,Hoofdstuk 1, Waar gaat het over bij aardrijkskunde:
1.1: Het schoolvak aardrijkskunde
Aardrijkskunde wordt vaak moeilijk gevonden als het gaat om de inhoud en de verklaring van de
verschijnselen die je ergens op aarde ziet. Er zijn patronen en wetmatigheden die overal terugkomen
en die je in nieuwe situaties steeds weer kunt gebruiken bij het geven van een verklaring, bijv: wat je
leert van het ene landschap kan je gebruiken bij landschappen die op elkaar lijken.
1.2: Geografische werkwijze beheersen
Op aarde zijn verschillende verschijnselen te zien (landschap en mensheid). Die verschijnselen staan
vaak niet op zichzelf maar staan in verband met elkaar.
1.2.1: Beschrijven en herkennen
Beschrijven gaan we na over welk deel van de aarde we het hebben (waar is het?). Daarnaast gaan
we na welke belangrijke verschijnselen er te zien zijn (wat zie je?).
Verschillende factoren, centraal staat het landschap:
- Bodem
- Klimaat
- Water
- Reliëf
- Fauna
- Flora
- Mens
In dit schema kan je andere landschappen ook vergelijken, hierdoor kun je meerdere landschappen
beschrijven en herkennen. Herkennen is een speciaal onderdeel van beschrijven waarbij je de
leerstof toepast.
1.2.2: Verklaren en voorspellen
Verklaren gaat om dat je kunt aangeven waarom die verschijnselen daar te zien zijn (waarom daar?).
Verklaring kun je geven dor een verband te leggen tussen twee of meer factoren.
Voorbeeld: Er ligt sneeuw op de berg (water). Sneeuw blijft liggen, grote temperatuur verschillen
(klimaat). Er zijn grote hoogteverschillen in het landschap (reliëf). Er ligt een verband tussen reliëf,
klimaat en water. Er is ook een verband tussen mensen en het reliëf, er wonen weinig mensen in dit
landschap door de hoogteverschillen.
Aansluitend op het verklaren kan je ook gaan voorspellen (wat zal er gebeuren als?). Hier kan je ook
weer verbanden gaan leggen tussen verschillende factoren, dit keer vooruitdenkend. Voorspellen is
een speciaal onderdeel van verklaren.
,1.3: Indeling van de leerstof in drie aandachtsgebieden
Schoolaardrijkskunde kun je verdelen in twee onderdelen:
1. Natuurlijke verschijnselen in het landschap Fysische geografie of natuurkundige
aardrijkskunde (verschillende factoren en verbanden die je kan leggen).
2. De mensen Sociale geografie of mens-aardrijkskunde
Sociale geografie wil je zicht krijgen op waar mensen wonen (spreiding van de bevolking en de
mate waarin daarin veranderingen komen, denk aan natuurlijke groei en migratie) en hoe ze in hun
bestaan voorzien (manier waarop mensen in het landschap voorzien in hun levensonderhoud en
waarvoor ze dat landschap gebruiken en veranderen).
Levensonderhoud kun je onderverdelen in drie bestaansmiddelen:
1. Landbouw
2. Industrie
3. Diensten
Drie belangrijke aandachtsgebieden die met elkaar in verband staan:
1. Landschap wereld en Nederland
2. Bevolking spreiding en migratie
3. Bestaansmiddelen landbouw, industrie en diensten
, Hoofdstuk 2, De aarde:
2.1: De aarde in het zonnestelsel
In het zonnestelsel draaien negen planeten, waaronder de aarde om de zon. Elk jaar heeft de aarde
bovenop de 365 volle dagen van het jaar, zes extra uren nodig om het rondje om de zon af te maken.
Om de vier jaar wordt er een extra jaar toegevoegd, aan het eind van de maand februari
(schrikkeljaar).
Een derde van het aardoppervlak bestaat uit land en twee derde uit water. De landoppervlakten
bestaan uit zeven continenten:
1. Europa
2. Azië
3. Afrika
4. Noord Amerika
5. Zuid Amerika
6. Australië
7. Antarctica
De twee grootste oceanen zijn de stille of grote oceaan. Een oceaan bestaat uit: zout water, een
reliëfrijke bodem en is kilometers diep. Aan de randen van de continenten liggen gebieden die
ondergelopen zijn met oceaanwater, dit noem je de zee. Zoet water ontstaat door water in de vorm
van sneeuw en ijs. Water in meren, rivieren en in grondwater wordt ook zoet water genoemd.
2.2: Geografische coördinaten en tijdzones
Je gebruikt geografische coördinaten om precies te kunnen zeggen waar een bepaald punt zich op
aarde bevindt.
De evenaar verdeelt de aarde in twee delen: Het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond. Lijnen
die parallel aan de evenaar lopen heten: Breedtecirkels of parallellen. Als een plek dicht bij de
evenaar ligt, dan spreek je van lage breedte, dichtbij een pool spreek je van hoge breedte. Wanneer
je ten noorden komt van de evenaar, spreek je van een noorderbreedte. Ten zuiden van de evenaar
spreek je van een zuiderbreedte. De evenaar is de nullijn, bij de polen zit je op 90 graden Noorder of
zuiderbreedte.
Meridianen zijn lijnen die van pool tot pool lopen (snijden elkaar in de noordpool en zuidpool). In
totaal zijn er 360 meridianen, die je aanduid in graden.
De aarde draait in 24 uur (een etmaal) tegen de klok in rond haar as. Aardrotatie zorgt voor dag en
nacht. De aarde is onderverdeeld in 24 tijdzones.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 2002britt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.