Samenvattingen onderzoeksartikelen PPII
Artikel 1: Mental disorders as networks
Dit model kijkt naar mentale stoornissen als complex netwerken van interacterende
symptomen. Er wordt hierbij vooral gekeken naar comorbiditeit, predictie en klinische
interventie.
- Comorbiditeit: model geeft een verklaring voor het samen voorkomen van verschillende
stoornissen.
o Komt voor wanneer er bridge symptomen zijn die bij beide stoornissen horen.
o Onderzoeken wijzen uit dat er bijna nooit echte grenzen te trekken zijn tussen
stoornissen.
o Comorbiditeit is een som van de gedeelde symptomen tussen stoornissen, minder
gedeelde oorzaken.
o Wanneer er veel gelijkenissen zijn kan je makkelijk van het een naar het ander
reizen, aangezien afstanden kort zijn.
- Predictie: symptoomnetwerken bij zieke mensen zijn anders dan bij niet-zieke mensen, er
zouden vroege waarschuwingen te zien moeten zijn in de netwerken van niet-zieke
mensen.
o Veel mensen ervaren enkele symptomen, echter ontwikkelt maar een deel een
psychische stoornis, hoe kan je dit voorspellen?
o Twee vormen van aanpak: het kijken naar early-warning signals en het kijken naar
groepsniveau netwerken om verloop van psychopathologie te voorspellen.
o Early-warning signals zouden een transitie moeten voorspellen tussen gezond en
ziek. VB: critical slowing down, waarbij herstel langer duurt.
o Voor zwakke netwerken zorgt een negatief externe gebeurtenis voor een toename
in symptomen, in sterke netwerken kan dit een transitie van gezond naar ziek
teweeg brengen.
o Voorspellen a.d.h.v. netwerk kenmerken: sterke temporele emotionele netwerken
laten zien dat een emotie sterk afhankelijk is van de emotie ervoor.
o Ook zijn er per stoornis bepaalde symptomen die in meerdere maten voorspellend
zijn voor het ontwikkelen van psychopathologie.
- Klinische interventie: dit richt zich vooral op centraliteit, aangezien dit het meest
onderzocht is. Het aanpakken van het meest centrale symptoom is een therapeutische
strategie.
o Symptomen met een hoge outdegree zijn goede targets voor interventie, omdat
deze veel andere symptomen beïnvloeden.
o Stellen welke aan te pakken is lastig omdat onderzoeken moeilijk te vergelijken
zijn.
o MDD: depressieve stemming, verlies van interesse en plezier, vermoeidheid.
Centraliteit:
- Sommige elementen zijn belangrijker dan anderen
- Strength: hoe sterkerker alle verbindingen, hoe sneller je van een centraal station direct
naar andere stations kan komen.
,- Closeness: hoe sterker een station indirect verbonden is met andere stations, des te sneller
kom je overal.
- Betweenness: hoe vaak ligt een station op het kortste pad tussen andere stations, een
centraal station is een belangrijke overstapplaats.
Kritiekpunt: model is 2D.
Artikel 2: transdiagnostisch model van angststoornissen
tCGT: transdiagnostische CGT waarbij ook gerelateerde symptomen aangepakt worden naast
de angststoornis zelf. Inzetbaar voor (comorbide) angststoornissen, PTSS en depressieve
stoornissen.
- Lijkt effectiever dan gewone CGT bij comorbide angst/depressie
- Het centrale/gemeenschappelijke probleem lijkt aangepakt te worden omdat het bij
verschillende diagnoses tot goede uitkomsten leidt.
Model ziet verschillen tussen diagnosen vooral in uitlokkende stimuli en coping mechanismen
die erbij horen, voornamelijk externe en dus extra-persoonlijke factoren (enige klasse van
mentale stoornissen die dit heeft). Niet in cognitieve, gedragsmatige of emotionele aspecten
bijvoorbeeld.
= uitlokkende stimulus catastrofische misinterpretatie sympatische/emotionele reactie
escape/avoidance.
Er wordt niet gekeken naar verschillen in vorm van stoornissen, maar naar gelijkheden en
functies van gedrag.
Veel verschillen als je diagnosen van angststoornissen gaat vergelijken wanneer gegeven door
verschillende personen, moeilijk/niet te onderscheiden.
