100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Psychopathologie II - Aantekeningen $6.94
Add to cart

Class notes

Psychopathologie II - Aantekeningen

 20 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Aantekeningen van alle hoorcolleges van psychopathologie II.

Preview 4 out of 50  pages

  • January 27, 2023
  • 50
  • 2019/2020
  • Class notes
  • .
  • All classes
avatar-seller
Psychopathologie II
College 1: algemene inleiding
Maandag 11 november 11:00

Deze cursus betreft de intake/het psychiatrisch interview = in kaart brengen wat het probleem
is en daarnaast mogelijke behandelingen die daarop aansluiten.

Intake:
- Doel = exploratie en observatie  diagnose en classificatie
- Je kijkt naar welk label je kan geven, maar ook hoe iemand in de behandelkamer is.
- Diagnose = aard, “oorzaken” en gevolgen van de stoornis/symptomen
- Je stelt een soort mini-diagnose op.
- Classificatie = toekennen van een descriptief label via de DSM
- DSM bevat descriptieve labels

Een psychische stoornis is een cluster symptomen van verstoringen in psychische functies +
lijden en disfunctioneren.

Psychisch = mentale, niet-lichamelijke verschijnselen.
- Onderscheid is soms lastig:
o Evidente lichamelijke oorzaak + psychische symptomen
 Delirium door hersenbeschadiging of psychose door drugs
o Potentiele lichamelijke oorzaak + psychische symptomen
 Verminderde schildklier vermindert emotionele stabiliteit
o Psychische oorzaak + lichamelijke symptomen
 Uitvalssymptomen als gevolg van de psychische problemen die men
ervaart
- Cognitieve, affectieve en conatieve functies = de drie psychische functies
o Cognitief = informatieverwerking = aandacht, waarneming, bewustzijn,
geheugen, redeneren
o Affectief = voelen = emotie en stemming en de regulatie van affect.
o Conatief = doen = psychomotoriek
 Dia 12 laat zien hoe deze zich uiten in stoornissen

Status mentalis = kijken naar eerste indrukken van een patiënt.
- Formulier zie BB.
- Ook kijk je naar de drie psychische functies en je probeert te beschrijven wat je
waarneemt.

Een subjectieve beleving is kritiek bij afbakening normaal versus stoornis
- Lijden = hoeveel last heeft iemand van de verstoringen in psychische functies?
 Soms wel bij de omgeving maar ervaart de persoon zelf het niet dusdanig.
- Disfunctioneren = in welke mate wordt functioneren gehinderd door verstoringen?

Diagnostische cyclus  in kaart brengen wat de klachten zijn, wat zijn de consequenties en
waar komen ze vandaan?
- Geldt minder in een intake (wel af en toe), maar vooral voor psychologisch onderzoek

DSM gebruik je niet in een intake, dan gebruik je gestructureerde klinische interviews;
voorbeeld is de SCID-5-S en de Mini (SCID-5-P is voor persoonlijkheidsstoornissen)

, Screeningsvragen waarbij alle stoornissen langskomen.
- Doel: gestructureerd in kaart brengen wat er aan de hand is.

Doelen:
1. Vaststellen aard psychische symptomen
- Hoofdklacht met speciele anamnese (is het een huidig probleem, beloop in
kaart brengen)
- Uitsluiten of vaststellen van andere klachten met algemene psychiatrische
anamnese
- Vragen m.b.t. de psychische functies.
2. Vaststellen ernst en gevolgen
- Hoeveel last en lijdensdruk heeft iemand?
- Middel = uitvragen van actueel functioneren met een sociale anamnese
- Functioneren i.c.m. omgeving.
3. Vaststellen mogelijke etiologische factoren
- Middel = levensgeschiedenis met biografische anamnese
- Doel = hypotheses over de etiologie
- Per levensfase ga je na wat er gebeurt is, hoe men ontwikkeld is en hoe iemand
hiermee kan copen.
Grondslag voor: diagnose (aard, ernst, oorzaken en gevolgen van stoornis), DSM classificatie
(labeling van actuele problematiek) en behandeling.
Beschrijvende diagnose = uitgebreide uitspraak over … (is dus niet de DSM classificatie; zegt
veel meer/is meer holistisch, zie dia 28 voor onderscheid)
- Symptomen
- Kwetsbaarheidsfactoren
- Luxerende factoren (waarom is het nu en niet eerder gebeurt?)
- Gevolgen
 twee sporen beleid

DSM voegt verschillende observaties samen tot een classificatie = clusteren
DSM = startpunt voor bestudering en behandeling, classificatiesysteem en de taal van de
psychopathologie.
Veel beelden/symptomen naast elkaar, waardoor veel overlap in stoornissen en comorbiditeit.

DSM
- Categroiaal systeem per type stoornis
- A-theoretisch en descriptief
- Geen uitspraken over etiologie (behalve bij PTSS)
- Invloedrijk: In NL gekoppeld aan de GGz structuur en het vergoedingssysteem
(DBCs).

Voordelen van de DSM:
- Geeft ons houvast en betrouwbaarheid
- Predictieve validiteit: wat is het waarschijnlijke beloop? (veel afwijkingen ook)
- Heeft een emperische basis, er is veel onderzoek over gedaan.

