Complete samenvatting van Inleiding Bestuursrecht. Bevat de samenvattingen/aantekeningen van de hoorcolleges, werkgroepen en (de meeste) jurisprudentie. Het bestand is zeer overzichtelijk door consistent gebruik van kopjes en opmaak.
Zie ook mijn andere samenvattingen, ik gebruik altijd dezelfd...
Week 1
Boek
Het bereik van bestuursrecht is zeer groot, ook wordt het bestuursrecht sterk
beïnvloedt door de Europese regelgeving. Bestuursrecht heeft betrekking op relaties tussen de
overheid (=bestuursorganen) en burgers (=belanghebbenden). Het bestuur is bevoegd om
eenzijdige rechtshandelingen af te geven, dit zijn rechtshandeling die het bestuur mag
afgeven en waar geen instemming van de burger bij benodigd is. Zo krijgt het bestuur een
publieksrechtelijke functie die er voor zorgt dat het een instrumentele functie heeft (het
bestuur). Het bestuursrecht geeft zo de overheid de bevoegdheid (of instrument(en)) om het
algemeen belang te behartigen en zijn publieke taak te vervullen. Daartegenover staat de
waarborgfunctie die burgers de mogelijkheid geeft om tegen bestuursrechtelijke
beslissingen in te gaan bij de bestuursrechter. Naast dit alles heeft het bestuursrecht een
normerende functie die ervoor zorgt dat regels tot stand komen in een samenleving. In de
Awb staan de algemene bestuursrechtelijke wetten. Toch zijn deze vaak erg algemeen
geformuleerd en zorgt jurisprudentie voor een specifiekere bepaling. Naaste het algemeen
bestuursrecht ligt het bijzonder bestuursrecht, hierin zijn de meer inhoudelijke regels
neergelegd. Deze zijn speciaal voor een bepaald bestuursorgaan of onderwerp neergelegd.
Alle bestuursrechtelijke regels zijn er teveel om allen te kennen dus worden ze vaak
toegespitst in meerdere clusters zoals: omgevingsrecht, economisch, sociaal, cultureel,
medisch en fiscaal bestuursrecht. Het staats- en bestuursrecht worden vaak onder een
onderwerp geworpen maar zijn wel dergelijk verschillend. Waar het staatsrecht zich
voornamelijk toespitst op de grondwet en organieke wetten, deze zien toe op de instelling,
werkwijze en globale bevoegdheden van de verschillende organen van de overheid.
Bestuursorganen zijn voor hun organisatie van het staatsrecht afhankelijk; zonder
bestuursrecht kunnen de organen van de staat niet handelen ter uitvoering van hun publieke
taken. Het bestuursrecht, het strafrecht en het privaatrecht vormen samen ‘the big three’.
Het strafrecht behoort ook tot het publieksrecht. Het publieksrecht bepaalt welke rechten zij
aan de burger toekent of afneemt. Daartegenover staat het privaatrecht dat de
rechtsbetrekking tussen burgers onderling bepaalt. Bovenal staat het Europees recht boven
bestuursrecht. Er valt geen bestuursrechtelijk terrein meer te bekennen waar het aan Europese
regelgeving ontbreekt. Pas nadat op veel bijzondere deelgebieden veel wetgeving tot stand
kwam werd in 1994 een algemene codificatie gesteld: de Algemene wet bestuursrecht.
Wetten en belangrijke uitvoeringsbesluiten (amvb’s) worden in het staatsblad (Stb.)
geplaatst en ministeriële regelingen in de Staatscourant (Stct..). Annotaties in
bestuursrechtelijke bladen wordt vaak gelezen en verwerkt door juristen.
Door de steeds strengere regelgeving omtrent bestuursrechtelijke voorschriften werd
de vraag naar algemene regels groter en dus stelde de grondwet in 1983 (art 107, tweede lid)
algemene bestuursrechtelijke voorschriften verplicht. Het was de commissie-Scheltema die
1
,vanaf 1982 tot 1994 de Awb opstelde, een omvangrijke wetgevingsoperatie. Aangezien de
awb werd opgesteld moesten ook de bijzondere regelingen aangepast worden. De Awb kwam
niet in een keer tot stand maar in delen die tranches worden genoemd. Twee van deze
tranches in 1994 (Hoofdstuk 1 t/m 8) en daarna de derde tranche in 1998 met hoofdstuk 10.
In 2009 de vierde. Naast de tranches wordt de Awb gedurend voorzien van kleine
aanpassingen waardoor het een speelbal wordt van politiek en specialisten. als doelstellingen
van de Awb noemde de wetgever:
1. Het bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving;
2. Het systematiseren en, waar mogelijk, vereenvoudigen van de bestuursrechtelijke
wetgeving;
3. Het codificeren van ontwikkelingen die zich in bestuursrechtelijke jurisprudentie
plaats vinden;
4. Het treffen van voorzieningen van onderwerpen die niet voor bijzondere regelingen
zijn.
