Wat is recht? (D1)
= beheerst uw volledig bestaan zowel in uw professioneel als in uw privéleven.
Vb:
• Een familielid sterft, uw erft iets
• Uw koopt een boek bij een boekhandel → uw sluit een verkoop-koop overeenkomst
• Je wordt beschuldigd van fraude tijdens het maken van examen → voor een fraude-
commissie komen (en al dan niet in beroep gaan)
Omschrijven?
3 categorieën:
1) Gedrag van personen bepalen en ordenen (anders ontstaan er conflicten) → maatschappij
ordenen
• Je mag niet drinken en rijden
2) Afdwingbaarheid (vb. sancties): 1ste categorie van regels kunnen afdwingen
• Je mag niet fietsen terwijl u op uw gsm zit → wetgever zegt het, maar staat bv niet in de wet
→ geen rechtsregel → kan je dan niet afdwingen
3) Aanpassing/ wijziging van bestaande regeling: 1ste en 2de categorie kunnen aanpassen of
afschaffen
• Enkele maanden geleden mocht je nog met 2 op een step en op het trottoir rijden →
wetgeving gekomen → niet meer met 2 op een step
2 soorten recht
1) Objectieve recht = het recht zoals het bestaat (regels van het parlement)
2) Subjectief recht = de rechten die u ontleent aan het objectief recht (vb. Vrije meningsuiting)
Indeling van het nationaal recht (H2)
2 componenten
1) Internationaalrecht = recht uit het buitenland (EU) (zie H3)
2) Nationaal recht = recht dat in België opgemaakt wordt (door het parlement)
• Privaatrecht = recht dat de relaties regelt tussen de burgers.
3 rechtsdomeinen
v Burgerlijk recht = regelt ons heel bestaan (van geboorte tot overlijden)
Ø Burgerlijke wetboek BW (oud) → Vernieuwd → Nieuw Burgerlijk Wetboek NBW (=
structuur & herschrijving van het BW)
v Ondernemingsrecht = recht dat toepasselijk is op ondernemingen
Ø Vb. Bewijsrecht: je koopt een cursus aan en ziet dat de helft van de cursus niet is
bedrukt → boekhandel zegt dat de cursus niet van daar komt → hoe bewijzen? → bij
ondernemingen moet het soepeler verlopen
Ø Wetboek van economische recht (WER): alle ondernemingsbepalingen.
-1-
, v Privaatrechtelijke procesrecht/ gerechtelijk recht = afdwingbaarheid regelen van
bestaande rechtsregels (bepaald hoe ons leven eruitziet binnen de hoven en
rechtbanken)
Ø Gerechtelijk Wetboek (Ger W): regelt ons hele gerechtelijke organisatie
• Publiek recht = recht dat de relatie regelt tussen het individu en de overheid of tussen
overheden onderling.
5 Rechtsdomeinen
v Grondwettelijk recht = Grondwet → regelt 3 dingen
§ Staatsstructuur: bepaald waar ieder voor bevoegd is
§ Beginselen (scheiding van de 3 machten)
§ Rechten & vrijheden veiligstellen (onderwijs regelen, vrijheid van vereniging)
v Bestuursrecht = regelt heel de organisatie van de uitvoerende macht (de regering)
Ø Geen wetboek vooropgesteld
v Fiscaal recht = De relatie die u hebt t.o.v. de overheid
Ø Wetboek voor btw, Wetboek van inkomensbelasting, etc.
v Strafrecht = handelingen die de overheid niet aanvaard en er straffen (boetes) oplegt.
Ø Vb. je mag niemand slaan, je mag niet stelen → onaanvaardbaar in de maatschappij
Ø Strafwetboek: handelingen en zijn strafbepaling
v Strafprocesrecht = Vervolg van het strafrecht, opgevolgd door procedures
§ Tegenhanger van het burgerlijk en gerechtelijk recht.
§ Wetboek van Strafvordering
Relevantie tussen privé- en publiekrecht?
o Privaat recht:
o Aanvullend recht/ suppletief recht = je kan van het recht afwijken
o Dwingende recht ≠ afwijken van principes → beschermen private belangen
(consumenten)
o Regels van de openbare orde ≠ afwijken → fundamentele regels veiligstellen → publiek recht
Relativeren?
Onderscheid verliest meer en meer haar belang
v Economisch recht = vb mededinging op de markt
Ø Ondernemingsrecht
Ø Marktregulerend recht = regels die bepalen hoe u zich op de markt moet bepalen
§ U mag uw machtspositie niet misbruiken: Microsoft
v Sociaal recht (bevat privé- en publiekrecht)
Ø Individueel arbeidsrecht = contract tussen de WN en WG
Ø Collectief arbeidsrecht = relatie tussen de WN en vertegenwoordigers (vakbonden)
Ø Sociaalzekerheidsrecht = relatie tussen verzekerden en instellingen (pensioen, werkloosheid)
Problemen
v Juridische problemen = toepassingen vragen van privé- en publiekrecht
v Europees recht: overheid maakt geen onderscheid tussen privé- en publiekrecht
v Privaatrechtelijke technieken = contracten à Overheid gebruikt meer privérechtelijke
technieken
Internationaal recht (H3)
-2-
,1) Internationale privaatrecht = bepaald welke nationaal recht dat men gaat toepassen op
juridische problemen. (stuk van dit recht is internationaal recht, maar ook nationaal recht)
• Vb. overeenkomst tussen Belg en Nederlander → Welk recht? Belgische? Nederlandse? →
IPR bepaalt welk nationaal recht u gaat toepassen op een situatie waarin buitenland een
vreemd element zit → als men in Nederland de overeenkomst sluit, past men het
Nederlandse recht toe!
