100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting hoofdstuk 2 cel en leven Nectar biologie 4 vwo $5.35   Add to cart

Summary

samenvatting hoofdstuk 2 cel en leven Nectar biologie 4 vwo

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

met deze samenvatting heb ik een 7,9 voor mijn proefwerk gehaald!

Preview 2 out of 8  pages

  • No
  • Hoofdstuk 2
  • January 27, 2023
  • 8
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 4
avatar-seller
Biologie samenvatting H2 cel en leven > BiNaS tabellen 70 t/m 80


§1 cellen leven samen
Organisatieniveaus: geven een indeling van biologische structuren, waarbij elk volgend niveau complexer is
en voortbouwt op onderdelen uit onderliggende niveaus. Organisatieniveaus zijn gerangschikt van klein naar
groot:
1. Molecuul; kleinste deeltjes van een stof met nog alle
eigenschappen van die stof.
2. Organel; onderdeel van een cel met een bepaalde taak.
3. Cel; is de functionele basiseenheid van elk organisme.
Cytoplasma, erfelijk materiaal en membraan.
4. Weefsel; groep cellen met dezelfde bouw en functie.
5. Orgaan; verschillende weefsels die samenwerken aan een taak.
6. Orgaanstelsel; diverse organen die samen een bepaalde taak
hebben.
7. Organisme; leven wezen.
8. Populatie; groep organismen van zelfde soort (vergelijkbare
eigenschappen, voorplanten en vruchtbare nakomelingen
krijgen) in een bepaald gebied.
9. Levensgemeenschap; alle organismen (die onderlinge
voedselrelaties hebben) in een bepaald gebied.
10. Ecosysteem; begrensd gebied waarin organismen met elkaar en met de levenloze natuur, relaties hebben.
11. Systeem aarde; alle ecosystemen; fysische, chemische en biologische processen.
Emergente eigenschappen: ontstaan door interactie van onderdelen op een lager organisatieniveaus.
Emergente eigenschappen zijn niet af te leiden uit de eigenschappen van de afzonderlijke onderdelen. De
onderdelen apart hebben deze functie niet. Voorbeeld: kunnen sporten, alleen
je boten of alleen je spieren kunnen dit niet. Spieren, botten en zenuwstelsel
zijn alle orgaanstelsels die met samenwerking zorgen voor een nieuwe Levenskenmerken:
eigenschap; het kunnen sporten.
- Beweging
Levenskenmerken: eigenschappen en processen die typisch zijn voor het - Groei en ontwikkeling
leven zoals we dat op aarde kennen. Organismen vertonen altijd of gedurende - Voortplanting
een bepaalde tijd deze levenskenmerken: - Stofwisseling
Toepassing van stamcellen: artsen passen stamcelkweek toe door (opnemen, omzetten
lichaamseigen stamcellen in de patiënt zelf te laten uitgroeien tot goed en afgeven)
werkende weefsels of door weefsel toe te dienen na kweek in laboratorium. - Waarnemen van en
reageren op prikkels.
Stamcellen delen zich of tot nieuwe stamcellen of differentiëren tot
verschillende celtypen. Gedifferentieerde cellen onderscheiden zich door verschillende eiwitten te maken.
Verhouding oppervlak/volume: naarmate een organisme groeit, neemt
het volume sterker te dan het oppervlak van dit organisme. Grotere
organismen hebben dus een relatief kleiner oppervlak dan kleinere
organismen.
Celmembraan is het oppervlak waar stoffen de cel binnen kunnen komen.
De grootte van dat oppervlak is bepalend voor hoeveelheid glucose en
zuurstof die cel tegelijk kan opnemen en is dus bepalend voor de snelheid
van energieproductie.




1

, Biologie samenvatting H2 cel en leven > BiNaS tabellen 70 t/m 80




§2 cellen >> BiNaS 79BC
Dierlijke cellen (en menselijke): heterotroof en eukaryoten cel
- Celkern: ruimte omgeven door kernmembraan met poriën
 Bevat DNA met bouwinstructies voor het maken van eiwitten.
- Ribosoom: kleine korreltjes > losliggend of op rER
 Vormen eiwitten
- Ruw ER: netwerk van 2 membranen die dicht tegen elkaar aanliggen met ribosomen.
 transportstelsel
- glad ER: netwerk van 2 membranen die dicht tegen elkaar aanliggen zonder ribosomen.
 productie vetachtige stoffen (fosfolipiden)
- Transportblaasjes: blaasje met eiwitten
 Transport van eiwitten
- Golgisysteem: stapel platte membraanzakken
 Transportsysteem, bewerkt eiwitten, snoert blaasjes af.
- Mitochondrium: staafvormig organel met buiten- en
binnen membraan
 Energiecentrale van de cel
- Lysosoom: blaasje met enzymen
 Breekt versleten organellen af
- Cytoskelet: draadvormig netwerk van structuureiwitten
 Geeft stevigheid/vorm, langs de eiwitdraden verplaatsen organellen zich
- !! Centriolen: 2 loodrecht op elkaar staande buisjes van eiwitten
 Splitsing van DNA-moleculen bij celdeling, komt alleen bij dierlijke cellen voor (dus ook mensen)
Plantencellen: autotroof eukaryoten cel
Plantencel bevat geen centriolen, verder zelfde organellen + nog andere verschillen:
- Celwand van cellulose en soms lignine (houtstof). Celwand is geen organel.
- Vacuole: met vocht gevulde blaas
Bevat opgeloste stoffen (ook kleurstoffen) & geeft stevigheid (via turgor)
- Plastiden: organellen die zich in grondplasma bevinden.
 Chloroplasten: bladgroenkorrels, hier vind fotosynthese plaats. Hierdoor planten autotrofe organismen.
 Chromoplasten: oranje, rode of gele kleurstofkorrels
 Amyloplasten: zetmeelkorrels zonder kleur.
Bacteriecellen: heterotroof(/autotroof) prokaryoten cel
- Geen celkern
- Cirkelvormig DNA- molecuul (chromosoom)
- Plasmiden: kleine cirkelvormige DNA-moleculen. Deze kunnen ze uitwisselen en dus eigenschappen aan
elkaar doorgeven.
- Bacterieel grondplasma bevat alleen ribosomen en blaasjes.
- Celmembraan, celwand (opgebouwd uit suikers en aminozuren), sommige hebben ook nog een kapsel:
dient extra bescherming.
- Flagellen: lange eiwitdraden waarmee de bacteriën zich voortbewegen.
- Sommige maken stoffen zelf autotroof (blauwalgen) en andere zijn heterotroof. Als dit ten koste gaat van
andere organismen > ziekteverwekker / voedselbederver.
Schimmelcellen: heterotroof en eukaryoten cel
- Bevat ER, Golgisysteem, ribosomen, lysosomen, vacuole en mitochondriën.
- Gisten zijn eencellige soorten schimmels
- Meercellige schimmelsoort groeien vaak ondergronds als dunne witte draden. De scheiding tussen hun
cellen is (niet altijd) volledig, zodat stoffen gemakkelijk van ene naar andere cel kunnen.
2

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisarichter. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

84669 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.35
  • (0)
  Add to cart