Inleiding belastingheffing ondernemingen en particulieren
Document bevat een samenvatting van het boek Staats (red.) e.a., ‘Inleiding belastingheffing ondernemingen en particulieren’, zestiende herziene druk, 2016, Sdu Fiscale en Financiële Uitgevers, Amersfoort. Daarnaast zijn alle 5 de onderwijsbijeenkomsten uitgewerkt en vindt u een overzicht van ...
Taak 1
Algemene vragen
Welke functies hebben belastingen?
Budgettaire functie inkomensbron voor de schatkist om collectieve uitgaven te doen
Instrumentele functie middel om een bepaald sociaal of economisch doel te bereiken
Waarborgfunctie wetgeving moet rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bieden
Wat houdt het draagkrachtbeginsel in?
Belastingheffing dwingend afhangt van iemands mogelijkheid om belasting te betalen. Als iemand geen
betaalcapaciteit heeft, kan hij geen belasting betalen. Heb je dat wel dan kun je en moet je aan de schatkist
bijdragen.
Subjectieve draagkracht persoonlijke omstandigheden rekening gehouden door heffingskorting (H8 Wet IB 2001)
en persoonsgebonden aftrek (H6 Wet IB 2001)
Wat is het boxenstelsel in de inkomstenbelasting?
Verschillende boxen opgesomd Artikel 2.3 Wet IB 2001
Rangorderegeling het eerst genoemde wetsartikel gaat voor Artikel 2.14 Wet IB 2001
Heffingenstelsel waarbij verschillende soorten voordelen verschillend worden berekend en belast analytisch
stelsel kenmerk is dat tussen de boxen schotten staan 2 uitzonderingen als eerst wordt de
persoonsgebonden aftrek over de boxen heen verrekend Artikel 6.2 Wet IB 2001 als tweede is een verlies uit
aanmerkelijk belang in box 2 25% van dit verlies is onder omstandigheden toch verrekenbaar met de verschuldigde
belasting over het box 1 inkomen Artikel 4.53 Wet IB 2001
Box 1 Box 2 Box 3
Belastbaar Reëel inkomen, Reëel inkomen, Fictief inkomen over de
voordeel verliezen aftrekbaar verliezen aftrekbaar rendementsgrondslag geen
verlies mogelijk
Tarief Progressief tot max 52% 25% 30%
Moment van Moment van ontvangst Moment van Einde van het jaar van de
belastbaarheid ontvangst of peildatum (1januari)
vervreemding
Box 1 het inkomen uit werk en woning
Progressief tarief tarief stijgt naarmate dat het inkomen stijgt
Artikel 2.10 Wet IB 2001
, Bij een Maar Bedraagt de belasting in kolom III vermelde
belastbaar niet bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt
inkomen meer berekend door het in kolom IV vermelde
uit werk en dan percentage te nemen van het gedeelte van het
woning van belastbare inkomen uit werk en woning dat in
meer dan kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I II III IV Rekenen met ..
vanwege premies
- 19.922 - 8.40% 36.55% (AOW+:
18.65%)
19.922 33.715 1.637 12.25% 40.40% (AOW+:
22.50%)
33.715 66.421 3.362 40.40%
66.421 - 16.575 52.00%
Box 2 het inkomen uit aanmerkelijk belang
Proportioneel tarief vast tarief 25% Artikel 2.12 Wet IB 2001
Box 3 het inkomen uit sparen en beleggen
Vast tarief 30% Artikel 2.13 Wet IB 2001
Vermogen als uitgangspunt proportioneel tarief
Belastingdruk tegen werkelijk ontvangen inkomen in het kalenderjaar afgezet degressief tarief
Wanneer is er sprake van een belaste bron van inkomen?
Een opbrengst kan alleen tot het inkomen behoren als er een bron van inkomen is
Jurisprudentie daaruit volgt dat voordelen uit prestaties die worden verricht om redenen van plezier van familie-
en gezinsbanden de belastingheffing niet raken
(met voordeel wordt bedoeld het positieve verschil tussen de opbrengsten en alle kosten die met het verwerven
van de opbrengsten redelijkerwijze verband houden - of met het voordeel een redelijke beloning ontstaan is voor
de arbeidsuren niet van belang)
Een bron van inkomen voldoet aan twee voorwaarden het voordeel wordt behaald door deelname aan het
economische verkeer en het (beoogd) voordeel is redelijkerwijze te verwachten
Bronnen van inkomen een bronvoordeel dat niet te rangschikken is onder een van de categorieën van bronnen
van inkomen is onbelast buitenbronnelijk inkomen
LET OP! Elk vermogensbestanddeel in box 3 wordt geacht een bron van inkomen te zijn.