• IPR Wetboek: aanknopingspunt voor problemen
2) Internationale publiekrecht/volkerenrecht = recht dat relaties regelt tussen landen ( &
internationale organisaties / onderling)
• Verdragen: onderhandelen → Verdrag getekend door deelnemende landen → goedkeuring
Parlement (lang proces)
• Zowel privaat rechterlijke als publiek rechterlijke problemen
* Vb. uw heeft 2 inkomsten → u wordt zowel in Frankrijk als in België belast → niet eerlijk
→ landen spreken af
3) Europees recht = overdracht van bevoegdheden van overheden à EU reglementeren
(veiligstellen van auto’s)
• Primauteit / voorrang van het Europees recht = alle regels (EU) hebben voorrang op alle
nationale (Belgische) regels
• Rechtstreekse werking/ directe werking van het Europees recht = iedere burger kan
beroepen op regels van het Europees recht, zelfs tegen de nationale instanties.
* Vb. art. 101: je mag geen mededingingsbeperkende afspraken maken → prijsafspraken:
producenten (grote spelers op de markt) sluiten een bepaalde prijs af → Franse
producent verlaagt zijn prijs en krijgt zo veel klanten binnen → grote spelers gaan naar
de rechtbank om dit probleem op te lossen → Fransman zegt dat de overeenkomst
strijdig is (art. 101) en dat het nooit plaats had mogen vinden (rechtstreekse werking).
Publiek recht (D2)
Begrippen
v Rechtsstaat = staat die de fundamentele rechten van de burgers als prioritair stelt. Deze gelden
voor zowel de burgers als de overheid. Men moet ook de burgers beschermen tegen
buitenlandse krachten! (Polen & Hongarije)
Ø Landen kunnen dit soms niet handhaven: vb. WOII: Duitsland en Italië waren rechtsstaten,
maar evolueerden naar een dictatuur → hierna een verdrag getekend.
§ Europees verdrag van de rechten van de mens: EVRM (Raad van Europa à ≠ EU)
v Wetsstaat = recht voor enkel de gegoede burgers
Ø Doel: gelijkheid (vb. geschiedenis stemrecht)
Ø Meer regels uitvaardigen die van dwingend/aanvullend recht zijn (je kan daarvan niet
afwijken, maar beschermen belangen)
Ø Nadeel: veel wetgeving → deregulering: niemand kent al die wetgeving nog
v De 3 staatsmachten:
Ø Wetgevende macht = Wetgeving uitvoeren (Parlement: Federaal, gemeenschappen &
gewesten)
Ø Uitvoerende macht = bestuurt het land, maakt wetten (de regering)
-3-
, Ø Rechterlijke macht = wetgeving toepassen (heel ons gerechtelijke apparaat)
§ Onafhankelijk: scheiding der machten → Anders machtsmisbruik
• Afhankelijk: controleren elkaar
v Democratisch beginsel = alle wetgeving gemaakt door de wetgevende macht die rechtstreeks
gekozen is door de bevolking.
Ø Democratisch deficit: wetgeving in het Europees parlement wordt gemaakt door het
Europees parlement in samenwerking met de Raad van ministers (niet democratisch
gekozen).
Supranationale rechtsorde (H2)
v De supranationale rechtsorde:
Ø Historisch kader van de EU
§ EGKS: Europese gemeenschap voor steenkolen en staal (bestaat nu ≠ meer)
• Duitsers: expansief (kolen: industrie en staal: wapens)
§ 1957: EEG (= Europees Economische gemeenschap) verdrag (bestaat nog) + Euratom
verdrag (= samenwerking op gebied van atoomenergie voor NIET militaire doeleinden)
• Spill-over concept (tandwiel: aanvankelijk draait het moeizaam door, maar daarna
draait het snel):
• EEG evolueerd à EG: Europese gemeenschap (samenwerking van de landen op
nieuwe domeinen: ≠ enkel eco (onderwijs) à EU (veel domeinen: justitie,
buitenland, etc.)
Ø Instellingen van de EU: de organen
§ Europees Parlement: leden om de 5 jaar verkozen
• Zetelt: officieel in Straatsburg (FR) → anders: Brussel (probleem: transport
vrachtwagens)
• Bevoegdheden:
¨ Wetgever samen met Raad van ministers v/d EU
¨ Goedkeuren over de begroting
§ Raad van de EU/ Raad v/d ministers:
• Vergaderen in Brussel
• Algemene Raad: ministers van buitenlandse zaken v/d 27 lidstaten
¨ Raad maakt ook wetgeving met het Europees parlement
• Materies: vaardigen ministers van dat domein af (bv. Milieu)
• Probleem: ≠ vast systeem van meerderheden (Vaak gestemd: hoe? 50+1?)
• Taak ministers: verdedigen de nationale/Belgische belangen
§ Europese Raad: vergaderingen van staats-en regeringsleiders van de 27 lidstaten +
Voorzitster van de Europese Commissie
• Zet de beleidslijnen van de EU uit (bepalen de richting naar waar we naartoe gaan)
• President: Meneer Charles Michel
§ Europese Commissie: orgaan dat de EU bestuurt
• Vergaderen in Brussel
• 27 leden: elk land duidt een commessaris aan
• Taken:
-4-
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller reesespieces. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.23. You're not tied to anything after your purchase.