Hoofdstukken 3, 4 en 5 vormen de regeling besluitvorming en hoofdstukken 6,7 en 8
het bestuursprocesrecht. Zie voor de definiëring van de hoofdstukken van het Awb blz.
14/15. De Awb kent dus een gelaagde structuur. En is opgebouwd van algemeen naar
bijzonder. Per handeling moet worden gekeken welk hs. Van de Awb het beslaat. Heeft de
Awb dan het bestuursrecht versoepelt? Tot zekere mate! Een jurist hoeft nu niet meer per
subsidieregeling de algemene en speciale regels uit te zoeken maar kan zich beroepen op de
algemeen gestelde regels voor subsidies en zich dan toespitsen tot de bijzondere regelingen.
De Awb had als bedoeling de uniformering van het bestuursrecht toch blijven er situaties
waarin afwijken noodzakelijk is. Maar afwijking kan verrommeling van het bestuursrecht’
veroorzaken wat niet gewild is en dus zijn er de volgende categorieën Awb-regels te
onderscheiden:
a. Dwingend recht: regels die zonder uitzondering voor het gehele bestuursrecht
behoren te gelden. Een lagere regelgever kan dus geen afwijkingen van het dwingend
recht van de Awb maken. Wel kan de formele wetgever dit, want de Awb is ook
maar een formele wet. Wel staat in de aanwijzing voor de regelgeving dat dit alleen
mag wanneer dat noodzakelijk is. maar aangezien de aanwijzing voor de regelgeving
niet juridisch bindend is voor de wetgever is een afwijking zonder motivering alsnog
geldend en dus bindend.
b. Regelend recht: naast dwingend recht zijn er ook regels die gelden als de voor
normale gevallen beste regeling. Aangezien er ook bijzondere gevallen zijn moet er
ook afgeweken kunnen worden, ook door lagere regelgevers. Door de zin ‘tenzij bij
wettelijk voorschrift anders is bepaald’ (wetgeving in materiële zin) mag worden
afgeweken ook oor lagere regelgeving.
c. Aanvullend recht: ook zijn er gevallen waarvoor het niet goed mogelijk is een
algemene regel te bedenken maar waarvoor het wel wenselijk is dat er een
‘restbepaling’bestaat wanner de bijzondere regelgever nagelaten heeft een regeling te
treffen. Zo’n aanvullende regelgeving kan worden herkend aan dat het in de wet eerst
verwijst naar een algemene regelgeving (materiële zin) en anders kunt u doorlezen
(zie art. 4.13 Awb).
d. facultatief recht: dit recht geldt niet, tenzij een bestuursorgaan bepaald dat het wel
zou moeten gelden, hiermee is het dus optioneel recht.
2
, Aanvullend recht: ‘Bij het ontbreken van zulk een bepaling’
Facultatief Recht: ‘indien’
Regelend recht: ‘tenzij’
Kort samengevat: de Awb zorgt voor harmonisatie en codificatie van het
bestuursrecht. Maar ook voor een toenemende gelaagdheid in de bestuursrechtelijke
wetgeving. In de aanwijzingen voor de regelgeving is opgenomen dat in bijzondere
formele wetten niet zomaar van algemene wetten mag worden afgeweken. Afwijken
mag dus, maar dan wel uitdrukkelijk! Om te weten of een lagere regelgever mag
afwijken kijkt u welk type wet het is: dwingend, regelend, aanvullend of facultatief.
Van dwingend mag niet.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat door een paar kenmerken. Zo is
er sprake van territoriale decentralisatie, naast regering en parlement zijn er ook organen
als de gemeenteraad, de burgemeester en meer. Ook is er sprake van functionele
decentralisatie zo zijn er bestuursorganen die zich toespitsen op de regelgeving in een terrein
of functie. Een mengsel va de twee is bijvoorbeeld een waterschap. Door deze decentralisatie
kan meer expertise worden uitgeoefenden staat de regelgever dichter bij de burger. Echter
zijn er ook nadelen verbonden. Democratische controle kan problematisch worden. Een
aantal organen dat gezamenlijk een gemeenschapsverband vormt, wordt een openbaar
lichaam genoemd. De belangrijkst zijn de territoriale openbare lichamen Staat, provincie
en gemeente. Deze openbare lichamen kennen een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en
een voorzitter. Ook zijn er de functionele openbare lichamen zoals het openbare lichaam
‘voor beroep en bedrijf’. Behoorlijk wat product of bedrijfschappen en beroepsgroepen
kennen een eigen orde of instituut. Al deze openbare lichamen hebben
rechtspersoonlijkheid, ze kunnen deelnemen aan het privaatrechtelijke rechtsverkeer. Deze
openbare lichamen zijn publieksrechtelijke rechtspersonen omdat zij bij de wet zijn
ingesteld. Anders dan privaatrechtelijke rechtspersonen zoals vennootschappen en
verenigingen. Bij de toepassing van de Awb is benodigd dat er sprake is dat een orgaan
bestuurt. Er moet dus sprake zijn van een bestuursorgaan, art. 1.1 Awb stelt hiervoor de
definitie: ‘a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b.