Kritiek op de DSM
 Comorbiditeit is eerder regel dan uitzondering
 Psychopathologie is slecht te categoriseren
 Afbakening van een stoornis is vaak onduidelijk, kernsymptomen overlappen

,  Proliferatie van stoornissen: 66 (DSM-I)  106 (DSM-II)  374 (DSM- IV-TR) 
491 (DSM V)
 Variatie binnen categorieën (er zijn 256 verschillende soorten borderline PS; vooral bij
persoonlijkheidsstoornissen, omdat willekeurige samenstellingen van symptomen
mogelijk zijn)
 Beperkte predictieve validiteit: medisch model van de DSM suggereert dat elke
stoornis predictief valide is  het heeft een specifieke oorzaak, specifiek beloop en
goede behandeling.
o Specifieke oorzaken zijn niet gevonden, per stoornis verschilt het beloop en
ook zijn er weinig specifieke behandelingen (SSRI en CGT)

Alternatief: dimensionele benadering
 Stornissen als posities op dimensies van eigenschappen zetten (gradueel i.p.v.
aanwezig/afwezig)
 Het is ook wel lastig om in te schatten wat de ernst is
 Scoren op dimensies van duur, ernst en affectief/cognitief functioneren.
 Voordelen:
o Etiologie is beter te onderzoeken (is de vraag, maar wel realistischer)
o Realistischer/minder arbitrair (meer recht doen aan de patiënt)
 Nadelen:
o Positionering op grove dimensies is weinig specifiek
o Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
o Complexiteit  ernst vergroot complexiteit
o Lastigere communicatie

Alternatief: ICD-11
- Is ook voor alle lichamelijke ziektes, één hoofdstuk betreft psychiatrische stoornissen.
- Verschillen bij bijvoorbeeld PTSS: in NL heeft iemand gewoon PTSS, in de ICD-11
heb je ook nog een C-PTSS; C staat voor complex, betekent dat het vaak gaat om
langdurige traumatisering, vooral m.b.t. kindertijd en verstoorde ontwikkeling daarin.
Emotieregulatie is meer gestoord in deze vorm van PTSS, voor behandeling wil je dus
het liefst eerst deze vaardigheden aanleren, zodat de in behandeling vrij gekomen
emoties wel gereguleerd kunnen worden.
- Minder specifiek

DSM: psychische stoornis als ‘pseudo-verklaring’ van symptomen
- Somatische geneeskunde: ziekte en symptoom zijn onafhankelijk
- Goed mogelijk: hersentumor zonder symptomen
- Onmogelijk: DSM stoornis zonder symptomen
- Psychopathologie: stoornis/ziekte gedefinieerd door symptomen

Transdiagnostische benadering: verschillende stoornissen hebben dezelfde symptomen en
deze komen vaak voort uit een gelijksoortige kwetsbaarheid
= gelijke cognitieve, emotionele en motivationele factoren, zoals de aanwezigheid van een
of meer symptomen bij verschillende stoornissen.
- Gelijke symptomen dus bij verschillende stoornissen en ook gelijke
behandelinginterventies die aanslaan bij verschillende stoornissen.
 Je kijkt meer naar de onderliggende factor van de psychische stoornissen, je behandelt
meer op dat niveau dan op stoornisniveau zoals bij de DSM.

, RDOC = Research Domain Criteria
- Benadering die vooral gericht is op het onderzoek doen
- Stapt duidelijk af van symptoombenadering: kijkt meer naar neurowetenschappelijke
en biologische oorzaken.
- Er wordt gekeken naar 5 domeinen van functioneren (zie dia 52)
- Niet alles is gebaseerd op hard bewijs, 3 basis aannames:
o Psychische stoornissen zijn stoornissen van het brein
o Psychische stoornissen zijn te identificeren in hersencircuits met technieken uit
de neurowetenschappen
o Gegevens uit genetisch en neurowetenschappelijk onderzoek leidt tot bepaalde
biologische signaturen die in het individuele geval voorspellingen kunnen doen
over de aard van de aandoening en de prognose van de behandeling

DSM is vatbaar voor een tijdsbeeld, dat geldt ook voor onderzoek wat gaande is. Altijd
bedenken dat er niet één waarheid is. Geldt niet alleen in het groot, maar ook in het klein met
de patiënt.

Per week één soort stoornissen die behandeld wordt.

College 2: een netwerkbenadering van psychopathologie
Donderdag 14 november 11:00

Niet het netwerk rondom de persoon, maar de psychische stoornissen als netwerken.

Psychische stoornissen als latente (we zien het niet) entiteiten (het is er wel):
- Vraag: wat is een symptoom binnen een psychische stoornis?
o Verandering/eigenschap die een stoornis indiceert.
o Het gevoel van ziek zijn of verandering die veroorzaakt wordt door een
specifieke ziekte (Cambridge).
- Stoornis is een gedeelde oorzaak van de symptomen.
o Dus… stoornis  symptomen (als causaliteit, niet andersom).
- Symptomen worden alleen beïnvloed door de stoornis, niet tussen symptomen
onderling (vraagtekens bij te zetten)
- Symptomen zijn psychometrisch gezien verwisselbaar; symptoom 1 = symptoom 2
o Hebben allebei een meetfout, maar meten allebei hetzelfde.
o Onafhankelijke en verwisselbare indicatoren (er is een meetrelatie) =
assumptie van lokale onafhankelijkheid = zonder stoornis is er geen relatie.
- Voor een aantal medische oorzaken wel het geval, niet zeker bij psychopathologie.

Psychologische stoornissen als complexe dynamische systemen
 Depressieve stoornis = neerwaardse spiraal
 Symptomen  stoornis
 Systeem = directe relaties tussen elementen
 Complex = uitkomst moeilijk te voorspellen a.d.h.v. losse elementen
 Dynamisch = evolueert naarmate de tijd vordert
 Twee aannames:
o CDS zijn idiosyncratisch (voor ieder individu anders)
o Sommige elementen zijn belangrijker dan anderen
 Netwerk bestaat uit nodes en edges

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hmldekruijff. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.94. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.94
  • (0)
Add to cart
Added