21 oefenvragen voor kennistoets Generiek H-1 PP-fase
Flashcards21 Flashcards
$3.770 sales
Flashcards21 Flashcards
$3.770 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Legt OGO de nadruk op groepsontwikkeling en samenwerking van kinderen?
Answer: Ja, OGO, wat staat voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs, legt de nadruk op groepsontwikkeling en samenwerking van kinderen. OGO is een pedagogische benadering die zich richt op het bevorderen van de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en het stimuleren van samenwerking in groepsactiviteiten. Het benadrukt het leren van en met elkaar in een groepsomgeving en moedigt kinderen aan om samen te werken, problemen op te lossen en sociale vaardigheden te ontwikkelen. Hierdoor staat groepsontwikkeling en samenwerking centraal in het OGO-onderwijsmodel.
2.
Wordt er in Montessori-onderwijs vaak gewerkt met gestandaardiseerde leerboeken en lessen?
Answer: Nee, Montessori-onderwijs staat doorgaans niet bekend om het gebruik van gestandaardiseerde leerboeken en traditionele lessen. In Montessori-scholen wordt de nadruk gelegd op individueel leren, exploratie en hands-on ervaringen. In plaats van gestandaardiseerde leerboeken en traditionele lessen, maken Montessori-leraren vaak gebruik van speciaal ontworpen leermaterialen en activiteiten die de nieuwsgierigheid en onafhankelijkheid van de leerlingen stimuleren. De nadruk ligt op het volgen van de interesses van de kinderen en het bevorderen van zelfstandigheid en zelfontdekking, wat verschilt van traditioneler onderwijs.
3.
Is de \\\\\\\\\\\\\\\"zone van naaste ontwikkeling\\\\\\\\\\\\\\\" een concept dat betrekking heeft op de mate van zelfstandigheid van een kind bij het werken aan een taak?
Answer: Nee, de \\\\\\\\\\\\\\\"zone van naaste ontwikkeling\\\\\\\\\\\\\\\" (zone of proximal development, ZPD) heeft geen directe betrekking op de mate van zelfstandigheid van een kind bij het werken aan een taak. Het verwijst eerder naar het verschil tussen wat een kind kan bereiken met de juiste begeleiding en wat het alleen kan bereiken. Het gaat om het gebied waarin leren het meest productief is, omdat het kind met de juiste begeleiding en ondersteuning een taak kan uitvoeren die het anders niet zelfstandig zou kunnen volbrengen. Het heeft meer te maken met de interactie tussen het kind en een bekwame begeleider dan met de zelfstandigheid van het kind.
4.
Verwijst de \\\\\\\"zone van actuele ontwikkeling\\\\\\\" naar het niveau waarop een kind zonder hulp van anderen kan werken?
Answer: Nee, de \\\\\\\"zone van naaste ontwikkeling\\\\\\\" (zone of proximal development, ZPD) verwijst niet naar het niveau waarop een kind zonder hulp van anderen kan werken. Het verwijst naar het verschil tussen wat een kind kan doen zonder hulp en wat het kan bereiken met de juiste begeleiding en ondersteuning van een meer bekwame persoon, zoals een leraar of ouder. Het is het gebied waarin leren het meest productief en effectief is, omdat het kind bepaalde taken nog niet zelfstandig kan uitvoeren maar wel met de juiste begeleiding. Het idee is dat de ZPD het potentieel voor groei en ontwikkeling vertegenwoordigt.
5.
Stelt Vygotsky dat het leren van een individu volledig onafhankelijk is van sociale interactie?
Answer: Nee, Vygotsky stelt juist dat het leren van een individu niet volledig onafhankelijk is van sociale interactie. Hij benadrukt het belang van sociale interactie en culturele invloeden in het leerproces. Vygotsky\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\'s theorie van sociaal-cultureel leren suggereert dat cognitieve ontwikkeling plaatsvindt in samenwerking met anderen en dat sociaal leren een cruciale rol speelt in de verwerving van kennis en vaardigheden. Hij geloofde dat interactie met meer bekwame individuen (bijvoorbeeld ouders, leraren of leeftijdsgenoten) het leerproces kan stimuleren en begeleiden.
6.
Bepleit het sociaal-constructivisme dat alle leerlingen dezelfde leerstijlen en behoeften hebben?