Casus
Jean-Jacques Groodefroot (22) is na zijn horecastudie gaan samenwonen met Gertie Verheijen (21) in een woning in
Maastricht. Jean-Jacques werkt als kok in Hotel ‘De Fietsende Toerist’ in Valkenburg. Hiervoor ontvangt hij in 2016
een salaris van € 30.000. Om naar zijn werk te reizen krijgt Jean-Jacques van zijn werkgever een Ford Fiësta ter
waarde van € 15.000 ter beschikking gesteld. Deze gebruikt hij ook privé. Voor zijn werk heeft hij ook nog
kokskleding nodig. De kosten hiervan bedragen € 250. Deze krijgt hij vergoed van het hotel. Tot slot bouwt Jean-
Jacques pensioen op. Hiervoor betaalt hij de helft van de pensioenpremie. Het hotel betaalt de overige helft.
,Gertie heeft geen vaste dienstbetrekking. Zij klust echter op freelance basis bij als fotomodel voor een kledingmerk.
Hiervoor ontvangt zij in 2016 € 10.000. De reiskosten die zij ten behoeve van haar opdrachten maakt bedragen €
2.500. Deze kosten krijgt zij niet vergoed van haar opdrachtgevers.
Voorts hebben Jean-Jacques en Gertie in 2015 een huis gekocht in de Maastrichtse wijk Sint-Pieter voor een bedrag
van € 200.000. Hiervoor hebben zij destijds een hypothecaire geldlening van € 180.000 voor afgesloten tegen een
rentepercentage van 5%. De WOZ-waarde van de woning bedraagt € 150.000.
Beoordeel ten aanzien van de geschetste casus met welke fiscale aspecten JeanJacques en Gertie
geconfronteerd worden. Ga hierbij specifiek in op de volgende aspecten:
De inkomsten uit arbeid van Jean-Jacques en Gertie
JeanJacques heeft in totaal een salaris van €33.750 (€30.000 + 25% van €15.000 art 13bis LB). De werkgever van
JeanJacques houdt loonheffing in. De inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen belopen voor JeanJacques
€12.868.
over .. bedrag IB & premies te betalen
19922 36,55% 7281
13793 40,40% 5572
35 40,40% 14
12.868
Hierop komt de algemene heffingskorting Artikel 8.10 Wet IB 2001 en arbeidskorting Artikel 8.11 Wet IB 2001 in
mindering.
De algemene heffingskorting bedraagt 2.242-(4.822% van (33.750-19.922=13.828)) 2.242-667=€1.575.
Fout inkomsten uit eigen woning vergeten zie uitwerking tabel hieronder!!
De arbeidskorting
De som van onderdeel a bedraagt 605 (1.793% van 33.750) maar vanwege de beperking mag maximaal meetellen /
worden meegenomen naar onderdeel b:164. De som van onderdeel b bedraagt 6.807 (27.698% van (33.750-
9.147=24.576)) plus het meegenomen bedrag van onderdeel a. Onderdeel a en b tellen echter bij elkaar voor
maximaal 3.103 mee. Vervolgens is er een vermindering namelijk
JeanJacques is 12.868-1.575-3.103=€8.190 aan loonbelasting verschuldigd. De werkgever van JeanJacques draagt dit
bedrag af aan de belastingdienst. JeanJacques heeft dus een brutosalaris van 33.750 maar krijgt daarvan 25.560
(33.750-8.190) netto in handen (gedeeltelijk als loon in natura, auto gebruik)
Pensioen is in beginsel loon uitzondering art 11 LB
Gertie is freelancer. Resultaat uit overige werkzaamheden. Voldoet aan bronnen criteria, is bron van inkomen. Belast
je het resultaat €10.000-€2.500=€7.500
De eigen woning
Het fiscale inkomen uit de eigen woning wordt gevormd door het eigenwoningfortait – de renten op de schuld van
de eigen woning. Zie artikel 3.110 en 3.120 Wet IB 2001. De bezitting van een eigen woning wordt in box 1 in
aanmerking genomen. de inkomst van de eigen woning wordt forfaitair berekend over de waarde van de
onroerende zaak eigenwoningfortait artikel 3.112 Wet IB 2001 eigenwoningwaarde is de volgens de WOZ
vastgestelde waarde
De WOZ waarde van de woning van JeanJacques en Gertie is vastgesteld op €150.000. De lening is €180.000. De
rente op de lening bedraagt 5%. JeanJacques en Gertie moeten op grond van artikel 3.112 Wet IB 2001 jaarlijks ieder
een eigen woningforfait. 0.75% van €150.000 = €1125. De rente is bij ieder voor de helft aftrekbaar van hun inkomen
in box 1 (0.5*180.000*5%=9.000). Per saldo 1125 – 9000 = 7875. Slechts per saldo toerekenbaar.
