Een landschap is een gebied (regio) met bepaalde kenmerken die anders zijn dan in de gebieden daaromheen;
grondstof, reliëf, water, begroeiing, bewoning of grondgebruik.
Binnen Nederland onderscheiden we negen verschillende landschappen met eigen kenmerken en
daarbinnen weer deelgebieden.
De inleiding in Nederlandse landschappen is grotendeels gebaseerd op de grondsoort die er te vinden zijn, omdat
dat van grote invloed is op de waterhuishouding en de mogelijkheden voor mensen om te wonen/ landbouw.
De grondsoort is het gesteente dat je aan het oppervlak het meest tegenkomt.
Sediment geeft informatie ver hoe het landschap er heeft uitgezien en welke processen er gaande waren in een
bepaalde periode.
De steenkool in Limburg vertel dat zo’n 360 miljoen gelden, tijdens het carboon, een warm vochtig
klimaat heerste in het gebied dan nu Nederland heet.
In de tropische moerassen trad veenvorming op en dat veen is onder dikke lagen klei en zand bedekt
geraakt; hoge druk en hoge temperaturen veroorzaakten de omvorming van veen in steenkool.
Aan het eind van het krijt was wat nu Nederland is bedekt met een warme, ondiepe subtropische zee.
Tussen de koralen zwommen diertjes met een kalkschaaltje; resten hiervan vormden samen met zand van
de bodem van de zee de basis voor de kalksteen in Zuid-Limburg: mergel.
4.2 Vorming van Nederland in het kwartair
Schuivende ijsmassa’s, snijdende poolwinden, zich steeds verleggende rivierlopen en een stijgende zeespiegel waren de landschapsvormende
krachten die geologisch gezien ‘kortgeleden’ de basis hebben gelegd voor Nederlandse Landschappen.
De geologische geschiedenis is ingedeeld in verschillende hoofdstukken, die era’s en perioden worden genoemd, elk
met een eigen naam.
De periode waarin we nu leven, begon zo’n 2,5 miljoen jaar gelden: kwartair.
Geologische perioden worden weer opgedeeld in tijdvakken; kwartair kent er maar twee:
1. Het grootste deel met ijstijden en tussengetijden: pleistoceen;
2. Holoceen: na de laatste ijstijd (11.700 jaar geleden) en loopt nu nog door.
Pleistoceen
Tijdens het kwartair hebben glacialen en interglacialen elkaar afgewisseld; cyclus hondderduizend jaar.
Over de kale vlakten zwierven onder meer steppenmammoeten, steppenneushoorns en wisenten.
Zeewater hoopte zich in de koude periode op in de ijskappen rond de polen, waardoor de zeespiegel tientallen tot
honderden meters daalde.
Nederland: verder van zee, resulterend in weinig neerslag en grote temperatuurverschillen zomer en
winter; in tussentijden loofbos te vinden, bosolifanten, nijlpaarden en everzwijnen.
Rivieren zetten zand en grind af.
De voorlaatste ijstijd (saalien) was een stuk kouder dan de ijstijden daarvoor; vanuit Scandinavië schoof een gletsje
van zo’n 500 tot 1000 meter dik over het noorde vna ons land.
Het verste punt waar dit landijs kwam is de HUN-lijn; onder dikke ijspakket zand, klei, leem en stenen
vermalen tot keileem: wieringen, taaie laag, grondwater zakt hier heel langzaam doorheen.
Gletsjertongen duwden het sediment dat eerder door de rivieren was afgezet omhoog tot stuwwallen, langgerekte
heuvels van wel honderd meter hoog (Utrechtse Heuvelrug, Veluwe en Het Rijk van Nijmegen).
De meest westelijke stuwallen zijn geërodeerd of onder jongere lagen sediment terechtgekomen; waar
het in de stuwallen omhooggeduwde materiaal is meegenomen, ontstond een laagte: glaciaal bekken.
, Tijdens de laatste ijstijd (weichselien) werd het niet zo koud dat het landijs Nederland bereikte; toen wisselden
toendra’s en poolwoestijnen elkaar af.