Answer: Nee, het sociaal-constructivisme bepleit niet dat alle leerlingen dezelfde leerstijlen en behoeften hebben. In plaats daarvan erkent het sociaal-constructivisme dat individuele leerlingen verschillende leerstijlen, behoeften en achtergronden hebben. Het benadrukt dat leren een sociaal en contextueel proces is waarin individuele verschillen en diversiteit van belang zijn. Leraren die het sociaal-constructivisme omarmen, streven ernaar om leeractiviteiten af te stemmen op de unieke behoeften van hun leerlingen en moedigen samenwerking en interactie aan om betekenisvol leren te bevorderen.
7.
Leert Ausubel\\\'s theorie van betekenisvol leren dat leren effectiever is wanneer nieuwe informatie wordt gelinkt aan bestaande kennis die de leerling al heeft?
Answer: Ja, Ausubel\\\'s theorie van betekenisvol leren stelt inderdaad dat leren effectiever is wanneer nieuwe informatie wordt gelinkt aan bestaande kennis die de leerling al heeft. Hij benadrukt het belang van het opbouwen van betekenisvolle connecties tussen nieuwe informatie en bestaande cognitieve structuren in het geheugen, wat het begrip en het onthouden van de nieuwe informatie bevordert. Dit proces wordt ook wel \\\"kennisintegratie\\\" genoemd.
8.
Moedigt Bruner\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\'s theorie van zelf ontdekkend leren passief leren aan, waarbij leerlingen alleen informatie ontvangen zonder actieve betrokkenheid?
Answer: Nee, Bruner\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\'s theorie van zelf ontdekkend leren moedigt geen passief leren aan waarbij leerlingen alleen informatie ontvangen zonder actieve betrokkenheid. Integendeel, Bruner benadrukt actieve betrokkenheid en participatie van leerlingen bij het leerproces. Zijn theorie moedigt leerlingen aan om zelf actief problemen op te lossen, informatie te ontdekken en te verkennen, en hun begrip te construeren door middel van hun eigen inspanningen en denkprocessen. Het is gericht op het bevorderen van diep begrip en betrokkenheid bij het leren.
9.
Leert Bandura\\\\\\\'s theorie van modelleren in het onderwijs dat leerlingen nieuwe vaardigheden aanleren door het observeren en nabootsen van anderen, zoals leraren en medeleerlingen?
Answer: Ja, Bandura\\\\\\\'s theorie van modelleren in het onderwijs stelt inderdaad dat leerlingen nieuwe vaardigheden aanleren door het observeren en nabootsen van anderen, zoals leraren en medeleerlingen. Dit proces staat bekend als sociaal leren of modelleren, waarbij individuen leren door te kijken naar het gedrag, de acties en de prestaties van anderen in hun omgeving.
10.
In een gedragsstudie werden muizen blootgesteld aan een bepaalde toon telkens wanneer ze voedsel kregen. Na verloop van tijd begonnen de muizen, zodra ze de toon hoorden, te anticiperen op het voedsel, zelfs als het voedsel niet onmiddellijk werd gegeven. Leerde de muizen in het experiment dat klassieke conditionering inhoudt dat een neutrale stimulus (de toon) geassocieerd kan worden met een natuurlijke reflex (het verwachten van voedsel) door herhaalde presentatie?
Answer: Ja, de muizen in het experiment leerden dat klassieke conditionering inhoudt dat een neutrale stimulus (de toon) geassocieerd kan worden met een natuurlijke reflex (het verwachten van voedsel) door herhaalde presentatie. Dit is een kernprincipe van klassieke conditionering, waarbij een oorspronkelijk neutrale stimulus (de toon) geassocieerd wordt met een onvoorwaardelijke reflex (het verwachten van voedsel) door herhaalde blootstelling, waardoor de neutrale stimulus uiteindelijk dezelfde reactie kan oproepen.
Content preview
Onderwerpenlij
Emmers,Sam S.
