Geschiedeniswerkplaats / tweede fase havo historisch overzicht / deel Handboek
Dit document is een samenvatting van tijdvak 3,4,5. De kenmerkende aspecten en begrippen worden benoemt. Om de theorie te verduidelijken zijn er plaatjes/tabellen gebruikt. Veel succes met leren!
Kenmerkend aspect: het ontstaan en de verspreiding van de Islam.
Mohammed is een belangrijke profeet uit de islam. Van 610 tot zijn dood 632 zou de engel Gabriel
aan hem verzen van Allah doorgeven hebben. Mohammeds volgelingen leerden deze verzen uit hun
hoofd en na zijn dood werden ze opgeschreven in de koran.
Overeenkomst Islam en Christendom:
- Beide monotheïstisch (geloven in één god)
- Allebei een heilig boek (Bijbel/Koran)
- Beide geloven hadden een boodschap voor de gehele mensheid. De moslims kenden de
jihad: het streven naar uitbreiding van de Islam.
Van het begin was de Islam een godsdienst van heersers. Overal waar de moslims de baas werden,
werd de Islam de basis van het bestuur. In 622 werd Mohammed verdreven uit de stad Mekka. Hij
kreeg de macht in Medina (eerste islamitische staat). Vanaf medina veroverde Mohammed het halve
Arabische schiereiland. Na zijn dood kozen zijn belangrijkste volgelingen een nieuwe geestelijk en
politiek leider, die de titel kalief (hoogste geestelijk en politiek leider in de islamitische wereld) kreeg.
Het rijk breidde zich in hoog tempo uit. tussen 632 en 650 veroverden Arabische generaals grote
gebieden op het Perzische en Byzantijnse rijk.
Oorzaken snelle verspreiding:
- Islam was de godsdienst van de heersers
- Snelle en fanatieke gevechtseenheden (ruitervolken)
- Ze waren onderling een eenheid.
- Ze geloofden dat wie sneuvelde in de jihad rechtstreeks naar de hemel ging.
- De Arabieren waren meestal tamelijk tolerant; de geloofsverschillen tussen de Christenen en
Moslims interesseerde hen niet. De Christenen konden normaal leven. een voorwaarde was
dat ze Mohammed niet beledigden en dat ze meer belasting moesten betalen.
Rond 650 viel de expansie van Arabieren stil doordat ze onderling oorlog voerden. Na de moord op
de laatste gekozen kalief (Ali), kwamen de Omayyaden aan de macht, familie uit Mekka. Zij stichtten
een dynastie, waarbij de titel van kalief overging van vader op zoon. De sjiieten (volgelingen van Ali)
kwamen in opstand. Zij vonden dat de macht in handen moest zijn van de nakomelingen van Ali,
omdat die familie was geweest van Mohammed. De meerderheid van de moslims, de soennieten,
steunde echter de Omayyaden.
Onder de Omayyaden rukte de islam opnieuw op. Vanuit Marokko staken ze in 711 over naar Europa.
Ze drongen door tot diep in Frankrijk. In 732 werden ze daar bij Poitiers teruggeslagen door de
christelijke franken. Honderd jaar na Mohammeds dood kwam aan de expansie van het Arabische-
islamitische rijk een eind. Spanje en Portugal bleven nog lang tot de Arabisch-islamitische wereld
behoren. De moren (moslims in dat gebied), kwamen nooit in de meerderheid, maar ze waren er wel
aan de macht. Vanaf de 11e eeuw bekeerden de turken zich en veroverden veel gebieden. Op het
Iberisch schiereiland werd de Islam juist geleidelijk teruggedrongen. In 1492 was de reconquista:
christelijk herovering van Spanje en Portugal op de Islam.
De Islamitische wereld had een landbouw-stedelijke beschaving met het Arabisch als voertaal. Het
rijk viel op den duur uiteen, maar cultureel en economisch gezien bleven de delen van de Arabische
, wereld met elkaar verbonden. De Arabieren vernietigden de Perzische en Grieks-Romeinse cultuur
niet, maar maakten er gebruik van. Filosofische, wetenschappelijke en literaire werken werden
vertaald naar het Arabische, bestaande bouwkundige tradities werden samengevoegd tot een
nieuwe architectuur (moskeeën, paleizen). Veel steden ontwikkelden zich tot metropolen. West-
Europa viel vergeleken hierbij eeuwenlang in het niet.
3.2
Kenmerkend aspect: de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane
cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
Gevolgen einde romeinse rijk in West-Europa in 500:
- Steden waren sterk gekrompen, inwonerstal nam af. Opbrengst van de landbouw was laag ->
overgrote deel van de bevolking moesten in de landbouw werken -> mensen vertrekken uit
steden.
- De plattelandsgemeenschappen waren grotendeels autarkisch (zelfvoorzienende
gemeenschap, zonder handel met de buitenwereld)
- Goede infrastructuur verdween, grote delen waren door woeste natuur overwoekert.
- Bijna geen geld meer -> handel was alleen ruilhandel uit dezelfde regio.
In het romeinse rijk waren grote landbouwbedrijven
en vrije boeren met hun eigen land. In de 3 e en 4e
eeuw daalde de agrarische productie zo sterk dat de
bevoorrading van de Romeinse legers en de steden in
gevaar kwam. Om te voorkomen dat de productie
verder daalde, verboden de keizers boeren hun grond
te verlaten. De onvrijheid nam in de eeuwen daarna
verder toe. De overheid bood geen bescherming meer.
Boeren zagen zich gedwongen zich onder bescherming
te stellen van heren die legertjes op de been konden
brengen. In ruil voor bescherming gingen ze allerlei verplichtingen aan. Zo ontstond de horigheid:
toestand waarbij halfvrije boeren hun land niet mogen verlaten. Zo ontstond het hofstelsel:
landbouwstelsel waarbij horige boeren op een autarkisch domein gebonden zijn aan een heer of
klooster. Het domein was in tweeën gesplitst:
1. Het vroonland was van de heer of klooster zelf. Daar stond het hof, molen, opslagschuur en
andere gebouwen.
2. Het ander deel was van de boeren. Ze hadden een hoeve (boerderij met land) en mochten
de omliggende gronden gebruiken om vee te laten lopen, hout te sprokkelen enzovoort. Daar
stonden herendiensten tegenover: werk dat gratis gedaan moet worden voor een heer:
gereedschap maken, dingen repareren enz. vrouwen moesten spinnen of weven.
Tussen domeinen waren grote verschillen. Ook de herendiensten en de afdrachten konden van
domein tot domein en zelfs van horige tot horige verschillen.
3.3
Kenmerkend aspect: het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
Karel de Grote kon wel lezen, maar niet schrijven. Het geordende bestuur uit de Romeinse tijd was al
eeuwen verdwenen. Er waren een aantal problemen:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carlijnk1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.