100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Aantekeningen Inleiding Psychologie (500304-B-5) $5.20   Add to cart

Class notes

Aantekeningen Inleiding Psychologie (500304-B-5)

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Compacte maar duidelijke aantekeningen bij het vak inleiding psychologie (tilburg universiteit). Ikzelf heb het in jaar 1 van de bachelor personeelwetenschappen gevolgd. Erg hoog cijfer gehaald door middel van uitgebreide aantekeningen bij de hoorcolleges maken. Komen erg veel begrippen en theorie�...

[Show more]

Preview 3 out of 22  pages

  • February 3, 2023
  • 22
  • 2021/2022
  • Class notes
  • Tila pronk
  • All classes
avatar-seller
Inleiding psychologie voor de maatschappijwetenschappen

HC1

Psychologie de wetenschappelijke studie van de geest (mentale processen) en het gedrag van de
mens. Doel: algemene uitspraken formuleren over psychische processen. Objectief en controleerbaar
bewijs nodig.

Sociale psychologie het wetenschappelijk onderzoek naar hoe mensen over elkaar denken, elkaar
beïnvloeden en relaties met elkaar vormen. Mensen worden beïnvloed door de werkelijke
(expliciete) of ingebeelde (impliciete) aanwezigheid van anderen.
1. Social thinking (h3,4)
2. Social influence (h5,6,7)
3. Social relations (h8,9,10)
4. Groups and identities (h11,12,13,14)

Perspectieven

1. Sociaal cognitief

Mentale processen: aandacht, interpreteren en het onthouden van sociale ervaringen.

2. Evolutionair

Social gedrag verklaren vanuit fysieke en psychologische kenmerken die over de eeuwen zijn
aangepast om de kansen op overleven en voortplanting te vergroten. Charles Darwin.
Natuurlijke selectie: het proces waarin belangrijke eigenschappen die helpen bij overleving
doorgegeven worden aan nageslacht.
Verklaart waarom sommige vormen van menselijk gedrag universeel zijn; bepaalde gewoontes zijn
universeel tussen mensen zoals trouwen/roddelen En mensen hebben veel overeenkomsten met
andere dieren, gezichtsuitdrukkingen/macht of status

3. Sociaal leren

Richt zich op hoe leerervaringen in het verleden gedrag kunnen voorspellen. Kinderen leren
bijvoorbeeld door te kijken naar wat volwassenen doen. Gebruiken overdragen van generatie naar
generatie (behulpzaam/zorgzaam)

4. Socio-cultureel

Zoekt naar oorzaken van sociaal gedrag in de invloed van grotere sociale groepen. Verklaart
verschillen tussen culturen.

- Onderzoeksmethodes –

Replicaties: een onderzoek wat eerder is gedaan opnieuw doen.

Onderzoeksvraag een vraag die je met wetenschappelijk onderzoek wilt beantwoorden.
Theorie een verzameling gerelateerde voorspellingen die bedoeld zijn om een bepaald aspect van
de wereld te verklaren.
Hypothese een voorspelling over wat er gaat gebeuren in een bepaalde situatie, gebaseerd op een
theorie. Verwachting.
Studie toets van de hypothese.

,Kwalitatief onderzoek (interviews)
Kwantitatief onderzoek (op een objectieve manier resultaten krijgen, statistische verschillen)

- correlationeel onderzoek

Onderzoekt de relatie tussen verschillende variabelen, zonder hierbij een van de variabele te
beïnvloeden. Scoren tussen de -1 en 1 (0 is geen samenhang). Geen uitspraak doen over oorzaak en
gevolg.

- experimenteel onderzoek

Onderzoek waarbij er een variabele beïnvloed wordt, en proefpersonen willekeurig worden
toegewezen aan condities. Je wilt kijken of het een lijdt tot het ander. Je beïnvloed een factor,
manipulatie van de X, wat gebeurd er met Y. Er kan wel uitspraak gedaan worden over causaliteit
(oorzaak-gevolg). Toevoegen van controleconditie: conditie waarbij de X niet beïnvloed is,
controlegroep. Onafhankelijke variabele (X), variabele die beïnvloedt wordt door de onderzoeker =
gemanipuleerd. De oorzaak. Afhankelijke variabele (Y), de variabele die wordt gemeten, het gevolg.

Ethiek hou rekening met proefpersonen.
- Informed consent (voorafgaand aan het onderzoek informatie geven over het onderzoek,
toestemming)
- Deceptie voorkomen (niet liegen, eerlijkheid)
- Bescherm deelnemers tegen pijn en ongemak
- Vertrouwelijkheid (privacy)
- Debriefing (na afloop van het onderzoek het uiteindelijke doel vertellen)

HC2

Ons eigen gedrag verklaren

Self-reference effect als we informatie over onszelf horen kunnen we dat heel goed onthouden.
Gaat ook over mensen die heel belangrijk voor je zijn (beste vriendin/moeder).

