100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Mens en omgeving TP Sociale psychologie - Leeruitkomsten Fontys uitgewerkt $38.78   Add to cart

Summary

Samenvatting Mens en omgeving TP Sociale psychologie - Leeruitkomsten Fontys uitgewerkt

3 reviews
 175 views  8 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

In dit document staan alle leerdoelen (Fontys, ) uitgewerkt en beschreven. Hierbij zijn meerdere boeken/artikels gebruikt om de leerdoelen te beantwoorden. boeken/schrijvers die o.a. geraadpleegd waren, zijn: sociale psychologie (vonk), Groepsdynamica (Remmerswaal), Cialdini, Goossens, enz.

Last document update: 1 year ago

Preview 10 out of 102  pages

  • Yes
  • January 29, 2023
  • February 19, 2023
  • 102
  • 2022/2023
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: LucM • 1 year ago

review-writer-avatar

By: lucynx • 1 year ago

Translated by Google

Really nice that everything has been worked out! Also because you learn exactly what you need to learn, but there are just really a lot of misspellings.

review-writer-avatar

By: ll5 • 1 year ago

Translated by Google

very comprehensive and clear summary

avatar-seller
ABSTRACT
De uitgewerkte leerdoelen 2022-2023; Fontys.
Boeken gebruikt: Sociale psychologie (Vonk &
Hoorens, 2022), Groepsdynamica
(Remmerswaal), Management, organisatie &
gedrag (Bloemers & Hagedoorn, 2001), + + +
BOK Mens en Omgeving
De, binnen dit bestand uitgewerkte data dient enkel
te worden gebruikt voor informatieve doeleinden.


Leerdoelen Mens & Omgeving
Fontys; Uitgewerkt
BSc Toegepaste Psychologie
V77

,Table of Contents
Overzicht van alle leerdoelen ............................................................................................. 5
Mens & sociale beïnvloeding ..................................................................................................... 5
Mens & groepen ........................................................................................................................ 7
Mens & organisatie .................................................................................................................... 8
Mens & cultuur .......................................................................................................................... 9

Mens & sociale beinvloeding ........................................................................................... 10
1/4 .................................................................................................................................. 10
1. De student kan beschrijven wat sociale psychologie inhoudt en wat de rol van sociaal
afstemmen is voor mensen. ......................................................................................................10
2. De student kan de sociale vergelijkingstheorie van Festinger (1954) beschrijven. ..................10
3. De student kan uitleggen wat zelfkennis en zelfbewustzijn is en hoe dit met elkaar
samenhangt. .............................................................................................................................12
4. De student kan verschillende manieren benoemen en uitleggen hoe we aan kennis over
onszelf komen. .........................................................................................................................12
5. De student kan het verschil tussen het privézelfbewustzijn en publiekszelfbewustzijn
herkennen in een korte casus. ..................................................................................................12
6. De student kan uitleggen wat de functie is van het hebben van een zelfbewustzijn en wat het
effect is van een verhoogd zelfbewustzijn. ................................................................................12
7. De student kan beschrijven hoe zelfkennis georganiseerd is..................................................14
8. De student kan uitleggen welke vormen van zelfwaardering er zijn en deze herkennen in een
casus. ........................................................................................................................................15
9. De student kan de 4 zelfevaluatiemotieven uitleggen en herkennen in een korte casus. .......16

2/4 .................................................................................................................................. 18
1. De student kan de verschillende motieven voor zelfpresentatie herkennen in een korte casus.
.................................................................................................................................................18
2. De student kan de gevolgen van zelfpresentatie beschrijven. ................................................18
3. De student kan uitleggen hoe mensen een eerste indruk vormen van anderen, waarom
mensen dit doen en welke rol sociale categorisatie daarbij speelt. ...........................................20
4. De student kan benoemen welke kenmerken van mensen van invloed zijn op hoe we
personen waarnemen en op welke manier deze van invloed zijn op onze waarneming. ............. 2
5. De student kan uitleggen wat de rol van non-verbaal gedrag is bij het waarnemen van
personen en kan voorbeelden van non-verbaal gedrag beschrijven en herkennen. ...................10
6. De student kan de self-serving bias herkennen uit een korte casus. ......................................11

, 7. De student kan uitleggen wat met attributie wordt bedoeld, de verschillende vormen ervan
beschrijven en onderscheiden...................................................................................................11
8. De student kan de fundamentele attributiefout herkennen in een korte casus. ....................13
9. De student kan uitleggen wat de sociametertheorie te maken heeft met zelfbeeld. ..............14