In de laatste duizenden jaren werden dikke pakketten gelig zand (dekzand) over Nederland geblazen;
fijner materiaal kwam iets verderop terecht, dat is de löss in Zuid-Limburg.
Holoceen
Na de laatste ijstijd waren er verschillende processen die met name in West- en Noord-Nederland invloed hadden op
het landschap; logisch gevolg van de opwarming was stijging zeespiegel.
Nederland vroeger onderdeel Britse eilanden.
De eerste zesduizend jaar van het holoceen vulde smeltwater van de ijskappen de Noordzee en zelfd het westelijke
deel van Nederland.
Hier en daar ontstonden strandwallen en duinen, en in de ‘getijdenbekkens’ erachter bezonken ook fijner
zand- en kleideeltjes.
Na die zesduizend jaar bleef de zeespiegel stijgen, maar in veel lager tempo; zeespiegelstijging relatief: de
Nederlandse bodem daalde ten opzichte van de zeespiegel.
Veenvorming en sedimentatie van zand en klei zorgden ervoor dat de kustlijn niet (veel) verder
oostwaarts opschoof.
De bodemdaling heeft verschillende oorzaken en vertoont lokaal verschillen:
1. Het dikke ijspakket dat tijdens het weiselien op Scandinavië had gedrukt was ontzettend zwaar; daardoor
vloeide toen het taai-vloeibare gesteente in de aardmantel, 80-100km diep.
2. Het deel van de Euraziatische plaat waarop NL ligt, kwam juist omhoog, als een glaciale wip; na als het
smelten van al dat ijs veerde de bodem heel langzaam weer terug naar de normale situatie.
In de afgelopen 18000 jaar betekende dit voor Noord-Nederland een daling van meer dan 30m nu paar cm/eeuw.
3. Andere redenen inklink, oxidatie en aardgaswinning:
Inklinking: lagen veen en klei worden compacter door ontwatering voor de landbouw of druk van ies zwaars.
Oxidatie: bij veen is er sprake van oxidate wanneer het aan de lucht wordt blootgesteld: verdwijnt en vergaat als
CO2.
De rivieren vulden de Nederlandse delta met zand- en kleiafzettingen; door de relatieve stijging van de zeespiegel verplaatste de
riviermonding van wat nu de bodem van de Noordzee is, naar Nederland.
Door de zeespiegelstijging steeg ook de grondwaterspiegel en ontstond er in West-Nederland een vochtig, moerassig
gebied; doordat plantenresten die in een nat en stofarm milieu terechtkomen niet afgebroken worden, vond veenvorming plaats.
4.3 Knutselen aan het landschap
Al eeuwenlang wordt in Nederland ingepolderd, gekanaliseerd, ontgonnen, rechtgetrokken en opgehoogd om onze
omgeving zo geschikt mogelijk te maken voor bewoning en economische activiteiten.
Langs rivieren
De afvoer van rivieren is niet constant; het debiet: de hoeveelheid water die (op een bepaald punt) door de rivier
stroomt, schommelt onder invloed van neerslag en smeltwater.
Winterdijk is grootste en belangrijkste en beschermt het binnendijkse land tegen overstromingen.
Uiterwaarden: liggen tussen de winterdijk en de zomerdijk/zomerkade en kunnen ’s zomer gebruikt
worden om vee te laten grazen en als hooiland, natuurgebied of camping.
Bij hoge waterstand staan de uiterwaarden onder water en komt de rivier tot aan de winterdijk.
Oorspronkelijk meandereden de rivieren door het Nederlandse landschap; om te voorkomen dat de riveiren zich
blijven verplaatsen zijn haaks op de stroomrichting kribben gebouwd in de rivierbedding.
Uitscheuring in de buitenbochten nam af en stroomsnelheid relatief hoog.
Strekdammen worden juist evenwijdig aan de oever gebouwd, en zijn eveneens bedoeld om erosie tegen
te gaan.
Om ervoor te zorgen dat de rivieren ook bij een lage waterstand bevaarbaar blijven, zijn stuwen aangelegd;
beweegbare dammen waarmee water langer vastgehouden kan worden en het peil in rivier hoger staat.
Sluizen zijn beweegbare deuren tussen twee stukken water met verschillend waterpeil.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Tess03. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.