Vraag 1.
a) “Constant returns to scale”: Als bijvoorbeeld arbeid en kapitaal verdubbelen, dan
verdubbelt ook de hoeveelheid output. Stijgen beide met 10%, dan stijgt ook de output met
10%.
“Decreasing returns to capital”: In het begin zorgt een toename in kapitaal voor een grote
toename in output, maar naarmate al veel kapitaal aanwezig is, zorgt een toename voor een
hele lichte verhoging van output.
“Decreasing returns to labour”: Als er nog weinig arbeid aanwezig is, zorgt een extra arbeider
voor een grotere toename in output, dan wanneer er al veel arbeid aanwezig is. De eerste en
tweede arbeider zorgen voor veel meer output, maar de 100000 e voor veel minder toename
in output.
b) Kapitaal (K) +10% en Ingezette arbeiders (N) +5%. De output gaat nu omhoog, namelijk
met 10%. De output per arbeider gaat minder omhoog dan output, dus lager dan 10%. Want
de toename in arbeiders van 5%, zorgt voor een kleinere stijging van output per arbeider.
Output per arbeider neemt minder toe dan output.
Vraag 2.
a) Spaarquote per arbeider. Deze zorgt voor meer investeringen en een sneller toename van
Investeringen per arbeider en kapitaal per arbeider.
Daarnaast kan de depreciatie veranderen. Als kapitaal minder snel vervangen moet worden,
dan daalt deze curve. Hierdoor is er meer kapitaal per werknemer en zo ook iets meer
output per arbeider (afnemende meeropbrengsten).
b) De steady state houdt in dat de investeringen per arbeider gelijk zijn aan de depreciatie
per arbeider. In deze situatie blijft kapitaal per arbeider gelijk. De afname van kapitaal wordt
dus gecompenseerd door investeringen in kapitaal.
Kapitaalgoederenvoorraad blijft gelijk, output per arbeider blijft hier ook gelijk. De output
zelf blijft gelijk.
c) Kapitaalgoederenvoorraad stijgt als de investeringen per arbeider hoger zijn dan de
depreciatie.
Deze voorraad daalt als de depreciatie per arbeider groter is dan de investeringen.
De voorraad blijft gelijk in de Steady State, dus als beide aan elkaar gelijk zijn.
d) We zitten links van de Steady State. Kapitaal per arbeider zal dus toenemen (meer
investeren dan depreciatie), output per arbeider zal dan ook toenemen, de besparingen per
arbeider nemen op dat moment ook toe, want Output Y per werknemer wordt hoger. De
consumptie per arbeider zal ook toenemen (totdat je in de steady state zit).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yoel0507. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.47. You're not tied to anything after your purchase.