Hoofdstuk 28
Inkoopprijs verkopen, materialen en grondstoffen
_________________________________________________________________________
__
In dit hoofdstuk zijn de voorbeelden in het boek erg belangrijk !!
Paragraaf 1 Fifo
Fifo-systeem: bij het fifo-systeem (first in, first out) boeken we de goederen bij verkoop af
tegen de prijs van de langst aanwezige partij
● er wordt administratief vanuit gegaan dat de goederen die het eerst ingekocht zijn,
het eerst verkocht worden
● naarmate er meer transacties zijn, worden de berekeningen lastiger → door
automatisering toch praktisch toepasbaar
● in dienstverlenende onderneming spele ook de voorraden, materialen en
grondstoffen
Paragraaf 2 Lifo
Lifo-systeem: het lifo-systeem (last in, first out) neemt als inkoopwaarde van de verkopen
de inkoopprijs van de laatst ingekochte goederen
● er wordt administratief (! in praktijk vaak eerst de ‘oudere’ goederen verkocht) dat de
goederen die het laatst binnengekomen zijn, er bij verkoop het eerste uitgaan
● ook nu meer werk bij meer transacties
● waarde voorraad altijd gelijk aan die van een ‘oude’ partij
Lifo vs fifo
● doordat een onderneming een ander systeem gebruikt, verschilt de brutowinst en
balanswaardering (ondanks dezelfde transacties) → omdat; administratief zit er een
verschil in moment van betaling
Als een onderneming eenmaal een systeem heeft gekozen, kan hij niet zomaar veranderen
Paragraaf 3 Vaste verrekenprijs
● Een bezwaar tegen lifo- en fifo-methode is dat ze veel werk met zich meebrengen
● Het bepalen van de inkoopwaarde van verkochte artikelen is bewerkelijk als daar
verschillende partijen bij betrokken zijn. O.a. daarom maken sommigen gebruik van
een vaste verrekenprijs: de vaste verrekenprijs is een schatting van de gemiddelde
inkoopprijs voor een komende periode
○ altijd van tevoren bepalen en gebaseerd op verwachte prijzen
■ bijv 1 /1 inkoopprijs = 4 en verwachting 31/12 = €6 → vvp = €5
○ na vaststellen nemen we die prijs gedurende de periode → waarde voorraad
berekenen volgen historische uitgaafprijs
○ als over ‘vvp-periode’ een verschil is met berekende kosten corrigeren we
achteraf het totaal van de inkoopprijs verkopen gedurende die periode zodat
die weer gelijk is aan historische uitgaafprijs
● Nadeel vvp: gedurende de periode dat een bepaalde vaste verrekenprijs wordt
gehanteerd zijn de inkoopprijs verkopen en dus ook de brutowinst schattingen van de
werkelijkheid. Deze schattingen kunnen behoorlijk van de werkelijkheid afwijken
,Paragraaf 4 Materialen en grondstoffen
● Zowel handelsondernemingen als ondernemingen met omvormingsproces hebben te
maken met de kosten van ingekochte goederen die nodig zijn voor de producten die
ze verkopen
○ Handelsonderneming koopt goederen in en verkoopt deze goederen -zonder
vormverandering- met winst
○ Ondernemingen met omvormingsproces: bijv. een bakker
Inkoopprijs verkopen
● Handelsonderneming heeft vooral te maken met de kosten die samenhangen met de
inkoopprijs
○ de kosten bestaan uit: inkoopprijs per artikel x afzet
○ verschil inkoopprijs en verkoopprijs = brutowinst
Kosten grondstoffen, hulpstoffen en materialen
● Grondstoffen en hulpstoffen treffen we alleen bij omvormingsprocessen:
○ grondstoffen: grondstoffen zie je terug in een eindproduct (bijv. klei → pot)
○ hulpstoffen: hulpstoffen zijn nodig om de productie mogelijk te maken en zie
je niet in het eindproduct (bijv. smeerolie → oven)
● Bij sprake van omvormingsproces berekenen we verbruikskosten vaak :
○ verbruikte hoeveelheden x de prijzen van de verschillende grondstoffen,
hulpstoffen en materialen
● Bij handelsondernemingen is er wel sprake van materialen (bijv verpakking)
Afval
● Afval: een onvermijdbaar verlies aan grondstoffen dat bij een productie ontstaat
● Brutoverbruik: de grondstoffen waarmee we beginnen
● Netto verbruik: de hoeveelheid grondstoffen die in het eindproduct terechtkomen
● Afval kunnen we verdelen in 2 groepen:
○ afval zonder waarde: de afval heeft geen verkoopwaarde en we kunnen de
afval ook niet opnieuw gebruiken om producten mee te maken
○ afval met waarde: als we de grondstof afval hergebruiken of verkopen
■ deze opbrengst verlaagt de kosten van afval per product
■ kan ook negatief zijn; deze extra kosten verhogen de kosten van afval
per product
Paragraaf 1 Afschrijven
● Afschrijven doen we vanwege waardevermindering van duurzame
productiemiddelen: duurzame productiemiddelen zijn activa die meer dan 1
productieproces meegaan
○ gebouwen, machines, transportmiddelen etc.
○ belangrijk kenmerk is de duurzaamheid → prestaties in de toekomst: bij de
aanschaf van een duurzaam productiemiddel, koopt de onderneming naast
prestaties voor het nu , maar ook voor prestaties in de toekomst
● Aanschafprijs: de aanschafprijs van een duurzaam productiemiddel bestaat uit de
aanschafprijs zelf en de bijkomende kosten (overdrachtskosten, installatiekosten en
afleveringskosten)
○ dit is in 1x een groot bedrag → in de loop van de jaren terugverdienen door
verkoop (bijv. €0,50 extra per stuk vragen)
○ deze aanschafprijs schrijven we af
● Afschrijven: afschrijven is het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de
waardevermindering (door het gebruik of verstrijken van de tijd) van duurzame
productiemiddelen
○ enerzijds tot uitdrukking op de balans → duurzame productiemiddel wordt
voor een lagere waarde opgenomen
○ anderzijds stelt de waardevermindering een verlies of een kostenpost op
winst-en-verliesrekening voor: we verdelen het totale bedrag van de
aanschaf over alle perioden dat een duurzaam productiemiddel meegaat
● Belangrijk dat onderneming tijdig haar liquiditeitspositie controleert en haar
mogelijkheden tot financiering bekijkt
● De grootte van de afschrijving is afhankelijk van:
○ de waarde van het duurzame productiemiddel
○ de levensduur
○ de restwaarde
○ het gebruik
● Bij levensduur onderscheiden we:
○ technische levensduur: de technische levensduur is de periode waarin het
productiemiddel de prestaties kan leveren waarvoor het is aangeschaft
■ met bijv reparaties kun je dit verlengen
○ economische levensduur: de economische levensduur is de periode waarin
het op economische gronden verstandig is het productiemiddel te gebruiken
● Restwaarde: de restwaarde is de geschatte verwachte opbrengst van het duurzame
productiemiddel bij verkoop aan het eind van de levensduur
○ sloopkosten: kosten om aan het eind van de levensduur het duurzaam
productiemiddel te verwijderen → in mindering op restwaarde
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amberbruggink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.