Een samenvatting van het boek van Materiële hulpverlening (Sjoerd van Gurp). Alles staat in de samenvatting. Ik heb samenvattingen vergeleken om tot deze samenvatting te komen. Een top samenvatting!
In eerste instantie vond er ruilhandel plaats op kleine schaal. Deze vorm van handelen werd alleen
steeds lastiger omdat niet alle middelen om mee te ruilen even houdbaar waren. Daarnaast was de
vraag naar producten niet altijd gelijk en waren bepaalde producten zoals z67ware stenen niet altijd
praktisch om mee te handelen.
De producten die waardevast waren en niet gevoelig voor inflatie, zoals schelpen en vee, werden
gebruikt als valuta en goederengeld genoemd. Eén van de eerste universele betaalmiddelen was
zout.
Naast zout handelde men ook in schelpen, metalen en kruiden. Ook dit waren duurzame goederen
die makkelijk te verdelen waren. Langzamerhand kregen kostbare metalen als goud en zilver zo
steeds meer een functie als tuilmiddel dat ook internationaal te verhandelen was.
Veel steden en streken hadden hun eigen munt. Bij grotere bedragen zaten er risico’s aan transacties
met goud. Bij het vervoeren ervan was een kans op een overval natuurlijk groot. Op dat moment
kwamen de eerste banken die het goud voor mensen bewaarden. Bij de bank kon puur goud worden
omgewisseld voor een waardepapier waarop stond hoeveel goud je te goed had.
Napoleon zorgde ervoor dat er nog maar één munteenheid mocht worden gebruikt. Hierdoor werd
in 1901 de gulden het enige wettige betaalmiddel in Nederland. Tot 1967 waren de Nederlandse
munten nog steeds van puur zilver maar daarna werden ze van nikkel. Dit kwam omdat de waarde
van zilver zo ontzettend steeg, zodat de munt weer waard werd dan het bedrag waarvoor het stond.
In 1950 werd de eerste creditcard in Amerika geïntroduceerd. In eerste instantie was het gebruik van
de creditcard in Nederland alleen voor toeristen en zakenmensen die ook hier in hotels, winkels en
restaurants kwamen die hun creditcard accepteerden. Pas later werd de creditcard door een breder
publiek in gebruik genomen.
Vanaf 1990 werd het pinnen als betalingssysteem in Nederland uitgerold. Voordat men kon pinnen
werkte men met betaalcheques als er grote bedragen moesten worden afgerekend of moest je naar
de bank om contant geld te halen.
In 2002 werd de Nederlandse gulden vervangen door de euro. Door de invoering van één Europese
munt moest er een eind komen aan de schommelende wisselkoersen die lastig waren voor de
internationale handel. Door de invoering van de euro konden Europese landen ook een grote
economie vormen tegenover Amerika en China.
1.2 Armoede door de jaren heen
Tijdens de vroege middeleeuwen vielen mensen die niet konden betalen vaak buiten de boot en
moesten gaan bedelen om in leven te blijven. Godsdienst speelde een grote rol in de samenleving
waardoor veel rijken aalmoezen aan de armen gaven, zodat ze zeker waren van een plek in de hemel.
Daarnaast werden er ook aalmoezen door de hogere kringen gegeven omdat men bang was voor
sociale onrust en opstanden. In de middeleeuwen ging men er van uit dat God had bepaald wie rijk
en machtig werd en wie te maken zou krijgen met armoede.
,Later in de middeleeuwen kwam er steeds meer armoede voor. Mensen kwamen om van de honger
door een slechte oogst of door oorlogsgeweld. Mensen moesten actiever gaan bedelen en
langzaamaan ontstond er criminaliteit zoals straatroof. Ook het overlijden van de man binnen het
gezin kon voor grote problemen zorgen. De vrouw had vaak zelf geen inkomen en kon niet voor haar
gezin zorgen.
Tijdens de verlichting werd de dwangarbeid ingevoerd om armoede te voorkomen. De rol van
godsdienst in de samenleving werd minder, waardoor de zorg voor de armen in de samenleving bij
de staat kwam te liggen in plaats van bij de kerk. Door mensen te leren werken, zouden ze volgens
beleidsmakers weer onderdeel van de maatschappij kunnen zijn en zouden ze geld kunnen
verdienen. Het was echter weinig succesvol omdat veel van de mensen waarvoor de dwangarbeid
bedoeld was van stad naar stad trokken.
Begin 19e eeuw is er veel armoede in Nederland en worden er landbouwkolonies opgezet voor arme
gezinnen. Deze gezinnen krijgen een eigen huisje met een stukje grond en het doel is dat ze binnen
de kolonie werken om in hun eigen onderhoud te kunnen voorzien.
In 1854 werd de Armenwet ingevoerd. Deze wet bepaalde dat de overheid zich met de armenzorg
zou bezighouden als vanuit de kerk en particuliere zorg meer hulp nodig was met als doel de
openbare orde te kunnen blijven handhaven. De nieuwe armenwet in 1870 bepaalde dat de
gemeente waar men woonde verantwoordelijk was voor de kosten van de armenzorg en de hulp die
aan gezinnen werd geboden.
