Overzichtelijke samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 7 van het boek 'De bestuurlijke kaart van Nederland', podcasts en talkshows voor het vak bestuur. De samenvatting is recentelijk geschreven, dus de informatie is actueel. Ik heb met deze samenvatting mijn een 8,4 op mijn tentamen gehaald :)
BESTUUR SAMENVATTING
H1 ‘de bestuurlijke kaart van Nederland’
Er zijn meerdere definities van openbaar bestuur. Dit zorgt voor definitieproblemen, vanuit verschillende
invalshoeken zijn er verschillende definities.
Een bestuur is openbaar als
- Ze zich richten op het algemeen belang → publieke taak
- Het bestaan van een organisatie wettelijk is vastgelegd → publiekrechtelijke grondslag
- Het gefinancierd is uit algemene middelen zoals belastingen, premies of overheidssubsidies
Kenmerken van het Nederlandse bestuur
1. Constitutionele monarchie
→ koning als staatshoofd, maar het handelen van de koning is gebonden aan een grondwet of
geschreven constitutie
2. Rechtsstaat
→ de overheid mag alleen handelen op grond van wettelijke bevoegdheden → legaliteitbeginsel
→ burgers beschikken over grondrechten
3. Scheiding der machten/trias politica
→ wetgevende macht, uitvoerende macht en rechtelijke macht controleren elkaar
→ om machtsmisbruik te voorkomen
Ook wel de trias politica die bestaat uit:
De wetgevende macht
Bepaald de wetten en regels en controleert of de wetten worden uitgevoerd
Staten-Generaal (1e en 2e kamer) en de regering (ministeries en de koning)
De uitvoerende macht
Zorgt ervoor dat de wetten worden uitgevoerd
Regering (ministeries en de koning)
De rechtgevende macht.
Vervolgd mensen die de wetten overtreden
Onafhankelijke rechters en het Openbaar Ministerie
Checks en balances
- Deze drie machten controleren elkaar op machtsmisbruik en houden elkaar zo in balans.
4. Scheiding van kerk en staat
5. Parlementair stelsel
→ ministeriele verantwoordelijkheid voor koning en ambtenaren
→ vertrouwensregel: regeren op basis van vertrouwen van Tweede Kamer
→ dualistisch: volksvertegenwoordiging onafhankelijk van regering
6. Bevolking kiest geen bestuurders
7. Evenredige vertegenwoordiging
→ zetels worden verdeeld naar aanleiding van het aantal stemmen
8. Gedecentraliseerde eenheidsstaat
→ rijksoverheid kan zaken aan lagere overheden opleggen en lagere overheden hebben taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden overgedragen van hogere overheden
9. Geen constitutioneel hof of juryrechtsspraak
→ zodat er geen onafhankelijke rechtelijke instantie is die wetten toets aan de grondwet
→ de rechtspraak blijft het exclusieve domein van onafhankelijke en deskundige rechters
10. Omvangrijk functioneel bestuur
→ bestuursorganen met beperkt vastgelegd takenpakket
,H2 ‘De Nederlandse staat’
De 4 kenmerken van een staat
- specifiek grondgebied
- bevolking
- wettelijke ordening en een bestuurlijke organisatie die wetten en regels handhaaft
- erkend door andere staten
De Staat Der Nederlanden is een rechtspersoon en wordt ook zodanig behandeld.
Koninkrijk der Nederlanden → Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten
Constitutie
→ geheel van regels met betrekking tot de organisatie van een staat.
Ons parlementaire stelsel kent 2 principes
- Ministeriele verantwoordelijkheid → koning is onschendbaar en de ministers verantwoordelijk
- Vertrouwensregel → vertrouwen van de meerderheid van de Tweede Kamer nodig
Bij het verlies van vertrouwen zal het kabinet of de betrokken minister of staatsecretaris moeten aftreden
De rechtsstaat heeft de volgende kenmerken
- Legaliteitsbeginsel → de overheid mag alleen handelen op grond van wettelijke bevoegdheden
- Scheiding der machten (rechtelijke, uitvoerende en wetgevende macht)
- Vrije en geheime verkiezingen
- Grondrechten
- Vrije en onafhankelijke media
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dit betekent dat taken en bevoegdheden aan lagere
overheden worden overgedragen. Deze kunnen ook aan lagere overheden worden opgelegd.