3/4 .................................................................................................................................. 15
1. De student kan de definitie van sociale beïnvloeding benoemen...........................................15
2. De student kan de beïnvloedingsprincipes van Cialdini herkennen in een korte casus.......16
3. De student kan het verschil tussen informationeel en normatief conformisme beschrijven.
17
4. De student kan het verschil tussen de twee motieven om te conformeren herkennen in
een korte casus. ........................................................................................................................17
5. De student kan het verschil tussen de injunctieve- en descriptieve groepsnorm
beschrijven. ..............................................................................................................................18
6. De student kan uitleggen wat priming is. ..........................................................................18
7. De student kan de verschillende biases herkennen in een korte casus. .............................19
8. De student kan de verschillende heuristieken herkennen in een korte casus. ...................19
9. De student kan de verschillende fallacies herkennen in een korte casus. ..........................19
10. De student kan uitleggen wat (re-)framing inhoud. .......................................................21
11. De student kan beschrijven hoe gewoontegedrag ontstaat. ................................................21

4/4 .................................................................................................................................. 22
1. De student kan de theorie van cognitieve dissonantie van Festinger (1957) beschrijven........22
2. De student kan de verschillende componenten van een attitude herkennen aan de hand van
het drie-componentenmodel. ...................................................................................................23
3. De student kan de rol van evaluatieve conditionering bij attitudevorming beschrijven. ....24
4. De student kan de theorie van gepland gedrag beschrijven. .............................................25
5. De student kan onderdelen van het Elaboration Likelihood Model (ELM) herkennen in een
korte casus. ..............................................................................................................................28
6. De student kan bronnen van weerstand tegen beïnvloeding herkennen in een korte casus...31
7. De student kan de 6 principes van een Nudge volgens het libertair paternalisme herkennen
uit een korte casus. ...................................................................................................................32
8. De student kan uitleggen in welke context een nudge het beste toegepast kan worden. ......32

Mens & Groepen ............................................................................................................. 34
1. De student kan omschrijven wat groepsdynamica is en de relevantie van groepsdynamica
beschrijven. ..............................................................................................................................34

, 3. De student kan de fasen van groepsontwikkeling beschrijven en herkennen in een simpele
casus. ........................................................................................................................................38
4. student kan de verschillende niveaus in groepen beschrijven en herkennen in een simpele
casus. ........................................................................................................................................40
5. De student kan de functionele rollen in groepen beschrijven. ...............................................44
6. De student kan de Belbin groepsrollen beschrijven en herkennen in een simpele casus. .......45
7. De student kan op hoofdlijnen de opbouw van de Roos van Leary omschrijven. ...................48
9. De student kan omschrijven wat conformiteit is en hoe dit zich uit in groepen. ....................50
10. De student kan omschrijven wat groepsnormen zijn. ..........................................................51
11. De student kan beschrijven op welke manieren besluitvorming in groepen plaatsvindt en
wat besluitvorming in groepen meer effectief maakt. ...............................................................52
12. De student kan de basisstappen in besluitvorming benoemen en toepassen. ......................52

Mens en organisatie ........................................................................................................ 55
1. De student kan aangeven wat onder “organisatiestructuur’ verstaan wordt .........................55
2. De student kan de meest voorkomende organisatiestructuren van organisaties benoemen en
deze herkennen in een simpele casus. ......................................................................................56
3. De student kan aangeven wat onder ‘cultuur’ en ‘organisatiecultuur’ verstaan wordt. .........60
4. De student kan de belangrijkste cultuurelementen benoemen en deze aanwijzen in een
organisatie. ...............................................................................................................................60
5. De student kan op hoofdlijnen de factoren benoemen die organisatiecultuur kunnen
veranderen. ..............................................................................................................................61
6. De student kan uitleggen wat het verschil tussen management en leidinggeven is. ...............62
7. De student kan de relatie tussen leiderschap en macht aangeven en enkele machtsbronnen
van leidinggevenden in organisaties benoemen. .......................................................................63
8. De student kan stijlen van leiderschap onderscheiden (autocratisch, democratisch, laissez-
faire) .........................................................................................................................................64
9. De student kan aangeven wat transactioneel en transformationeel leiderschap is. ...............65
10. De student kan aangeven uit welke vier componenten transformationeel leiderschap
bestaat. ....................................................................................................................................66
11. De student kan aangeven wat taakgericht en mensgericht leiderschap is en deze herkennen
in een simpele casus. ................................................................................................................67
12. De student kan de definitie beschrijven van motivatie (in de context van organisaties).......68
13. De student kan de motivatietheorieën van Maslow, Herzberg, Vroom, Adams en Latham &
Locke in hoofdlijnen beschrijven en de belangrijkste begrippen bij elke theorie te noemen. .....69
14. De student kan aangeven hoe leidinggevenden vanuit de theorie in de praktijk medewerkers
kunnen motiveren. ...................................................................................................................69