Met het Kinderwetje van Van Houten werd in 1874 geprobeerd de kinderarbeid van kinderen onder
de 12 jaar te stoppen. Met de leerplicht in 1901 werden ouders verplicht hun kinderen naar school te
sturen.
De eerste wereldoorlog zorgde ervoor dat veel mensen te maken kregen met armoede, werkloosheid
en gebrek aan voedsel. Doordat er tijdens de oorlog veel mannen waren gesneuveld, waren er
genoeg werkplekken waardoor de werkloosheid onder de armen in de samenleving daalde. De
sociale wetten zoals een uitkering, een werkongevallenverzekering en de kinderbijslag zorgden
ervoor dat de oorzaken van armoede steeds meer werden bestreden.
Na een korte periode van welvaart leidt de beurskrach van 1929 in New York ook in Nederland tot
een economische crisis. De werkloosheid stijgt weer en ook de armoede wordt weer een steeds
groter probleem.
Na de tweede wereldoorlog stond armoede hoog op de politieke agenda. De overheid was bang dat
er weer een economische crisis zou kunnen volgen met hoge werkloosheid tot gevolg. Zo ontstond in
de jaren 1950 en 1960 het socialezekerheidsstelsel, bestaand uit sociale voorzieningen en
verzekeringen. Zo werd in 1957 de Algemene Ouderdomswet ingevoerd, die een vaste uitkering per
maand gaf aan burgers vanaf 65 jaar.
Hiermee ontstond de verzorgingsstaat en in eerste instantie lukt het de overheid om het
socialezekerheidsstelsel te bekostigen. Vanaf het begin van de jaren 1970 kwam hier verandering in
en werden veel mensen werkloos. Aangezien deze allemaal recht hadden op een
werkloosheidsuitkering moest er opnieuw gekeken worden naar alle regelingen om dit betaalbaar te
houden.
1.3 Recente ontwikkelingen
, Door de komst van de participatiemaatschappij is de zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid bij de
burger neergelegd, ook als het om financiën gaat. Hierdoor zien we dat mensen steeds meer
financiële beslissingen moeten nemen, dat door de digitalisering een andere manier van omgaan met
geld is ontstaan, jongeren moeten steeds vroeger financiële beslissingen nemen die van invloed zijn
op de rest van hun leven en steeds meer huishoudens hebben een betalingsachterstand.
Ook zijn er steeds meer digitale vormen van criminaliteit waar mensen mee te maken kunnen
krijgen.
1.4 Digitalisering
Digitaal betalen is minder belastend voor het milieu en veiliger, maar daarnaast zijn er ook zorgen.
De aanhoudende plofkraken de afgelopen jaren waarbij zware middelen werden ingezet, zorgden
ervoor dat veel pin- en stortautomaten tijdelijk gesloten werden.
Daarnaast zorgt contant geld ook voor meer mogelijkheden voor het witwassen van geld, het kunnen
uitgeven van vals geld en fiscale fraude.
Chartaal geld = geld in onze portemonnee Pain of paying en anoniem
Giraal geld = geld op onze bankpas Efficiënter
Contant geld wordt veel gebruikt door groepen die we als kwetsbaar omschrijven. Daarnaast hebben
mensen zonder verblijfsvergunning geen toegang tot betaalrekeningen en zijn ze afhankelijk van
contant geld.
1.5 Cryptovaluta
Bitcoins behoren tot de zogenaamde cryptovaluta, oftewel digitaal geld dat buiten de reguliere
geldsystemen om wordt gebruikt. Doordat de bitcoin niet van banken of de overheid is maar van
iedereen die deelneemt wordt geld in de vorm van bitcoin voortaan democratisch en apolitiek.
Cryptogeld waarvan de bitcoin een voorbeeld is, is het best te vergelijken met een digitale munt, de
munt is niet tastbaar maar bevat een unieke reeks cijfers en getallen. Het kan dus niet vervalst
worden of kapotgaan.
1.6 Maakt geld gelukkig?
Uit veel eerdere onderzoeken kwam naar voren dat geld niet gelukkig maakt. Het geluk door geld zou
vooral samenhangen met voldoende geld hebben om fatsoenlijk te kunnen elven. Het hebben van te
weinig geld en het hebben van geldzorgen brengt juist vermindering in hoe gelukkig mensen zich
voelen. Het je zorgen maken om geld kan leiden tot stress, veel piekeren en zorgen over de
toekomst.
Het bezitten van materiële spullen of geld maakt vaak gelukkig op de korte termijn en hangt samen
met de ‘preference drift’. Dit houdt in dat we vaak tijdelijk blij zijn met wat we op dat moment
hebben maar na een tijdje meer willen hebben.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller frenceshoefnagels. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.