LET OP: dit is een tentamen van het vak Historische Ontwikkeling v/h Recht. Zowel goederen- als verbintenissenrecht!
Hoi, ik heb de meerkeuzevragen van het tentamen historische ontwikkeling van het recht van helemaal uitgewerkt. Per vraag staat aangegeven wat het juiste antwoord is, waarom dat het...
TENTAMEN Historische Ontwikkeling van het Recht 28 mei 2014
1. Het Romeinse formula-proces en de buitengewone rechtsgang (extraordinaria
cognitio) zijn te beschouwen als voortbrengselen van de Romeinse staatsinrichting.
Welke van de volgende stellingen is juist?
a. Het formula-proces vloeide voort uit de instelling van het ambt van
volkstribuun (tribunus plebis).
b. De buitengewone rechtsgang was de uitdrukking van de groeiende
invloed van de keizerlijke kanselarij op de rechtsvorming.
c. Het formula-proces vond zijn oorsprong in de republikeinse façade van
het Principaat.
d. De buitengewone rechtsgang was een direct gevolg van de aparte
jurisdictie van de marktmeester (aedilis curulis).
Antwoord: B. Ten tijde van het formulaproces speelde de keizer(lijke kanselarij)
slechts een beperkte rol bij het spreken van recht. De buitengewone rechtsgang volgde
het formulaproces op. In het formuleproces bestond het proces uit twee fasen, bij de
buitengewone rechtsgang niet meer. Het gehele proces speelde zich af voor de
rechter, deze rechter was geen lekenrechter meer, maar een van de keizer afhankelijke
ambtenaar. Belangrijk: de procesovereenkomst met haar consumerende werking ging
samen met het formulaproces teniet, de procesovereenkomst bestond niet meer bij de
buitengewone rechtsgang, daarom was hoger beroep en waren verstekgedingen
mogelijk. (zie Prota: P 20/21)
2. Waarom was in het systeem van het formula-proces de mogelijkheid van hoger
beroep uitgesloten?
a. Aangezien er werd geoordeeld door een lekenrechter (iudex privatus) die het
Romeinse volk vertegenwoordigde. Tegen het oordeel van het volk is hoger beroep
ondenkbaar.
b. Aangezien de formula een akte was. Eenmaal vastgesteld, stond de inhoud van een
akte vast en kon deze niet meer worden getoetst op de juistheid ervan.
c. Aangezien de litigieuze rechtsverhouding tussen partijen werd geconsumeerd door
de procesovereenkomst (litis contestatio). Zij kon dus niet meer onderwerp zijn van
een tweede procesgang.
d. Aangezien het formula-proces zich eerst voor de praetor en vervolgens voor de
lekenrechter afspeelde. Zodoende was er al een vorm van hoger beroep ‘ingebouwd’
in deze procesgang.
Antwoord: C. Na het opstellen van een procesformulier/procesovereenkomst bestond
de oorspronkelijke overeenkomst tussen partijen niet. De procesovereenkomst ‘at’ de
oude verbintenis op, bij wijze van spreken. Omdat die overeenkomst niet meer
bestond was hoger beroep niet mogelijk. (zie Prota: P 20/21)
3. De schilder Arellius heeft vlak voor zijn plotselinge overlijden aan de pest nog een
schilderij (een res nec mancipi) van de godin Minerva verkocht aan de
kunstverzamelaar Sallustius voor het bedrag van 12.000 sestertiën. De koopprijs is
nog niet betaald en het schilderij is nog niet geleverd. Arellius laat voor gelijke delen
twee erfgenamen na, zijn zonen Buffo en Crixus, die de nalatenschap vol en zuiver
hebben aanvaard. Buffo kom echter te overlijden aan dezelfde besmettelijke ziekte als
zijn vader, onder achterlating van zijn dochters Diana en Estella als erfgenamen voor
, gelijke delen, die de nalatenschap van Buffo op hun beurt vol en zuiver aanvaarden.
