Hematopoëse
Na 18 dagen begint de hematopoëse, in de 6e week begint in de lever de
granulopoëse (witte bloedcellen) en de megakaryopoëse (vorming bloedplaatjes). Alle
bloedcellen stammen af van de hematopoëtische stamcel. Deze differentieert tot:
Lymfoïde voorloper cel
o B cel plasma cel
o T cel
o NK cel
Myeloïde voorloper cel
o Granulocyten
Neutrofiel (activatie en migratie = chemotaxis)
Basofiel (allergieën, histamine)
Eosinofiel (parasieten en wormen)
o Mestcel
o Dendritische cel
o Monocyt macrofaag
Erythrocyt voorloper cel
o Megakaryocyt bloedplaatjes
Rijpen door endomitotische nucleaire replicatie (alleen kern
deelt)
Trombocyten bevatten alfa en dense granulen
Alfa von Willebrand factor, een fibrinogeen
Dense voor secundaire hemostase
o Erytroblast rode bloedcel
Bestaat uit haem, waarin een ijzeratoom zit wat zuurstof kan
binden
Na 120 dagen wordt de erytrocyt weggevangen door de milt en
gefagocyteerd
Bij patiënten zonder milt kun je erytrocyten met kernrestanten
vinden (Howell Jolley lichaampjes)
Proliferatie en differentiatie van hematopoëtische cellen wordt gereguleerd d.m.v.:
Pleiotrope groeifactoren differentiatie van voorlopercellen
Lineage specifieke groeifactoren uitrijping
Hematopoëtische stamcellen brengen tijdens deze ontwikkeling het oppervlakte
molecuul CD34 tot expressie op hun celmembraan. Uitgerijpte bloedcellen zijn CD34
negatief.
Klonale T-cel selectie in thymus
De selectie wordt uitgevoerd door middel van dendritische cellen:
1. Positieve selectie Cellen die CD3-positief zijn en sterk binden, mogen door
2. Negatieve selectie Cellen die niet reageren op eigen antigenen en niet binden
aan eigen cellen, mogen door
3. Cel krijgt CD4 of CD8 bepaalt wat voor soort cel het wordt
Receptor rearrangement
Door het aan elkaar koppelen van V-D-J-segmenten in verschillende volgorden, kunnen
met weinig genen toch veel receptoren ontstaan. Dit vormt samen de variabele regio.
De cel adhesie cascade
Dit is het proces waarbij bloedcellen de bloedbaan verlaten om het weefsel in te gaan.
Het wordt ook wel diapedese genoemd. Hierbij rollen de cellen over het endotheel
(worden geremd door selectines) en hechten ze zich langzaam vast (door middel van
integrines). Hierdoor kunnen ze door het endotheel door heen migreren (extravasatie)
,De eerste afweer
De fysieke barrière is de eerste afweer van het lichaam. Deze bestaat uit:
Huid
o Opperhuid bestaande uit keratinocyten, verbonden door tight
junctions
Keratynocyten herkennen PAMP’s d.m.v. TLR’s
Bevat Langerhans cellen (gespecialiseerde DC’s)
o Lederhuid
o Subcutane laag
Darm en longen
Mucosa van oog/neus
o Bevat veel IgA
o Bevat grote hoeveelheden T- en B-cellen
o Kan macrofagen activeren zonder inflammatie
o Bevat MALT (mucosa associated lymphoid tissue) in het Peyer gedeelte
en de ring van Waldeyer.
Het aangeboren afweersysteem
De cellen van het aangeboren immuunsysteem zorgen voor het direct opruimen van de
pathogenen door middel van fagocytose. Daarnaast scheiden ze chemokinen uit om
andere cellen te lokken (onder andere dendritische cellen) die het verworven
immuunsysteem activeren. Ook worden cytokinen uitgescheiden die invloed hebben op
het gedrag van de cellen.
