar moet zijn. Beredeneren dat premisse 1 en 2 waar zijn, en punt 3, de conclusie, niet
waar is, duidt op een tegenspraak.
Voorbeeld 2:
1. Veel boeken over filosofie zijn saai
2. Dit boek gaat over filosofie
3. Dit boek is saai
, Geen logische redenering, want punt 3 volgt niet noodzakelijk uit punt 1 en 2. Het kan
namelijk zijn dat juist dit een filosofisch boek is, die niet saai is.
Kortom, een ongeldige redenering.
Voorbeeld van een logische deductie, met onjuiste premissen:
1. Alle katten hebben 5 poten (onjuist)
2. Bugs Pussy is mijn kat (onjuist)
3. Bugs Pussy heeft 5 poten
Logica alleen is niet de enige bron van nieuwe waarheden. Slechts als we zeker weten dat
onze premissen waar zijn, kunnen we er zeker van zijn dat alles wat er logisch uit kan worden
afgeleid, ook juist is.
Hieruit kan worden opgemaakt dat wetenschappelijke kennis niet kan worden afgeleid uit de feiten,
als afleiden wordt opgevat als logisch deduceren.
- Wetenschappelijke kennis heeft betrekking op algemene uitspraken (bv ‘metaal zet uit bij
verhitting’) (ofwel, het is altijd zo).
- Waarnemingsfeiten/experimentele bevindingen = specifieke uitspraken over een toestand
op een specifiek moment (= enkelvoudige uitspraken) (bv ‘de lengte van de koperstaaf nam
toe bij verhitting’).
Echter, over hoeveel waarnemingen we ook beschikken, er bestaat geen logische waarborg dat een
stukje metaal een keer krimpt bij verhitting.
Russell: kalkoen bij de fokkerij werd op een ochtend om 9 uur gevoerd en dit herhaalde zich voor
weken. Kalkoen concludeerde dat hij elke ochtend om 9 uur werd gevoed. Deze conclusie bleek
onwaar, want op kerstavond werd hij geslacht. De premissen waren juist, maar de conclusie niet.
Ongeldige logica.
Inductieve redenering = op grond van een aantal specifieke waarnemingen komen tot een algemene
regel. De premissen zijn waar, maar de conclusie hoeft niet per se waar te zijn.
Je kunt slechts een beperkt aantal gevallen onderzoeken. Niet alle gevallen ter wereld
kunnen worden onderzocht. Er kunnen bv ook zwarte zwanen bestaan, terwijl jij o.b.v. je
observaties hebt geconcludeerd dat ‘alle zwanen wit zijn’.
Deductieve redenering = uit gegeven uitspraken worden andere uitspraken logisch afgeleid.
Dat een redenering logisch is, wil nog niet zeggen dat die waar is.
Premissen leiden niet tot nieuwe waarheden -> vertelt ons enkel dat als de premissen waar
zijn, de conclusie ook waar is.
Een inductieve afleiding van algemene wetten uit specifieke gevallen is enkel geoorloofd indien…
- Het aantal waarnemingsuitspraken dat ten grondslag ligt aan de generalisatie, groot genoeg
is.
Dus niet slechts o.b.v. 1 geval een algemene uitspraak doen (niet geoorloofd) =
overhaaste conclusie.
Probleem: Hoeveel gevallen zijn ‘goed genoeg’ om te onderzoeken?
Benoeming van een aantal is volstrekt willekeurig, ongepast om te eisen dat het aantal
waarnemingen ‘groot’ is. Bv bij het meten van de invloed van een atoombom.
- De waarnemingen herhaald moeten worden onder een grote verscheidenheid aan
voorwaarden.
Ofwel de onderzochte gevallen, waarop de generalisatie berust, moeten onder
verschillende condities worden onderzocht. Kijken of dezelfde conclusie zich voordoet.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannevdstel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.