st Generiek H
en PP fase
Per onderdeel een uitleg
,Inhoud
Het lerende en ontwikkelende kind........................................................................................................3
Ecologische pedagogiek..........................................................................................................................3
Het ecologische model van Bronfenbrenner......................................................................................3
Het balansmodel Bakker.....................................................................................................................3
Groepsdynamica.....................................................................................................................................4
Fase van Tuckman..............................................................................................................................4
Sociale ontwikkeling: Pesten/vriendschappen...................................................................................5
Hechting van Bowlby..........................................................................................................................5
Seksuele ontwikkeling............................................................................................................................6
seksuele ontwikkeling en diversiteit...................................................................................................6
zelfredzaamheid en weerbaarheid.....................................................................................................6
Zelfdeterminatietheorie.................................................................................................................7
attributietheorie.............................................................................................................................7
Behaviorisme..........................................................................................................................................8
Skinner: operante conditionering.......................................................................................................8
Pavlow: klassieke conditionering........................................................................................................8
Bandura: modelleren..........................................................................................................................9
Cognitieve leertheorie..........................................................................................................................10
Bruner: zelf ontdekkend leren..........................................................................................................10
Ausubel: betekenisvol leren............................................................................................................10
Sociaal-constructivisme........................................................................................................................11
leerprincipes.....................................................................................................................................11
Handelingspsychologie.........................................................................................................................11
cultuurhistorische theorie................................................................................................................11
Zone actuele en naaste ontwikkeling...............................................................................................11
Actuele ontwikkeling....................................................................................................................12
Naaste ontwikkeling:....................................................................................................................12
Breinleren.............................................................................................................................................12
Metacognitieve vaardigheden..........................................................................................................12
Executieve functies...........................................................................................................................13
Taxonomie van Bloom en Miller...........................................................................................................13
Bloom en Miller................................................................................................................................13
Onderwijs en opvoeding.......................................................................................................................14
Didactisch handelen.............................................................................................................................14
, Didactisch ontwerp: onderzoekend en ontdekkend leren................................................................14
Didactisch ontwerp: thematisch/verhalend ontwerpen...................................................................14
Didactisch ontwerp: Vakoverstijgend onderwijs ontwerpen en thematischvakgeïntegreerd werken
..........................................................................................................................................................15
Didactisch ontwerp: doelen en evalueren........................................................................................15
Betekenisvolle speelleeromgeving: ontwikkeldoelen.......................................................................15
Instructie en begeleiden van leerprocessen: EDI..............................................................................16
Instructie en begeleiden van leerprocessen: feedbackcyclus...........................................................16
Pedagogisch handelen..........................................................................................................................17
Leiderschapsstijlen en opvoedingsstijlen..........................................................................................17
Systematisch en planmatig werken......................................................................................................17
cyclisch onderwijs ontwerpen..........................................................................................................17
Handelingsgericht werken................................................................................................................18
Visies op opvoeding en onderwijs........................................................................................................18
Montessori.......................................................................................................................................18
Jenaplan............................................................................................................................................19
Freinet.............................................................................................................................................19
Vrije school.......................................................................................................................................19
Dalton...............................................................................................................................................19
EGOO, GO en Reggio Emilia..............................................................................................................19
Technologische ontwikkelingen............................................................................................................20
Digitale geletterdheid: multimediatheorie Mayers..........................................................................20
Digitale geletterdheid: mediawijsheid..............................................................................................20
Informatievaardigheden...................................................................................................................20
computational thinking....................................................................................................................21
ICTbasisvaardigheden.......................................................................................................................21
, Het lerende en ontwikkelende kind
Ecologische pedagogiek
Het ecologische model van Bronfenbrenner
Het ecologisch model van Bronfenbrenner beschrijft hoe mensen worden beïnvloed door hun
omgeving en hoe verschillende niveaus van omgevingen - van directe omgevingen zoals familie en
vrienden tot meer verwijderde omgevingen zoals politieke en sociale structuren - samenwerken om
hun ontwikkeling te beïnvloeden. Het model bestaat uit vijf niveaus:
1. Microsysteem: dit is de directe omgeving
waarin een persoon leeft, zoals de familie,
vrienden, school of werk.
2. Mesosysteem: dit is de interactie tussen
verschillende delen van de directe omgeving,
zoals de interactie tussen school en thuis.
3. Exosysteem: dit zijn omgevingen die invloed
hebben op de directe omgeving, zoals de
politiek of media, maar waar een persoon geen
directe controle over heeft.
4. Macrosysteem: dit zijn bredere culturele en
maatschappelijke structuren, zoals
economische of religieuze systemen.
5. Chronosysteem: dit beschrijft hoe de omgeving
van een persoon verandert over de tijd en hoe
deze veranderingen de ontwikkeling van een persoon beïnvloeden.
Het model van Bronfenbrenner stelt dat de ontwikkeling van een persoon wordt beïnvloed door
interacties tussen deze verschillende niveaus van omgevingen, en dat veranderingen op één niveau
de ontwikkeling op andere niveaus kunnen beïnvloeden.