Cellen van het aangeboren immuunsysteem zijn:
Macrofagen fagocytose en productie cytokinen/chemokinen
Dendritische cellen fagocytose en antigeen presentatie (APC)
o Herkent PAMPs door middel van TLRs. PAMPs (of DAMPs) zorgen voor
co-stimulatie. TLR’s zitten zowel buiten als binnen in de cel.
Granulocyten
o Neutrofiel fagocytose en uitscheiden
lytische enzymen
Komt het meest voor
Bij doodgaan op plek van infectie
wordt pus gevormd
o Basofiel allergische reactie samen
met mestcel en uitscheiden histamine
o Eosinofiel doden van wormen en
parasieten
Mestcel allergische reactie
NK cel apoptose induceren door het maken
van gaten in virus geïnfecteerde cellen en
tumorcellen
o Cellen die MHC moleculen hebben remmen de NK cel
o NK cel moet dicht bij doel zijn, remmende kracht overwinnen en er zijn
verschillende interacties tegelijk nodig om doding te induceren.
Complement systeem
Het complementsysteem is ook deel van het aangeboren immuunsysteem. Het vormt
eiwitten in de lever die een rol spelen bij het doden en opruimen van bacteriën. Het
wordt geactiveerd door het binden van antilichamen aan het oppervlakte van de
bacterie. NK cellen met FC receptoren kunnen controleren of er antilichamen gebonden
zijn aan de cel.
Alternatieve route onderdelen van bacteriële membranen en celwanden
Lectine route mannose binding lectin (MBL), gemaakt in lever herkent
pathogeen
Klassieke route CRP en/of antilichamen binden aan het oppervlak van de
bacterie
, C3a en C5a zijn anafylatoxines en zorgen voor inflammatie, C3b zorgt voor
opsonisatie en C5b voor MAC
Het verworven immuunsysteem
T cel
Receptor: TCR
o Pas actief na co-stimulatie
CD80/86 bindt aan
CD28 (stimulatie) of
CTLA4 (remming) op de
T-cel
Effectormechanisme: cytokinen en CTL
Cellulaire respons
Tcyt, Th1 (macrofaag), Th2 (B cellen),
Th17 (neutrofielen), Treg
Herkennen stukjes pathogeen
MHC moleculen presenteren pathogeen
o MHC 1 in de cel, CD8 (alle cellen hebben MHC 1)
o MHC 2 buiten de cel, CD4
o DC’s en macrofagen kunnen door middel van crosspresentatie
extracellulaire pathogenen presenteren op MHC 1.
Homing terug naar T-cel zone in lymfeknoop d.m.v. CCL19 en CCL21
B cel
Receptor: surface Ig (BCR)
o Fc-gedeelte bepaalt biologisch effect.
Effectormechanisme: antilichamen
o Affiniteit maturatie antilichamen worden steeds beter in staat om
pathogeen onschadelijk te maken
Somatische hypermutatie of isotype switching
Humorale respons
B cel plasmacel, heeft ook co-stimulatie nodig van Th2-cel
o IgM als eerste geproduceerd, pentameer, niet specifiek, activatie van
complement, opsonisatie, labelen voor fagocytose en neutralisatie
o IgA neutraliseren in mucosa van darmwegen, luchtwegen en
urinewegen
o IgE werkt bij allergische reacties en parasieten, ze zitten op
celmembranen (bijvoorbeeld mestcellen).
o IgG zit in bloed en extracellulaire vloeistof en helpt bij het reguleren van
een infectie, opsonisatie voor macrofaag
o IgD vooral in luchtwegen en tonsillen, vooral respiratoire bacteriën,
stimuleren basofielen
Herkennen intacte pathogenen
Ook heeft het verworven
immuunsysteem
geheugencellen die zorgen
voor een snellere respons bij
een tweede infectie.
Werking antilichamen
Het deel van het antigeen
waaraan een antistof bindt
epitoop (vaak
koolhydraten of eiwitten).
Een antigeen met meerdere
epitopen is een multivalent
antigeen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shania2001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.00. You're not tied to anything after your purchase.