100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Probleem 7 $3.87   Add to cart

Class notes

Probleem 7

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting probleem 7

Preview 2 out of 6  pages

  • January 29, 2023
  • 6
  • 2022/2023
  • Class notes
  • -
  • Nabespreking probleem 7
avatar-seller
Probleem 7 – Verkiezingsbijeenkomst

Leerdoelen:

Leerdoel 1: Wat zijn de uitgangspunten (of: beginselen) van een democratie?

Leerdoel 2: Wat zijn de uitgangspunten (of: beginselen) van een rechtsstaat?

Leerdoel 3: Hoe verhouden de democratie en de rechtsstaat zich tot elkaar?

Leerdoel 4: Wat is het verschil tussen de VS en Europa als het gaat om democratie en meningsuiting?

Boek 1: Recht in Context, hoofdstuk 6: De democratische rechtsstaat: recht, gemeenschap en politiek

Leerdoel 1: Wat zijn de uitgangspunten (of: beginselen) van een democratie?

 Directe democratie: burgers beslissen over alles mee. Gehoorzamen aan de wet is gehoorzamen aan
jezelf: sociaal atomisme.
 Schadebeginsel: de enige goede reden om de vrijheid van individuen in te perken is het
voorkomen van schade aan andere individuen. (Mill)
 Vrijheid van meningsuiting moet vergaand zijn, omdat daarmee de zoektocht naar waarheid
onbelemmerd kan plaatsvinden.
 Indirecte democratie: democratie wordt gerealiseerd door middel van gekozen
volksvertegenwoordiging. Keerzijde: vertegenwoordigers moeten verantwoording afleggen aan hun
kiezers.
 Procedurele benadering: de stem van iedere burger telt en de meerderheid van de stemmen
geeft de doorslag (meerderheidsregel).
 Directe democratie is wel terug te vinden in het referendum, het burgerinitiatief en
internetconsultatie.

Democratie

 Tegen de achtergrond van onze open en pluriforme samenleving moet een bepaalde inrichting van
staat en bestuur zijn, die bepaalde democratische waarden verdedigt.
 Juridische instituties en procedures zijn ingericht op tegenspraak en zorgen zelf voor procedurele
rechtvaardigheid.
 Basisgedachte van de democratie: burgers hebben invloed op en participeren in de politiek en bestuur.
 Definitie democratie: de regering door velen of anders gezegd de regering van, voor en door het volk.
 Staatsrechtelijke minimumeisen aan een democratie:
1. Stemrecht: actief kiesrecht: iedereen heeft het recht om via vrije en geheime verkiezingen invloed uit
te oefenen op de vertegenwoordigende colleges.
2. Passief kiesrecht: recht om te participeren: iedereen heeft het recht om zelf te worden gekozen.
 Art. 4 Gw.
 Kiesrecht en de meerderheidsregel in combinatie is genoeg om van een democratie te kunnen
spreken, maar er zijn nog meer voorwaarden nodig om een democratie echt goed te kunnen laten
functioneren. Deze voorwaarden zorgen ervoor dat de democratie niet misbruikt kan worden voor
ondemocratische doeleinden.
 Er bestaan politieke grondrechten ter uitvoering van de gedachte dat iedereen het recht heeft
om naar politieke machtsuitoefening te streven.
 Er moet voldoende bescherming zijn van de rechten van minderheden. Minderheden moeten ook
de mogelijkheid hebben om uit te kunnen groeien tot meerderheden. De democratie is er dan ook
op gericht om zo goed mogelijk om te kunnen gaan met verschillende politieke standpunten.
 Democratie is gebaat bij een voortdurend debat en bij de mogelijkheid om het bestuur ter
verantwoording te roepen> controle van de besluitvorming.
 De Tweede Kamer heeft om dit uit te kunnen voeren het recht van initiatief en het recht van
amendement.
 Controlemechanismen achteraf: het recht om een bewindspersoon vragen te stellen.
 Kern van het parlementaire stelsel: ministeriële verantwoordelijkheid: de regel dat de minister
verantwoordelijk is voor wat onder zijn beleid valt. De Koning is onschendbaar en de ministers zijn
verantwoordelijk voor het handelen van de koning (Art. 42 lid 2 Gw).