,Mens en Cultuur; Uitgewerkt ........................................................................................... 74
1. De student kan de definitie van cultuur beschrijven. .............................................................74
2. De student kan de invloed van cultuur op menselijk gedrag en attitude beschrijven. ............74
3. De student kan de (6) dimensies van Hofstede herkennen uit een korte casus. .....................75
4. De student kan de het verschil tussen een hoge en lage context cultuur beschrijven. ............77
5. De student kan de contacthypothese van Allport herkennen in een korte casus....................77
5. De student kan de contacthypothese herkennen in een korte casus. .....................................77
6. De student kan de dimensies van het 8-GLOBE model herkennen in een korte casus. ...........78
7. De student kan de vier acculturatiestrategieën van Berry herkennen in een korte casus. ......79
8. De student kan de definitie van inclusie beschrijven. ............................................................80
9. De student kan de inclusieve benadering benoemen.............................................................80
10. De student kan beschrijven welke interventies er zijn om inclusie te bevorderen. ...............80

, Overzicht van alle leerdoelen


Mens & sociale beïnvloeding


1/4

1. De student kan beschrijven wat sociale psychologie inhoudt en wat de rol van
sociaal afstemmen is voor mensen.
2. De student kan de sociale vergelijkingstheorie van Festinger (1954) beschrijven.
3. De student kan het verschil tussen het privézelfbewustzijn en
publiekszelfbewustzijn herkennen in een korte casus.
4. De student kan uitleggen wat zelfkennis en zelfbewustzijn is en hoe dit met
elkaar samenhangt.
5. De student kan uitleggen wat de functie is van het hebben van een
zelfbewustzijn en wat het effect is van een verhoogd zelfbewustzijn.
6. De student kan verschillende manieren benoemen en uitleggen hoe we aan
kennis over onszelf komen.
7. De student kan beschrijven hoe zelfkennis georganiseerd is.
8. De student kan uitleggen welke vormen van zelfwaardering er zijn en deze
herkennen in een casus.
9. De student kan de vier zelfevaluatiemotieven uitleggen en herkennen in een
korte casus.

2/4

1. De student kan de verschillende motieven voor zelfpresentatie herkennen in een
korte casus.
2. De student kan de gevolgen van zelfpresentatie beschrijven.
3. De student kan uitleggen hoe mensen een eerste indruk vormen van anderen,
waarom mensen dit doen en welke rol sociale categorisatie daarbij speelt.
4. De student kan benoemen welke kenmerken van mensen van invloed zijn op hoe
we personen waarnemen en op welke manier deze van invloed zijn op onze
waarneming.
5. De student kan uitleggen wat de rol van non-verbaal gedrag is bij het
waarnemen van personen en kan voorbeelden van non-verbaal gedrag
beschrijven en herkennen.
6. De student kan de self-serving bias herkennen uit een korte casus.

,7. De student kan uitleggen wat met attributie wordt bedoeld, de verschillende
vormen ervan beschrijven en onderscheiden.
8. De student kan de fundamentele attributiefout herkennen in een korte casus.

9. De student kan uitleggen wat de sociometertheorie te maken heeft met
zelfbeeld




3/4

1. De student kan de definitie van sociale beïnvloeding benoemen.
2. De student kan de beïnvloedingsprincipes van Cialdini herkennen in een korte
casus.
3. De student kan informationeel en normatief conformisme herkennen in een
korte casus.
4. De student kan het verschil tussen informationeel en normatief conformisme
beschrijven.
5. De student kan het verschil tussen de injunctieve- en descriptieve groepsnorm
beschrijven.
6. De student kan het verschil tussen de twee motieven om te conformeren
herkennen in een korte casus.
7. De student kan uitleggen wat priming is.
8. De student kan de verschillende biases herkennen in een korte casus.
9. De student kan de verschillende heuristieken herkennen in een korte casus.
10. De student kan de verschillende fallacies herkennen in een korte casus.
11. De student kan uitleggen wat (re-)framing inhoud.
12. De student kan beschrijven hoe gewoontegedrag ontstaat.




