Samenvatting van de Kennisclips op Canvas van Epidemiologie en Biostatistiek 1. Blok 1 tm 9. Bovenaan elke uitwerking van het blok staat een vakje met wat je moet kennen ongeveer en wat er in de aantekeningen staat!
Associatiematen
Relatief risico
Odds ratio
Afgeleide associatiematen
Risicoverschil
Number needed to treat
Attributieve proportie onder geëxponeerden
Attributieve proportie vd totale populatie
Risico = kans dat je ziek wordt/er iets optreedt in een bepaalde looptijd
Studiedesigns die erbij horen: cohort en experimenten (want die hebben bepaalde looptijd)
R1
Relatief risico = verhouding of wel risico / niet risico van 2 groepen RR= is het risico op R1 is
R0
zo veel keer zo groot als dat van R0 . RR is gebaseerd op cumulatieve incidenties over de volledige
looptijd van een studie, R1 of 0 is cumulatieve incidenties van 2 subgroepen van determinant.
Odds = relatieve kans op dat een uitkomst optreedt tov dat de kans niet optreedt, tijd speelt geen
rol Studiedesigns die erbij horen: transversaal en retrospectief (op 1 moment determinant en
p
uitkomst bepalen) Odds= met p = risico
1− p
Wanneer lijken risico en odds op elkaar? Als je te maken hebt met lage risico’s dus zeldzame ziektes
Waarin verschillen risico en odds? Als ziekte veel voorkomst, en als je hoog risico hebt dan verschilt
die waarde met de odds, odds heeft dan altijd grotere waarde
>> Hoe zeldzamer, hoe meer gelijk risico en odds!! Maar odds altijd groter
Odds ratio = verhouding odds van 1 uitkomst en 2 subgroepen van de determinant, wel ziek/niet
ziek groep 1 / wel ziek/niet ziek groep 2. Ook bij hoe zeldzamer aandoening hoe meer odds ratio en
relatief risico op elkaar lijken, bij case-control gaat vaak over zeldzame aandoening
wel ziek groep1
Odds groep1 niet ziek groep1
Odds ratio= = OR > 1 dan kans op wel ziek zijn is verhoogd
Odds groep2 wel ziek groep2
niet ziek groep2
OR < 1 dan bescherming
Observationeel onderzoek case-control = patiënt-controle retrospectief
zelf patiënten en controles selecteren
voor zeldzame ziekten
, risico’s niet te bepalen want patiënten zijn niet meer at risk (dus nu wel ziek), controles wel
at risk (dus kunnen aandoening nog krijgen, maar kijkt op 1 moment in tijd)
odds en odds ratio
Incidentiedichtheid (ID of h van hazard)= effectmaat niet gevoelig voor looptijd van een studie,
time at risk dus Verband aantal events – totale tijd at risk. Events = patiënten ziek. Tijd at risk =
hoe lang is iemand at risk en vanaf ziekte krijgen
of sterven is persoon niet meer at risk (optelsom).
events
. ID= = … events per persoonsjaar
totale tijd at risk
events(nieuwe aantal patiënten ziek)
.CI = = kans
totaal aantal patiënten
op ziek worden over een bepaalde tijd
Voordelen incidentiedichtheid:
+ minder gevoelig voor looptijd studie
+ minder gevoelig voor uitval
+ voor dynamisch cohort, waarbij niet iedereen zelfde starttijd heeft
Nadelen incidentiedichtheid:
- persoonstijd at risk is beetje vaag begrip
- in praktijk is lastig om persoonstijd bij te houden
- (twijfelachtige) aanname dat risico is over de tijd constant is
Incidentiedichthedenratio (IDR) = deling van incidentiedichtheden van 2 subgroepen van
determinant, interpretatie: subgroep A heeft op elk moment zo veel keer meer kans op iets dan
groep B (> verschilt van subgroep A heeft over een bepaalde periode zo veel keer meer kans op iets
incidentiedichtheid 1
dan subgroep B, bij RR) IDR=
incidentiedichtheid 2
Afgeleide effectmaten/associatiematen voor dichotome associaties: (alleen gebruiken bij RR >= 1)
Risicoverschil (RV) (attributief risico AR) = RV =CI groep 1−CI groep2 = …% meer risico om uitkomst te
krijgen dan subgroep B als je in subgroep A zit
1
Number Needed to Treat (NNT) = NNT = = … mensen moeten interventie ondergaan om 1
RV
iemand ziekte/uitkomst te voorkomen
Attributieve proportie onder geëxponeerden/blootgestelden (APe/APb) = maat om ziekte te
kunnen toeschrijven aan een specifieke oorzaak/blootstelling, wat is het toegevoegde risico op
CI 1−CI 0
uitkomstmaat dóór blootstelling APb= = onder blootgestelden kan je …% vd gevallen
CI 1
met uitkomst toeschrijven aan hun blootstelling. Hoe hoger RR van blootstelling, hoe hoger APb.
Attributieve proportie vd totale populatie (APt) = hoe groot is het probleem voor de hele
samenleving ipv op alleen de blootgestelden, is van belang bijv. een interventie gericht op
CI totaal −CI 0
omgeving waarbij niet iedereen in de omgeving hoeft blootgesteld te zijn APt= (met
CI totaal
, CI0 is niet-blootgestelden) = …% van de gevallen met uitkomst komen doordat …% (deel
blootgestelden van de gehele populatie) aan blootstelling doet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Studentje123Ams. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.64. You're not tied to anything after your purchase.