Inhoudsopgave
Probleem 1.................................................................................................................................................... 2
Probleem 2.................................................................................................................................................... 6
Probleem 3.................................................................................................................................................. 13
Probleem 4.................................................................................................................................................. 19
Probleem 5.................................................................................................................................................. 27
Probleem 6.................................................................................................................................................. 31
Probleem 7.................................................................................................................................................. 32
Probleem 8.................................................................................................................................................. 45
,Probleem 1
Leerdoelen
1. Uit welke verschillende onderdelen bestaat de empirische cyclus?
2. Waarvoor gebruik je de empirische cyclus?
3. Wat betekenen deductie en inductie?
4. Wat is onze mening over de empirische cyclus?
5. Wat mist er nog in de empirische cyclus?
6. Het toepassen van de empirische cyclus met verschillende onderdelen. Op het HIV- en
aidsprobleem.
Leerdoel 1 Uit welke verschillende onderdelen bestaat de empirische cyclus?
De empirische cyclus wordt doorlopen bij empirisch onderzoek en zorgt ervoor dat de
hoeveelheid kennis toeneemt. Er vindt steeds een opeenvolging plaats van onderzoeken met
vraagstellingen die voortkomen uit eerdere onderzoeken. Het is een model dat bij
verschillende soorten onderzoek gebruikt kan worden. Er zijn verschillende typen onderzoek:
beschrijvend onderzoek (in kaart brengen), explorerend onderzoek (veelbelovende hypothesen
genereren), toetsend onderzoek (hypothese toetsen) en evaluerend onderzoek
(interventietoetsen).
De onderzoeker gaat uit van een bepaalde theorie: een uitspraak of een samenhangende reeks
van uitspraken met een algemeen geldend karakter. Zo’n theorie is soms ontstaan door
overlevering, maar is doorgaans mede gebaseerd op waarnemingen van concrete
gebeurtenissen. Deze waarnemingen hoeven niet per definitie systematisch te zijn. Soms
,hebben ze betrekking op voorvallen waar de onderzoeker toevallig mee geconfronteerd wordt,
ook wel niet-systematische waarnemingen. Meestal zijn er ook systematisch verzamelde
waarnemingen: de resultaten van eerder verricht onderzoek over hetzelfde onderwerp,
uitgevoerd door de onderzoeker zelf of door anderen. Dergelijk eerder onderzoek zal lang niet
altijd een epidemiologisch karakter hebben.
Het integreren van al deze systematische en niet-systematische waarnemingen tot een theorie
gaat niet automatisch. Het vereist de nodige creativiteit en inventiviteit. Dit proces van
concrete waarnemingen naar een meer abstract, algemeen geldend beeld van de werkelijkheid
wordt inductie genoemd. Inductief redeneren stelt dat een nieuwe theorie niet alleen opgaat
voor de waargenomen gevallen, maar ook opgaat in alle vergelijkbare gevallen. Om erachter
te komen of dat zo is, voert men nieuwe – systematische – waarnemingen uit. Als die kloppen
met de verwachtingen, is dat een bevestiging dat men met de theorie op het goede spoor zit.
Een andere manier om een theorie te ontwikkelen is om te trachten de onjuistheid ervan aan te
tonen. Een dergelijk benadering is in de 20e eeuw voor het eerst geïntroduceerd door de
wetenschapsfilosoof Karl Popper (1902–1994). Popper identificeerde hiermee een hoeksteen
van de empirische wetenschap. Confirmatie is onmogelijk met zekerheid te doen, maar
falsificatie wel. Popper stelde daarom dat iedere wetenschappelijke theorie falsifieerbaar moet
zijn. Falsificeerbaarheid wil zeggen dat men probeert de theorie met behulp van
(bijvoorbeeld epidemiologisch) onderzoek onderuit te halen. Hiervoor moeten eerst, uitgaande
van de theorie, hypothesen worden geformuleerd, toetsbare stellingen die op grond van
waarnemingen in de praktijk al dan niet kunnen worden verworpen. Dit proces van een
abstracte theorie naar een of meer te toetsen hypothesen heet deductie. In feite correspondeert
het deductieproces met het vertalen van een globaal onderzoek idee in een of meer
onderzoeksvraagstellingen. Niet ieder systematisch opgezet onderzoek is hypothese toetsend.
Er is ook onderzoek met een meer verkennend karakter (exploratief onderzoek). Dergelijk
onderzoek wordt vooral verricht met betrekking tot nieuwe en nog relatief onontgonnen
problemen en heeft tot doel veelbelovende hypothesen te genereren. Ook de bevindingen uit
dit soort onderzoek dragen bij aan de wetenschappelijke theorievorming.