De belastingheffing bij partners
Begrip partner Artikel 5a AWR en Artikel 1.2 Wet IB 2001
,Aantekeningen bijeenkomst
J.J. Gertie Eigen woning
Salaris 30.000 Opbrengsten 10.000 Eigen 1.125
woningforfait Splitsen
0,75% van waardoor 563
150.000 en 562 krijgt
3.112 IB
Auto 3.750 Kosten 2.500 Rente 5% van 9.000
180.000 Splitsen
waardoor
4.500 en 4.500
krijgt
Inkomen 33.750 Resultaat uit 7.500 Per saldo -7875
uit werk en overige
woning werkzaamheden
+ 563 + 562
- 4.500 - 4.500
Belastbaar 29.813 Belastbaar 3.562
inkomen inkomen uit
uit werk en werk en woning
woning
2.10 wet IB 19.922 36,55% = 7.281 2.10 wet IB 3.562 x
Belasting Belasting 36.55% =
schijven 9.891 40,40% = 3996 totale schijven 1302
belasting voor toepassing
heffingskorting is 11.277
Heffing Algemene heffingskorting Heffing 2.242
kortingen 2.242 - 4,822% van (29.813- kortingen
19.922) = 477
= 1.765
Arbeidskorting
A 1.793% van 33.750 is
maximaal 164
B 27.698% van (33.750-
9.147=24.576
A+B mogen niet meer dan
3.103
C0
= 3.103
Totale 11.277 1302
belasting -1.765 -2.242
-3.103 =0
= 6.409
,Taak 2
Algemene vragen
Wat is aanmerkelijk belang?
Er is sprake van een aanmerkelijk belang als een natuurlijk persoon, eventueel samen met zijn partner, direct of
indirect een belang heeft van ten minste 5% van het geplaatste aandelen kapitaal. Ook kan de belastingplichtige
worden meegetrokken door het aanmerkelijk belang van een bloed- of aanverwant in de rechte lijn (bijv. ouder-kind,
dus niet broer broer)
Tenminste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal omvatten, van belang is de nominale waarde van de aandelen.
Het aandelenbelang dat de belastingplichtige al dan niet tezamen met zijn partner zowel direct als indirect houd.
Zijn de belastingplichtige en zijn partner gehuwd en behoort een aandelenbelang van tenminste 5% tot de
huwelijkse gemeenschap van goederen, dan zijn beide echtgenoten aanmerkelijk belanghouder. Is geen sprake van
een huwelijk of gemeenschap van goederen dan is voor een samentelling vereist dat beide partners ten minste 1
aandeel bezitten in dezelfde vennootschap.
Een belastingplichtige heeft ook een aanmerkelijk belang als hij al dan niet tezamen met zijn partner, direct of
indirect rechten heeft om aandelen te verwerven tot tenminste 5% van het geplaatste kapitaal. “opties” een
aandelenoptie kan worden omschreven als een recht om gedurende een vooraf bepaalde periode tegen een vooraf
bepaalde prijs aandelen te kopen of te verkopen. Koopopties worden gelijk gesteld met aandelen voor de
aanmerklijkbelangregeling maar dit geldt nadrukkelijk niet voor de toepassing van de artikelen 4.6 t/m 4.8 wet IB.
Voor de vraag of sprake is van een aanmerkelijk belang mogen aandelen en koopopties op aandelen in dezelfde bv
niet worden samengeteld.
Meesleep en meetrekregeling
Indien een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft bijvoorbeeld op basis van zijn aandelenbezit, worden
ook zijn eventuele koopopties en winstbewijzen in die vennootschap in het aanmerklijkbelangregime betrokken. Het
gaat daarbij om koopopties en winstbewijzen die niet zelfstandig voldoen aan het 5% criterium maar worden
meegesleept door de aandelen die wel zelfstandig een aanmerkelijk belang vormen.
Daarnaast geldt dat een belastingplichtige die op basis van artikel 4.6 of 4.7 Wet IB een aanmerkelijk belang heeft in
een bv, zijn partner en bloed- en aanverwanten in de rechte lijn met aandelen in diezelfde bv meetrekt. Een eenmaal
meegetrokken persoon kan op zijn beurt niemand meer meetrekken.
Wat is dividendbelasting?
De dividendbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. Deze voorheffing
wordt verrekend met de te betalen inkomsten- of vennootschapsbelasting. Dividendbelasting wordt bij uitkering van
het dividend ingehouden door de onderneming en afgedragen aan de belastingdienst.
Wat is vermogensrendementsheffing?
Omschrijving van de manier waarop in box 3 belasting wordt geheven. Vermogensrendementsheffing belast het
inkomen uit sparen en beleggen op fictieve wijze. Een belastingplichtige wordt geacht over zijn
rendementsgrondslag (=waarde van de bezittingen – waarde van de schulden) – het heffingsvrij vermogen jaarlijks
een fictief rendement van 4% te behalen. Over dit rendement wordt een proportioneel tarief van 30% geheven. Het
tarief is feitelijk degressief.