Welke stelling is van toepassing op de rechten en plichten van Crixus, Diana en
Estella?
a. Crixus heeft een vordering op Sallustius tot betaling van 6.000; Diana en Estella
hebben ieder een vordering tot betaling van 3.000; en Crixus, Diana en Estella zijn
hoofdelijk verbonden tot levering van het schilderij.
b. Crixus, Diana en Estella hebben ieder een vordering op Sallustius tot betaling van
4.000; en Crixus, Diana en Estella zijn hoofdelijk verbonden tot levering van het
schilderij.
c. Crixus heeft een vordering op Sallustius tot betaling van 6.000; Diana en Estella
hebben ieder een vordering tot betaling van 3.000; en Crixus is aansprakelijk tot
levering van het schilderij.
d. Crixus, Diana en Estella hebben als hoofdelijke crediteuren een vordering op
Sallustius tot betaling van 12.000; en Crixus is aansprakelijk tot levering van het
schilderij.
Antwoord: A. Door het vol en zuiver aanvaarden van de erfenis van Arellius door
Buffo en Crixus worden zei geacht de persoon van Arellius voort te zetten. De aan
Arellius verschuldigde 12.000 HS wordt gelijk verdeeld over B en C. Zowel B als C
heeft een vordering op Sallustus tot betaling van 6.000 HS. Als B overlijdt en zijn
beide erfgenamen zijn erfenis vol en zuiver aanvaarden, worden de erfgenamen van B
(D en E) geacht de persoon van B voort te zetten. De vordering van B op Sallustus ter
waarde van 6.000 wordt verdeeld over de erfgenamen D en E. (vol en zuiver
aanvaarden van de erfenis houdt in dat de erfgenaam de erflater onder algemene titel
opvolgt, hij neemt alle rechten/plichting/bezittingen/schulden over). Omdat zowel
Crixus als Diana als Estella direct of indirect de persoon van Arellius hebben
voortgezet, zijn zij alle drie hoofdelijk verbonden tot levering van het schilderij. (zie
Prota: Erfrecht: 1&9)
4. Arrius is een grote speler in de graanhandel. Hij is eigenaar van verschillende
graanpakhuizen waar graanhandelaren tegen betaling hun graan kunnen opslaan.
Aangezien er de laatste tijd veel piraterij voorkomt in het Middellandse Zeegebied,
stokt de toevoer van graan uit Egypte. Hierdoor gaan de zaken ook voor Arrius slecht.
Hij besluit één van zijn pakhuizen (een res mancipi) te verkopen en op de
voorgeschreven wijze te leveren aan Balbus, onder het beding dat deze het niet mag
verkopen aan Arrius’ concurrent Crassus, die om een of andere reden minder te lijden
heeft onder de graancrisis. Balbus accepteert, maar verkoopt en levert het pakhuis
door mancipatio dezelfde week nog aan Crassus. Arrius is woedend en wil zijn
pakhuis terug. Hij komt aan bij de stadsvilla van Balbus en treft daar diens curator,
die net is begonnen met het afwikkelen van het faillissement van Balbus. Wat is
rechtens?
a. Arrius kan als eigenaar het pakhuis uit de boedel van Balbus revindiceren,
aangezien de schending van het beding tot gevolg heeft dat de overdracht tussen
Arrius en Balbus nietig is.
b. Arrius beschikt slechts over een vordering uit wanprestatie tegen Balbus op grond
van de overeenkomst.
c. Arrius kan als eigenaar een revindicatie instellen tegen Crassus, aangezien Balbus
niet bevoegd was om het pakhuis aan Crassus over te dragen.
d. Arrius kan een vordering uit wanprestatie instellen tegen Balbus en een vordering
uit onrechtmatige daad tegen Crassus.
Antwoord: B. In deze casus moet het goederenrecht duidelijk onderscheiden worden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RikDijkman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.