Cocktail-party effect je bent met een groepje in gesprek en opeens hoor je jouw naam in een
ander gesprek vallen. Gelijk afgeleid, aandacht getrokken naar het andere gesprek. Dit werkt ook
weer voor belangrijke mensen.

We zijn heel erg met onszelf bezig, en denken dus dat anderen dat ook zijn. Illusies, 2 voorbeelden

Spotlight effect je bent heel zelfbewust (puist/haar), je hebt het idee dat er een spotlight op je
staat en dat iedereen anders dat ziet.

Illusion of transparancy wij denken dat andere mensen dwars door ons heen kijken, emoties zien.
Briefje op je hoofd met ik heb een rotdag bijvoorbeeld. Ook ten onrechte want mensen zijn met
zichzelf bezig.

Zelfconcept de kennis die we hebben over onszelf, alles wat we weten.
Ontwikkeling van het zelfconcept door de rollen die we hebben. Je leert over jezelf en waar je goed
in bent.
Ook ontwikkeld door de situatie waar je je in bevind. Mensen passen zichzelf aan hun omgeving aan.
Working self-concept: deel van je zelfkennis dat geactiveerd wordt in een bepaalde context.
Distinctiveness hypothese: we benadrukken wat ons uniek maakt in een bepaalde context (enige
vrouw in de zaal, concept vrouw wordt actief).
Ook ontwikkeling door feedback van anderen, dmv succes en falen. Zo leer je wie je bent.

, Refelcted self-appraisal: kijken naar jezelf door de ogen van anderen (wat zullen ze me behulpzaam
vinden). Ook door sociale vergelijking: jezelf beoordelen door je te vergelijken met anderen.
Opwaarts/neerwaartse (iemand is minder ver dan jouw doel) sociale vergelijking. Zelfverbetering /
zelfvertrouwen.

Zelfschema’s nadenken over jezelf, onderdeel van je zelfconcept, schema van een beeld dat je van
jezelf hebt.

Persoonlijke identiteit hoe je denkt over jezelf
Relationele identiteit hoe je denkt over jezelf in relatie tot anderen
Sociale identiteit hoe je denkt over jezelf als lid van bepaalde groepen

Mogelijke versies van jezelf
Self-discrepancy theory actual self (hoe jij je op dit moment ziet), ideal self (hoe je wil zijn,
optimum), ought self (hoe je denkt dat je moet zijn bijv. door ogen van anderen). Doordat hier een
disbalans in zit wordt je gemotiveerd. Het beste is om naar je eigen ideal self doelen te werken.

Zelfvertrouwen de algemene evaluatie (positief of negatief) die iemand heeft van zichzelf.
Trait self-esteem: zelfvertrouwen als een relatief stabiele karaktereigenschap
State self-esteem: de tijdelijke schommelingen in zelfvertrouwen
Waar komen deze schommelingen vandaan?

- Context (succes/falen in domeinen die belangrijk voor je zijn)
- Sociometer theory (je zelfvertrouwen als graadmeter interpersoonlijke relaties). Jouw
zelfvertrouwen is een soort reflectie van hoe goed het gaat met je sociale contacten. Hoog
zelfvertrouwen, waarschijnlijk dat je sociaal ook goed in je vel zit (sociaal netwerk).

Doelen van zelfevaluatie

1. Self-verification: mensen streven ernaar om een stabiel, accuraat beeld van zichzelf te krijgen
2. Self-enhancement: mensen streven ernaar om een hoog zelfvertrouwen te
verkrijgen/behouden/beschermen.
Zelfverbetering: a) we gebruiken sociale vergelijking om ons goed te voelen over onszelf. b)
illusies: we hebben een onrealistisch beeld van onszelf.

Illusie better-than-average effect: we hebben allemaal het idee dat we net iets beter zijn dan
gemiddeld (de meeste). Objectief hoeft dat niet het geval te zijn. Lekker voor het zelfvertrouwen.
Unrealistisch optimism: de kansen dat ons iets positiefs gebeurd schatten we hoger in dan dat ze zijn.
Te optimistisch.
False consensus effect: we hebben de neiging om de negatieve kanten te zien als iets universeels
(iedereen is toch lui).
False uniqueness effect: dingen waar we goed in zijn wat we positief vinden zien we als iets heel
unieks.

Er zijn culturele verschillen in hoe mensen zichzelf zien.

- Onafhankelijke individualistische culturen: beschouwen zichzelf als een losstaande eenheid,
banden aan anderen zijn vrijwillig. Zelfvertrouwen is hoger (independent)
- afhankelijke collectivistische culturen: beschouwen zichzelf als een onderdeel van een
grotere sociale groep, verbonden aan anderen, met weinig aandacht voor persoonlijke
vrijheid/keuzes. Zelfvertrouwen is lager (interdependent)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller moniquemartens03. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.20. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.20
  • (0)
  Add to cart