Autonomie
→ de eigen bevoegdheden van provincie en gemeente met betrekking tot taken op hun grondgebied
Medebewind
→ de inhoud van regels is (meestal) vrij, maar gemeenten en provincies moeten rekening houden met
regels van hogeraf
Toezicht
→ de nationale overheid kan alle besluiten van lagere overheden vernietigen wanneer die in strijd zijn met
de wet of het algemeen belang
Huis van Thorbecke
→ de drie territoriale bestuursorganen (gemeente, provincie en het rijk)
De drie bestuurslagen zijn afhankelijk van elkaar en moeten samenwerken:
- Doelmatiger en rechtvaardiger (defensie en belasting)
- Lokale overheden weten beter wat er speelt (volksgezondheid)
- Veel problemen beperken zich niet tot één grondgebied (file)
Territoriaal bestuur
→ is vrij om op verschillende terreinen initiatieven op hun eigen grondgebied uit te voeren zoals de
gemeenten
Functioneel bestuur
→ heeft beperkt, wettelijk vastgelegd takenpakket zoals de waterschappen
Maatschappelijk middenveld
→ het geheel van particuliere organisaties in een samenleving, die verschillende groepen, meningen en
belangen vertegenwoordigen
→ actiegroepen, vakbonden etc.
, H3 ‘De politiek-bestuurlijke instituties’
Regering → koning en ministers
Parlement → Eerste en Tweede Kamer
Kabinet → de ministers en staatssecretarissen
Staten-Generaal → Eerste en Tweede Kamer gezamenlijk
Raad van State → onafhankelijk adviseur van de regering over wetgeving, bestuur en hoogste algemene
bestuursrechten van Nederland
Democratische politieke stelsel kunnen worden onderscheiden in
- Presidentiële stelsel: regering en parlement ontlenen hun positie direct aan een verkiezingsuitspraak
(VS)
- Parlementair stelsel: er is een afhankelijkheidsrelatie tussen regering en parlement en alleen het
parlement wordt direct gekozen (NL/DU)
- Conventioneel stelsel: de ministers worden gekozen uit de volksvertegenwoordiging (ZW)
Het Nederlandse parlementaire stelsel is dualistisch
→ de Staten-Generaal stellen zich onafhankelijk op t.o.v. de regering en de ministers zijn geen lid van de
Staten-Generaal
De koning ontvangt notulen van de ministerraadsvergaderingen en heeft wekelijks een gesprek met de
minister-president.
De kabinetsformatie verloopt zo:
- Na de verkiezingen roept de Tweede-Kamervoorzitter alle fractievoorzitters bijeen en benoemt een
‘verkenner’ → gaat in gesprek met alle fractievoorzitters om te zien welke fracties samen een coalitie
kunnen vormen
- Aan de hand hiervan benoemt de Tweede Kamer een of meer informateurs die de onderhandelingen
voor de vorming van een kabinet leiden. De informateur komt gewoonlijk uit de grootste partij
- De informateur onderzoekt of de mogelijkheid tot samenwerking van 2 of meer partijen in een kabinet
- Als de informateur zijn taken heeft afgerond, benoemd de Kamer een formateur → dit is meestal de
minister-president uit de grootste coalitiepartij.
- Deze formateur rondt de vorming van het kabinet af door personen te zoeken voor verschillende
portefeuilles
- Na de formatie komt het nieuwe kabinet bijeen om het regeerakkoord op te stellen en te
ondertekenen. → in het regeerakkoord staan de afspraken tussen de coalitiepartijen over het
regeringsbeleid
- De koning beëdigt de ministers en staatssecretarissen
Regeerakkoord → hierin staan de afspraken tussen de coalitiepartijen over het te voeren regeringsbeleid
Minister zonder portefeuille → lid van de regering dat politieke verantwoordelijkheid draagt en dat geen
hoofd is van een ministerie (zijn vaak verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein)
De minister-president (of premier) heeft een aantal bevoegdheden:
- Het zelfstandig vaststellen van de agenda van de ministerraad
- Hij maakt als regeringsleider deel uit van de Europese Raad
- Hij geeft na afloop van de wekelijkse ministerraadvergadering een persconferentie en interview
- Hij is verantwoordelijk voor de Rijksvoorlichtingsdienst en de Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid
Ministerraad
→ gevormd door gezamenlijke ministers onder voorzitterschap van de minister-president
→ taak: overleggen en namens het kabinet te besluiten over het algemene regeringsbeleid
→ staatssecretaris maakt geen deel uit van de ministerraad
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller minkebroekens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.16. You're not tied to anything after your purchase.