Het balansmodel Bakker
Het balansmodel van Bakker gaat over het vinden van een balans tussen werk en privéleven. Het
model stelt dat werk en privéleven twee belangrijke domeinen zijn in het leven van een persoon, en
dat een goede balans tussen deze domeinen belangrijk is voor het welzijn en de gezondheid van een
persoon.
Het model bestaat uit drie onderdelen:
1. Resources: deze omvatten zowel fysieke als psychologische bronnen die mensen kunnen
inzetten om hun werk en privéleven te balansen, zoals tijd, energie, zelfdiscipline en sociale
steun.
2. Demands: dit zijn de eisen van werk en privéleven die op een persoon worden gelegd, zoals
werkdruk, verantwoordelijkheden thuis, en sociale verwachtingen.
3. Coping: dit beschrijft de manieren waarop mensen omgaan met de eisen van werk en
privéleven, zoals door stress te verminderen, problemen op te lossen, of door middel van
privé- en werk-interacties.
, Volgens Bakker kan een goede balans tussen werk en privéleven worden bereikt door de demands en
resources in balans te brengen, en door effectieve copingstrategieën te gebruiken. Wanneer een
persoon zich onder druk voelt van zowel werk als privéleven, kan dit leiden tot stress en een gebrek
aan welzijn.
Het balansmodel van Bakker kan in het basisonderwijs worden toegepast door bijvoorbeeld te
werken aan het versterken van de sociale vaardigheden van leerlingen. Dit kan bijvoorbeeld door
leerlingen te leren hoe ze hun tijd efficiënt kunnen indelen, hoe ze prioriteiten kunnen stellen en hoe
ze stress kunnen beheren. Hierdoor leren leerlingen hoe ze een balans kunnen vinden tussen
schoolwerk, vrije tijd en verantwoordelijkheden thuis.
Een andere manier waarop het balansmodel van Bakker kan worden toegepast in het basisonderwijs
is door te werken aan de ontwikkeling van de zelfregulatievaardigheden van leerlingen. Hierdoor
krijgen leerlingen de vaardigheden om hun eigen gedrag en emoties te reguleren, waardoor ze beter
in staat zijn om een balans te vinden tussen werk en privéleven.
Een voorbeeld hiervan is een les waarbij leerlingen leren hoe ze hun tijd efficiënt kunnen indelen,
bijvoorbeeld door prioriteiten te stellen en planningen te maken. Hierdoor leren de leerlingen hoe ze
hun schoolwerk en huiswerk kunnen plannen en hoe ze hun vrije tijd kunnen besteden. Hierdoor
krijgen ze de vaardigheden om een balans te vinden tussen schoolwerk en vrije tijd en worden ze
beter voorbereid op het volwassen leven.
Groepsdynamica
Fase van Tuckman
De fasen van groepsvorming, zoals beschreven door Tuckman, zijn vijf stappen die groepen
doorlopen tijdens het vormingsproces. Deze fasen zijn:
1. Forming: in deze fase komen groepsleden bij elkaar, maar er is nog geen duidelijke richting
of doel voor de groep. Er is vaak onzekerheid over de taken en verantwoordelijkheden van
de groepsleden en er is een grote behoefte aan informatie en communicatie.
2. Storming: in deze fase ontstaan er conflicten tussen groepsleden over rollen, taken en
verantwoordelijkheden. Er kan een gebrek aan vertrouwen zijn en groepsleden kunnen zich
zorgen maken over de uitkomst van het werk.
3. Norming: de groep begint zich te organiseren en richtlijnen voor gedrag en communicatie
worden opgesteld. Er is een groter begrip en acceptatie van de verschillende perspectieven
en rollen van de groepsleden.
4. Performing: in deze fase is de groep effectief en productief bezig. Er is een duidelijke focus op
de taak en de groepsleden werken samen om deze taak te voltooien.
5. Adjourning: in deze fase wordt de groep ontbonden en de groepsleden gaan hun aparte weg.
Er kan een gevoel van gemis zijn na het werk in de groep.
Het is belangrijk op te merken dat niet elke groep hoeft door deze fasen te gaan, en dat groepen ook
kunnen terugvallen naar eerdere fasen als er problemen ontstaan. Ook kunnen groepen in
verschillende fasen zijn op verschillende momenten, afhankelijk van de taak of het doel van de
groep.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller desamemmers2001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.39. You're not tied to anything after your purchase.