- Diagnose van ADNOS is dus misschien meer praktisch en bruikbaar.
- Één diagnose zou kunnen zorgen voor betere zorg en betrouwbaarheid.
- Diagnosen zijn temporeel onstabiel en er zijn veel transities tussen diagnosen.
Erfelijkheid lijkt ongeveer 30-40% te zijn. Al is er kans dat dit voornamelijk te maken heeft
met een aanleg voor neuroticisme. Er zijn geen specifieke genlocaties gevonden.
- Het grootste deel blijft echter omgeving/leren gerelateerd.
Transdiagnostisch lijkt er geen gehele gelijke basis te zijn op neurologisch gebied, gedacht
werd dat de amygdala een voornaamste gelijke factor was. Echter blijkt in OCD het striatum
belangrijk en in PTSS is het anterieur cingulate hypoactivatie.
- Wel wordt gedacht dat er alsnog een gelijke neurologische basis ten grondslag ligt aan
overeenkomstige symptomen in verschillende stoornissen.
Hogere heterotypische stabiliteit lijkt een indicatie voor frequente fluctuatie in diagnoses over
tijd. In sociale angststoornissen lijkt overbescherming door ouders wel een onderliggende
ontwikkelingsfactor te zijn.
, Er lijkt op het gebied van gedrag een overeenkomstige basis te zijn op het gebied van hoe
mensen deze gedragingen aanleert en hoe men ervaringen generaliseert. Er zijn wel
verschillen te vinden, maar er lijkt wel een zekere mate van een gelijke basis te zijn.
Op cognitief gebied lijkt er een gelijke basis te zijn in dat stimuli als een bedreiging gezien
wordt, cognitieve bronnen een dreiging zijn en de angst gegenereerd/in stand gehouden wordt.
Ook is er wellicht in PTSS en paniekstoornissen een gelijke selectieve geheugenbias m.b.t.
dreiging te zijn, echter is deze er niet in andere angststoornissen.
Behandeling middels serotonine gerichte medicatie of cognitieve gedragstherapie geeft
gelijksoortige effecten, wat ook weer bevestiging geeft voor een transdiagnostische aanpak.
Over het algemeen is er meer gelijkheid dan verschil tussen verschillende diagnosen
gevonden. Ervaringen van vrees of angst komen vaak voort uit excessieve overschatting van
dreiging. Een angststoornis blijft vaak bestaan door situationele, cognitieve of emotionele
vermijdingsstrategieën die ervoor zorgen dat ervaringen niet gediscomformeerd worden.
Verschillen zijn vooral te vinden in de targets, daarom is een enkele diagnose met extra
symptoombeschrijvingen waarschijnlijk een betere oplossing.
Artikel 3: gedragsstoornissen en pesten
Er is zeker dat pesten een risico vormt voor psychiatrische problemen in de kindertijd, nog
onzeker is het of dit tot aan de vroege volwassenheid voortduurt.
Slachtoffers alleen hebben meer kans op agorafobie, GAD, paniekstoornis.
Pesters/slachtoffers meer kans op depressie, paniekstoornis, agorafobie (alleen vrouwen) en
suïcidaliteit (alleen mannen).
Pesters alleen hebben een hogere kans op een antisociale PS.
Slachtoffer kan zorgen voor fysieke, gedragsmatige, emotionele, psychotische en school
gerelateerde problemen. Gepest worden vergroot ook de kans op gedachten/uitvoer van
suïcide.
Bij meisjes zijn de ervaringen vaak meer traumatisch. Bij jongens lijkt het vooral een
voorspeller te zijn voor latere psychopathologie en minder een voorspeller te zijn voor andere
uitkomsten.
Gepest worden kwam twee keer meer voor in de kindertijd (9-13) dan adolescentie (14-16).
Pesters of pesters/slachtoffers waren vaker jongens, bij slachtoffers was hier geen verschil in.
Beide groepen van slachtoffers hebben een hoger risico op psychiatrische stoornissen in de
volwassenheid in vergelijking tot pesters/zonder pestgeschiedenis.
(heb niet alles samengevat, maar de overige informatie leek mij niet toetsvraagwaardig)
Artikel 4: Angststoornissen
Zes processen die angststoornissen in stand houden:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hmldekruijff. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.94. You're not tied to anything after your purchase.