Voor het toetsen van een hypothese of het verkennen van een nieuw probleemgebied is, zoals
gezegd, empirisch onderzoek noodzakelijk. Dergelijk onderzoek omvat de volgende
verschillende fasen:
1. Formuleren van de onderzoeksvraagstelling.
2. Maken van een onderzoeksopzet (design): selectie van de onderzoekspopulatie,
selectie van de meetinstrumenten, selectie van meetmomenten, selectie van statistische
analysetechnieken.
3. Uitvoeren van het onderzoek (verrichten van de observaties; de
gegevensverzameling).
4. Analyseren van de onderzoeksresultaten: frequentie van de meetwaarden van de
relevante variabelen (univariabele analyses; beschrijvend van aard); relaties tussen
variabelen (bi- en multivariabele analyses; beschrijvend dan wel verklarend).
5. Interpretatie van de onderzoeksresultaten (conclusies).
De resultaten van één onderzoek kunnen een theorie of hypothese zelden maken of breken.
Een theorie representeert de stand van de kennis over een bepaald onderwerp op een bepaald
moment. Meestal is veel onderzoek nodig voordat een theorie voldoende in de empirie
verankerd is. In feite betekent ieder onderzoek een hernieuwde rondgang door de empirische
, cyclus, of liever de empirische spiraal, die zich een weg baant in de richting van een steeds
betere beschrijving van de werkelijkheid.
Leerdoel 2 Waarvoor gebruik je de empirische cyclus?
De empirische cyclus wordt toegepast om kennis op te doen uit ervaring, door middel van het
opstellen van hypotheses en deze te toetsen. De resultaten van één onderzoek kunnen een
theorie of hypothese zelden maken of breken.
Een theorie representeert de stand van kennis over een bepaald onderwerp op een bepaald
moment. Meestal is veel onderzoek nodig voordat een theorie voldoende in de empirie
verankerd is. In feite betekent ieder onderzoek een hernieuwde rondgang door de empirische
cyclus/spiraal, die zich een weg baant in de richting van een steeds betere beschrijving van de
werkelijkheid.
De volgorde van de empirische cyclus is niet altijd gelijk. Soms worden er stappen
weggelaten of toegevoegd, afhankelijk van het onderzoek. De onderste kring van de
cyclus is het daadwerkelijke onderzoek. Niet- systematische waarnemingen kunnen
ook in het onderzoek voorkomen, ondanks dat ze in de bovenste kring staan.
De volgorde moet wel logisch zijn: je gaat geen onderzoek uitvoeren zonder een
vraagstelling om te beantwoorden.
Onderzoekers kunnen de resultaten van vorige onderzoeken:
Bevestigen: confirmatie
Tegenspreken: contradictie
Weerleggen: falsificatie
Nader specificeren: elaboratie
Ondersteunen: verificatie
Leerdoel 3 Wat betekenen deductie en inductie?
Het proces van een abstracte theorie naar een of meer te toetsen hypothesen heet deductie. In
feite correspondeert het deductieproces met het vertalen van een globaal onderzoek idee in
een of meer onderzoeksvraagstellingen. Van een algemene vorm naar een meer specifieke
vorm.
Het integreren van alle systematische en niet-systematische waarnemingen tot een theorie gaat
niet automatisch. Het vereist de nodige creativiteit en inventiviteit. Het proces van concrete
waarnemingen naar een meer abstract, algemeen geldend beeld van de werkelijkheid wordt
inductie genoemd. Inductief redeneren stelt dat een nieuwe theorie niet alleen opgaat voor de
waargenomen gevallen, maar ook opgaat in alle vergelijkbare gevallen.
Leerdoel 4 Wat is onze mening over de empirische cyclus?
Het is een logische cyclus omdat je nooit klaar bent met onderzoeken. Het suggereert dat het
een lineaire richting is.
Leerdoel 5 Wat mist er nog in de empirische cyclus?
Een evaluatie tussendoor, een lus naar de literatuurstudie, een apart kopje waar je je ideeën
vandaan haalt (aanleiding), een discussie en aanbevelingen.
Leerdoel 6 Het toepassen van de empirische cyclus met verschillende onderdelen. Op het
HIV- en aidsprobleem.
Voorbeeld 1
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Gezondheidswetenschapper043. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.83. You're not tied to anything after your purchase.