1. Technisch. Het zijn technologieën voor het verzamelen en opslaan van informatie.
2. Cultureel. Wij gebruiken filmpjes/symbolen/geluiden om de wereld te begrijpen.
Men gebruikt media om informatie buiten hun lichaam op te slaan (dolfijnen vs.
mensen).
Meaning= de menselijke capaciteit om ons lichaam te kunnen gebruiken om te communiceren
met elkaar. De capaciteit om woorden/afbeeldingen en geluiden te maken, delen en de
begrijpen.
Media= de menselijke capaciteit om door materiele structuren/gereedschap/instituties
informatie te verkrijgen/opslaan etc. Wij gebruiken het om ons leven te structureren.
- (heel vroeger/ middeleeuwen) Symbolische technologieën/symbolische periode-> men
gebruikte hun eigen lichaam om de wereld te vertalen naar een tekening of verhaal
(muurtekeningen).
- (vanaf 1440) Technische media-> machines uitgevonden om symbolen te reproduceren dus
er was geen levend mens nodig om de realiteit om te zetten in een symbolische code.
- (20ste eeuw) institutionele en ge-industriële media-> massa media. Een belangrijke periode
om 3 redenen: 1. Moderne media en beroepen kwamen op, 2. Media staat centraal in het
leven van mensen, die in de massa maatschappij leven, 3. Media werden de
sleutelinstituties in de politieke/economische processen van de maatschappij. In de 2 e helft
van de eeuw werd meer op individuelen gericht. Ook werd technische media uitgebreid met
digitale media. Technische media sloeg een medium op in een ander medium (licht op
foto’s/geluid in wax) -> digitale media zet die info over in een tweedelige code. Hierdoor
kan media naast het opslaan en verzenden van info, ook de info verwerken en manipuleren.
- (vroege 21ste eeuw) = internet is particulier, commercieel en data gedreven.
Communicatie 4 componenten: communicator, boodschappen, media en ontvangers.
Lasswell: ‘’Who says what in which channel to whom with what effect’’
- Who-> communicator
- Says what-> het bericht
- In which channel-> het medium
- To whom-> de ontvanger
- With what effect-> de consequentie van het ontvangen bericht.
Geïnteresseerd in het proces waarin betekenissen werden gecirculeerd onder mensen.
Claude Shannon: een informatiebron selecteert een gewenste boodschap, een transmitter
veranderd de boodschap in een signaal, dat verzonden wordt via een communicatie channel naar
een ontvanger. De ontvanger verandert het signaal terug naar een boodschap. Samengevat:
‘’informatiebron-> boodschap-> transmitter->signaal-> communicatie channel-> ontvanger->
signaal-> boodschap.’’
Geïnteresseerd in het creëren van een technologie dat effectief informatie van punt tot punt kon
brengen.
Beide modellen zien communicatie als een lineair proces en zijn sociaal en technisch:
1. Sociaal. De creatie en circulatie van betekenis onder mensen.
2. Technisch. De techniek van systemen, die informatie verzamelen/opslaan/
verspreiden/verwerken.
Communicatie is een socio-technisch proces van technische systemen voor het verzenden van
informatie over tijd en ruimte. Wij gebruiken deze systemen om ideeën en meanings, die begrip
van de wereld geven, te circuleren.
Durham-Peters: mensen bouwen gereedschappen en systemen om ons beleefde ervaringen om
te zetten naar informatie en boodschappen, en die dan delen met anderen.
, Meanings-> bronnen die wij gebruiken om ons identiteiten te genereren, te onderhandelen met
anderen en om onszelf te positioneren in de sociale wereld. Nooit stabiel, statisch of vast. Als wij ze
gebruiken (circuleren en delen) maken wij een nieuwe versie of herpositioneren wij hen want ons
maatschappij en cultuur zijn niet statisch.
Machtsrelaties=menselijke relaties hebben een ongelijke toewijzing van symbolische en
materiële middelen. Hierdoor kunnen sommige individuelen controle uitvoeren over de vorm van de
maatschappij, cultuur praktijken en de vorming van de materiële wereld. Om macht te krijgen
wordt meaning gebruikt om zichzelf als relatief/belangrijk te positioneren.
Macht= de capaciteit hebben om te krijgen wat je wilt tijdens het communiceren met anderen.
- Toegang hebben tot materiële en culturele resources, die nodig zijn om jou weg te krijgen
en toestemming van anderen te krijgen.
- Het hebben van een sociale positie
- Het gebruiken en controleren van meaning om een sociale positie te krijgen
Elite kan niet direct de meaning making beïnvloeden want je bent nooit zeker hoe die gevormd gaat
worden. Voor het krijgen en behouden van macht worden instituties gebruikt (scholen, werk etc.).
In media maakt jouw sociale positie minder uit. 1 slechte uitspraak en je bent klaar.
- Meaning is fixed= het verandert continue door alles en iedereen
- Maning is temporarily fixed= alleen instituten kunnen meaning veranderen.
- Meaning is always open=meanings kunnen aangepast worden door iedereen.
Dominante groepen behouden macht door:
1. Dreigen met geweld of geweld gebruiken tegen mensen met andere meningen.
2. Legitimiteit creëren voor de sociale statussen, waardoor zij een dominante positie
hebben/houden.
Legitimiteit>geweld. Hierdoor is meaning making een belangrijk aspect om macht te behouden en
te krijgen. Betekenissen zijn fluid omdat ze een uitkomst zijn van een consistente struggle tussen
professionele communicatoren. Dominante groepen kunnen meer dan gedomineerde groepen
omdat zij meer materialiteit tot hun bezitting hebben.
Hegemonie=de creatie en in stand houding van de legitimiteit van dominante en machtige
groepen.
- Professionele communicatoren helpen om een consent en legitimiteit voor dominante
groepen te bouwen.
- Professionele communicatoren organiseren compromissen en allianties.
- Professionele communicatoren sturen strategisch politieke of dwangmatige kracht. Geweld
is altijd een onderliggende gedachte ion alle hegemonieën.
H2
Representatie= het sociale proces van het maken en uitdelen van meaning. Het zijn sociale
producten, want men kan alleen de wereld begrijpen door met elkaar te communiceren erover. En
hoe wij de wereld begrijpen heeft effect op hoe wij ons in de wereld gedragen. En ook heeft het
invloed op hoe wij relaties met anderen kunnen begrijpen.
Een teken= alles dat betekenis produceert (woord, logo, kleding).
Een tekst = een collectie van tekens (verhaal, advertentie, liedje).
The signifier-> materiele vorm van het teken zelf, dus datgene wat wij zien of horen VS the
signified -> datgene wat de signifier wilt communiceren (bijvoorbeeld bordje OPEN communiceert
dat je er kan gaan eten). De relatie tussen deze twee is sociaal geproduceerd. Denotatie= letterlijk
VS connotatie= associëren.
Een communicator kan elke betekenis die hij wil encoderen, maar de mensen die de tekst
decodeert kan dat op verschillende manieren doen.
Als de boodschap is gedecodeerd zoals de encoder wilde = dominante hegemoniale
code/preffered reading. Inzien dat mondkapjes dragen goed is en het dan ook doen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roosisabelle. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.00. You're not tied to anything after your purchase.