Artikel 5.2 IB
Artikel 5.3 IB
Wat is gebruikelijk loon?
Gebruikelijk-loonregeling of fictie loonregeling van artikel 12a Wet LB. Het gaat dan om de vergoeding die de
belastingplichtige in zijn hoedanigheid als werknemer geacht wordt minimaal te hebben ontvangen van de BW
waarin hij een aanmerkelijk belang houdt. Een gebruikelijk loon is een loon dat in het maatschappelijk verkeer
, gebruikelijk is waar er geen sprake is van een aanmerkelijk belang situatie. Als uitgangspunt hanteert de wet een
gebruikelijk loon van €44.000. Hiervan wordt afgeweken indien aannemelijk is dat dit geen reële arbeidsbeloning is.
Voor die beoordeling moet worden vastgesteld wat een ‘marktconform’ loon zou zijn bij een meest vergelijkbare
dienstbetrekking waarbij vergelijkbare werkzaamheden worden verricht. Op basis van de doelmatigheidsmarge mag
het loon vervolgens 25% lager worden gesteld dan het bedrag dat een zakelijk loon zou vormen voor de meest
vergelijkbare dienstbetrekking. De doelmatigheidsmarge kan echter niet tot gevolg hebben dat het loon op een
bedrag wordt vastgesteld lager dan €44.000.
Hoogste van de 3 bedragen nemen. Alle 3 de opties uit de wet uitwerken. 12a lid 2 en 4 Wet LB.
Wat is heffingsgrondslag?
De verschillende inkomsten die de basis vormen om belasting te heffen. De inkomstenbelasting wordt geheven over
het door de belastingplichtige in het kalenderjaar genoten:
Belastbare inkomen uit werk en woning
Belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang
Belastbare inkomen uit sparen en beleggen
Casus
Jean-Jacques heeft een flinke financiële meevaller doordat hij een forse prijs in een loterij wint. Met dit geld koopt
hij de aandelen (100%) in ‘De Fietsende Toerist B.V.’ van de vorige eigenaar die het wat rustiger aan wil gaan doen.
Jean-Jacques benoemt zichzelf als directeur van De Fietsende Toerist B.V. en kent zichzelf een salaris toe van €
45.000. Gertie blijft haar freelance werkzaamheden als fotomodel voortzetten, maar werkt daarnaast ook als
gastvrouw voor De Fietsende Toerist B.V. Zij krijgt hiervoor geen salaris.
Van de opbrengst van de loterij koopt Jean-Jacques een vakantiehuis in Zeeland ter waarde van € 150.000. Begin
2016 is dit huis € 180.000 waard. De WOZwaarde bedraagt € 170.000.
Jean-Jacques koopt ook aandelen in aan de beurs genoteerd (beleggingsaandelen percentage minder dan 5%) fonds
ter waarde van € 200.000, maar door mismanagement zijn deze aandelen in de loop van 2016 waardeloos
geworden.
Gelukkig voor Jean-Jacques heeft hij niet de volledige loterijwinst in aandelen gestopt, maar heeft hij ook een deel
op een spaarrekening staan. Het saldo op zijn spaarrekening is daarom opgelopen van € 10.000 aan het begin van
2016 tot € 200.000 aan het eind van het jaar.
Daarnaast heeft Jean-Jacques zichzelf op een nieuwe Audi A6 van € 60.000 getrakteerd en gaat hij met Gertie op
wereldreis (kosten € 25.000)
Bezittingen Voor 2017 Eind 2016
Aankoop vakantiehuis in zeeland €170.000
Aankoop beurgenoteerde effecten nihil
Spaarrekening €200.000 €10.000
Wereldreis € 25.000 Geen bezitting
Aanschaf nieuwe auto € 60.000 Geen bezitting
4% maal de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen = 4% maal (de gezamenlijke rendementsrondslag –
tweemaal het heffingsvrije vermogen) = 4% maal C ( A – B) = D Inkomstenbelasting box 3: 30% maal D = E
Hij koopt de aandelen en wat zijn fiscaal de gevolgen daarvan? Aandelen aanmerkelijk belang
Er zijn regels die bepalen voor geval waarin iemand werkt voor vennootschap waarin hij zelf bepaald deel
van de aandelen heeft, gelden deze regels ook voor de partner die de aandelen heeft?
Hoeveel inkomen uit sparen en beleggen heeft hij op 1 januari 2016
Rendement grondslag €10.000 – heffingsvrij vermogen 5.5 IB 24.437 = 0
Hoeveel inkomen uit sparen en beleggen heeft hij op 1 januari 2017
Rendement grondslag 370.000 – 48.874 = 321.126 * 4% = 12.845 * 30% = 3.853
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gmaximew. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.26. You're not tied to anything after your purchase.