,  De minister dient verantwoording af te leggen aan de Staten-Generaal> vertrouwensbeginsel: de
minister heeft het vertrouwen van het parlement tot het tegendeel is gebleken en een minister moet
opstappen als het vertrouwen in hem is opgezegd. Bevoegdheden van het parlement voor de
controlerende taak:
1. Elk Kamerlid kan een bewindspersoon schriftelijk of mondeling vragen stellen.
2. Beide Kamers en individuele Kamerleden hebben het recht van interpellatie.
3. Beide Kamers kunnen moties aannemen waarin aan de minister of het kabinet wordt aangegeven
hoe zij moeten handelen. Uiterste consequentie: motie van wantrouwen: de Kamer zegt het
vertrouwen in de minister of het kabinet op> minister- of kabinetscrisis> kamerontbinding>
nieuwe verkiezingen.
 Voorwaarden voor de mogelijkheid tot controle:
1. De openbaarheid van besluitvorming en besluiten> Wet openbaarheid van bestuur: bestuursorganen
zijn verplicht om informatie te verstrekken over genomen besluiten.

Vorming van partijen

 Wordt mogelijk gemaakt door de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vrijheid van
vergadering.
 Verbod op een partij: dit mag alleen als een politieke partij de democratie wil afschaffen of de
politieke grondrechten verregaand wil inperken.

Leerdoel 2: Wat zijn de uitgangspunten (of: beginselen) van een rechtsstaat?

 Basisgedachte van de rechtsstaat: de overheidsmacht is gebonden aan maat en regel.
 Formele rechtsstaatvisie: benadrukt vooral de vorm van onderwerping aan het recht.
 Inhoudelijke rechtsstaatvisie: ziet allerlei inhoudelijke beginselen als wezen van de rechtsstaat.
 Iedereen moet gelijk behandeld worden. Gelijkheidsbeginsel.
 Het handelen van de overheid moet gebaseerd worden op het vrijheids- en gelijkheidsbeginsel.
 In Nederland kan er van een rechtsstaat gesproken worden als de volgende beginselen worden
gehonoreerd:
1. Legaliteitsbeginsel: elk overheidsoptreden moet berusten op een wettelijke grondslag. Dit zorgt voor
vrijheid van de burgers en voor het ideaal van democratie als zelfbestuur. Willekeurig
overheidshandelen wordt voorkomen.
2. Trias politica (Montesquieu): de organisatie van de staat moet berusten op het principe van de
machtenverdeling. Wetgevende, bestuurlijke en rechterlijke bevoegdheden worden toegekend aan
verschillende organen, die elkaar weer controleren.
 Wetgevende macht: maakt wetten.
 Uitvoerende macht: voert wetten uit, op basis van een bevoegdheid vanuit de wetgever.
 Rechtsprekende macht: onafhankelijk van de andere machten, maar wel gebonden aan de wet.
 De macht in handen van één macht zou leiden tot machtsmisbruik en willekeur.
 Systeem van checks and balances: de machten participeren in elkaars machten en controleren elkaar
en de rechter interpreteert de wet> participatiegedachte. Participatie: betrokkenheid van de regering
bij de wetgevende macht.
 Machtenscheiding: alle drie de machten houden zich volledig met hun eigen taak bezig.
 In Nederland: beide vormen. Voorbeeld van de scheiding: toetsingsverbod Art. 120 Gw.
3. Grondrechten:
 Fundamentele rechten en vrijheden van de burgers vinden bescherming in de vorm van
grondrechten. Zelfs de wetgever is hieraan gebonden.
 Vrijheid van meningsuiting (Art. 7 Gw).
 Vrijheid van de persoonlijke levenssfeer (Art. 10 Gw).
 Beschermen verschillende belangen van burgers:
1. Klassieke burgerrechten: rechten die de vrijheid ten opzichte van de overheid beschermen.
2. Politieke rechten: burgers kunnen zichzelf politiek organiseren.
o Worden samen de klassieke grondrechten genoemd.
 Sociaal-economische grondrechten: beschermen niet zozeer de vrijheden van burgers. Bijvoorbeeld
het recht op werkgelegenheid en het recht op gezondheidszorg. Niet geformuleerd als recht voor de
burger, maar als opdracht voor de overheid om de burgers te beschermen. Geven uitdrukking aan het
idee dat de gemeenschap als geheel verantwoordelijk is voor de belangen van burgers.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evaverkoren0. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.87. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83637 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.87
  • (0)
  Add to cart