een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.’. Er zijn dus twee type
bestuursorganen: een a-bestuursorgaan (=een instantie dat onderdeel uitmaakt van een
publiekrechtelijke rechtspersoon) en een b-bestuursorgaan (=een orgaan wiens handelingen
en bevoegdheden een publiekrechtelijk karakter hebben). In het tweede lid staan dan weer
uitzonderingen aangemerkt! Zij zijn vaak a-bestuursorganen maar de wetgever wou hen niet
onder de Awb laten vallen. Let wel op dat bij a-bestuursorganen dat de publiekrechtelijke
rechtspersoon zelf niet het bestuursorgaan is. haar orgaan moet als bestuursorgaan worden
gezien. De huls (zoals de staat) is het publiekrechtelijke rechtspersoon en dus niet het a-
bestuursorgaan maar de organen van de huls (de regering en de ministers) voeren de taken uit
en zijn dus de a-bestuursorganen. De organen beschikken over eigen taken, die blijken uit de
wet. Niet elke medewerker van de gemeente is een bestuursorgaan, alleen zij met eigen
bestuurstaken. Bij b-bestuursorganen gaat het om natuurlijke personen;
particuliere/privaatrechtelijke instellingen, waaraan een deel van de overheidstaak is
opgedragen. Art. 2:3 BW somt de privaatrechtelijke organisaties op. Zij lijken op eerste
gezicht geen ‘overheid’ maar zijn dit wel doordat ze door de wetgever met ‘openbaar gezag’
3
, zijn belast. Het openbaargezagscriterium betekent dat deze instellingen publiekrechtelijke
handelingen kunnen verrichten. Een voorbeeld is een garage die bevoegd is Apk-keuringen te
verrichten en dus is zij een b-bestuursorgaan. Buitenwettelijk openbaar gezag is wanneer
privaatrechtelijke rechtspersonen een bestuursbevoegdheid krijgen zonder dat daar een
wettelijke grondslag voor is. zoals bij stichtingen die subsidies krijgen en slechts voor een
doel mogen gebruiken (Stichting Silicose Oud-Mijnwerkers). Uiteindelijk oordeelt de
bestuursrechter dat de band tussen het Rijk en de stichting zo nauw is, dat de stichting in feite
met openbaar gezag is bekleed. Voor de rechtsbescherming is er geen verschil tussen het
besluit van een a- of b-bestuursorgaan. Wel bij privaatrechtelijke rechtshandelingen en
feitelijke handelingen, de hoofdstukken 2 en 3 zijn hierbij ook van toepassing als die worden
verricht door a-bestuursorganen. B-bestuursorganen hoeven de bepalingen van de Awb alleen
in acht te nemen wanneer zij hun publiekrechtelijke bevoegdheden uitoefenen (zoals de
garage die een Apk-keuring verricht.).
Tl;dr de Awb is van toepassing op bestuursorganen. Door na te gaan of entiteiten a- of b-
bestuursorganen zijn, kan men er achter komen in welke mate de Awb van toepassing is op
de handelingen die zij verrichten. Alleen belanghebbenden kunnen bezwaar maken, in de
Awb heeft dit vooral betekenis op de vraag wiens belangen zodanig bij een besluit zijn
betrokken. Belanghebbenden slechts deze mogelijkheid geven is van belang voor de
uitvoering en efficiëntie van de uitvoering. Toepassing ervan is dus in ieders belang.
Hoorcollege
Bestuursrecht ziet op de verhouding tussen de overheid en burgers. De kern is als
volgt: de overheid kan eenzijdig de rechtspositie van de burgers vaststellen.
Leerdoelen van deze week:
- kunt u het onderscheid tussen het algemeen en bijzonder bestuursrecht aangeven
- kunt u het volgende kernbegrip van het bestuursrecht definiëren en op een eenvoudige
bestuursrecht wijze uitleggen: bestuursorgaan.
De Awb uniformeert, hij maakt algemene spelregels voor het bestuursrecht. Het
bijzondere bestuursrecht kijkt naar de precieze eisen. “bestuursrecht is recht van, voor en
tegen het bestuur”
- van het bestuur: instrumentele functie (= welke instrumenten heeft de overheid bij het
uitvoeren van zijn taak)
- voor het bestuur: normerende functie (= bij welke regels willen wij ‘spelen’)
- tegen het bestuur: waarborgfunctie (= onder welke voorwaarden kan je tegen het
bestuur procederen.)
doelen van het Awb: (1) bevorderen eenheid (2) systematiseren en vereenvoudigen (3)
codificeren van jurisprudentie (4) regelen van algemene onderwerpen die niet bij bijzondere
regelgeving horen.
De Awb heeft zoals eerder
besproken een gelaagde opbouw
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Svenvdk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.