4/4

1. De student kan de theorie van cognitieve dissonantie van Festinger (1957)
beschrijven.
2. De student kan de verschillende componenten van een attitude herkennen aan
de hand van het drie-componentenmodel.
3. De student kan de theorie van gepland gedrag beschrijven.
4. De student kan onderdelen van het Elaboration Likelihood Model (ELM)
herkennen in een korte casus.

,5. De student kan bronnen van weerstand tegen beïnvloeding herkennen in een
korte casus.
6. De student kan de rol van evaluatieve conditionering bij attitudevorming
beschrijven.
7. De student kan de 6 principes van een Nudge volgens het libertair paternalisme
herkennen uit een korte casus.
8. De student kan uitleggen in welke context een nudge het beste toegepast kan
worden.




Mens & groepen

1. De student kan omschrijven wat groepsdynamica is en de relevantie van
groepsdynamica beschrijven.

2. De student kan de types van een groep benoemen en herkennen in een eigen
casus.

3. De student kan de fasen van groepsontwikkeling beschrijven en herkennen in
een simpele casus.
4. De student kan de verschillende niveaus in groepen beschrijven en herkennen in
een simpele casus.
5. De student kan de functionele rollen in groepen beschrijven.
6. De student kan de Belbin groepsrollen beschrijven en herkennen in een simpele
casus.
7. De student kan op hoofdlijnen de opbouw van de Roos van Leary omschrijven.
8. De student kan beschrijven hoe de Roos van Leary ingezet kan worden om
gedrag in groepen te sturen.
9. De student kan omschrijven wat groepsnormen zijn.
10. De student kan omschrijven wat conformiteit is en hoe dit zich uit in groepen.
11. De student kan beschrijven op welke manieren besluitvorming in groepen
plaatsvindt en wat besluitvorming in groepen meer effectief maakt.
12. De student kan de basisstappen in besluitvorming benoemen en toepassen.

, Mens & organisatie

1. De student kan aangeven wat onder “organisatiestructuur’ verstaan wordt,
2. De student kan de meest voorkomende organisatiestructuren van organisaties
benoemen en deze herkennen in een simpele casus.
3. De student kan aangeven wat onder ‘cultuur’ en ‘organisatiecultuur’ verstaan
wordt.
4. De student kan de belangrijkste cultuurelementen benoemen en deze aanwijzen
in een organisatie.
5. De student kan op hoofdlijnen de factoren benoemen die organisatiecultuur
kunnen veranderen.
6. De student kan uitleggen wat het verschil tussen management en leidinggeven
is.
7. De student kan de relatie tussen leiderschap en macht aangeven en enkele
machtsbronnen van leidinggevenden in organisaties benoemen.
8. De student kan stijlen van leiderschap onderscheiden (autocratisch,
democratisch, laissez-faire)
9. De student kan aangeven wat transactioneel en transformationeel leiderschap is
10. De student kan aangeven uit welke vier componenten transformationeel
leiderschap bestaat.
11. De student kan aangeven wat taakgericht en mensgericht leiderschap is en deze
herkennen in een simpele casus.
12. De student kan de definitie beschrijven van motivatie (in de context van
organisaties).
13. De student kan de motivatietheorieën van Maslow, Herzberg, Vroom, Adams en
Latham & Locke in hoofdlijnen beschrijven en de belangrijkste begrippen bij elke
theorie te noemen.
14. De student kan aangeven hoe leidinggevenden vanuit de theorie in de praktijk
medewerkers kunnen motiveren.

, Mens & cultuur

1) De student kan de definitie van cultuur beschrijven.
2) De student kan de invloed van cultuur op menselijk gedrag en attitude
beschrijven.
3) De student kan de dimensies van Hofstede herkennen uit een korte casus.
4) De student kan de het verschil tussen een hoge en lage context cultuur
beschrijven.
5) De student kan de contacthypothese herkennen in een korte casus.
6) De student kan de dimensies van het 8-GLOBE model herkennen in een korte
casus.
7) De student kan de vier acculturatiestrategieën van Berry herkennen in een korte
casus.
8) De student kan de definitie van inclusie beschrijven.
9) De student kan de inclusieve benadering benoemen.
10) De student kan beschrijven welke interventies er zijn om inclusie te bevorderen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller V77. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $38.78. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$38.78  8x  sold
  • (3)
  Add to cart