Regelgeving:
- Nationale regels
- Europese regels
- Verdragen
Rangorde tussen wetten:
- De hogere regel gaat voor de lagere regel
- De bijzondere regel gaat voor de algemene regel
- De jongste regel gaat voor de oudere regel
Wijze waarop wetten zijn ontstaan of welke groep zij bindt
Wet in formele zin= vastgesteld door de regering en de Staten-Generaal. Vaak te herkennen aan de
titel waar het woord ‘’wet’’ in staat
Wet in materiële zin= regel die voor iedereen geldt/ algemeen verbindend
Inhoud van de regels Formeel recht en Materieel recht
Formeel recht= procedures, bijv. hoe iemand bij de rechter gelijk kan halen,
Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering
Materieel recht= inhoud, bijv. wanneer heeft iemand gelijk,
Burgerlijk wetboek
Recht is ook te vinden in verdragen, door de internationalisering steeds meer onderlinge afspraken.
Jurisprudentie= rechtspraak/ rechtersrecht/ rechtsgeleerdheid (kennis en ervaring van recht),
beslissing van rechter
Termen: ‘redelijk’, ‘billijk’, ‘binnen een redelijke termijn’, ‘zorgvuldig’
Door begrippen vaag te houden, kan de rechter recht spreken o.b.v. de normen die dan gelden.
Gewoonten= ongeschreven regels die in de maatschappij gezien worden als normaal of de norm.
Kunnen wel rechtskracht hebben, rechter kan dus gedrag ook meewegen in beslissing.
Voor uitleg van een regel wordt vaak teruggegrepen op de rechtsleer of doctrine, want niet iedereen
weet de wetten en regels terwijl die wel zijn vastgelegd.
Rechtsleer= een rechtsbron die bestaat uit de visie van rechtsgeleerden op de wet en rechterlijke
uitspraken (oftewel mening van deskundigen).
Formeel recht en Materieel recht
Dwingend recht en Aanvullend recht
Objectief recht en Subjectief recht
Privaatrecht en Publiekrecht
,Dwingend recht en Aanvullend recht
Dwingend= men moet zich hieraan houden, want afspraak
Aanvullend= men mag afwijken want niets afgesproken, maar niet in strijd met de wet
Objectief recht en Subjectief recht
Objectief= ten opzichte van iedereen, gaat vaak over rechten op goederen
Subjectief= slechts tegenover één persoon, gaat vaak over relatie tussen twee partijen
Privaatrecht en Publiekrechtf
Privaat= burgerlijk of civiel recht, omvat geheel van rechtsregels dat de rechtsbetrekkingen tussen
personen regelt. Verhouding tussen burgers en bedrijven. Burgerlijk Wetboek(BW) of Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering(Rv)
Publiek= verhouding tussen burger en overheid en tussen overheidsinstanties onderling. Overheid
speelt altijd een rol hierbij. Veel verschillende wetten, bijv. Grondwet, Gemeentewet, Omgevingswet.
Europees recht= recht van Europese Unie en recht van Europese Gemeenschappen.
Internationaalrecht, volkenrecht= recht dat onderlinge verhoudingen tussen soevereine staten
regelt, en hun rechten en plichten tegenover elkaar.
Vermogensrecht:
-Goederenrecht; relatie (rechts)persoon tot
goed, eigendomsrecht
-Verbintenissenrecht; verplichting wel of
niet iets doen
*overeenkomsten/ contractenrecht
*verbintenissen uit de wet,
onrechtmatige en rechtmatige daad
Personenrecht:
-Personen- en familierecht
-Ondernemings- of rechtspersonenrecht
Staatsrecht:
Ook wel constitutioneel recht
Recht dat gaat over de instelling, organisatie en bevoegdheden van organen van de overheid en de
verhouding van deze organen tot de burger.
Grondwet en daarop gebaseerde wetten (gemeentewet, provinciewet)
Bestuurs (proces) recht:
Recht dat de overheid regels geeft voor regulering van de samenleving en voor bescherming van de
, burgers/ bedrijven tegen de overheid.
Veel verschillende wetten, regelingen en verdragen.
Algemeen bestuursrecht (=algemene regels) en bijzondere bestuursrecht (=regels voor specifieke
onderwerpen). Wijkt bijzonder bestuursrecht af van algemeen bestuursrecht dan bijzonder voor!
Straf (proces) recht:
Recht dat bepaalt wat strafbaar is en welke straf daarvoor gegeven kan worden.
Wetboek van Strafrecht(Sr) en Wetboek van Strafvordering(Sv), hiernaast nog bijzondere wetten.
H4
Goederenrecht en verbintenissenrecht vallen onder vermogensrecht.
Verbintenissenrecht = gaat over rechtsverhouding tussen (rechts)personen. Maken van afspraken en
nakomen van verplichtingen. Dus relatie tussen twee of meer (rechts)personen waarbij de ene ten
opzichte van de andere een verplichting heeft om iets te doen of na te leven.
Algemeen verbintenisrecht en bijzondere overeenkomsten.
Goederenrecht = verhouding tussen persoon en goed. Bijv. wijze van het verkrijgen van recht op een
goed (eigendom) of de manier van overdragen van dat recht.
Absoluut recht; ten opzichte van iedereen. Zaaksgevolg, recht volgt de zaak waarop het gevestigd is,
bijv. bij nieuwe eigenaar gelden nog steeds dezelfde regels.
Relatief recht; alleen tegenover één (rechts)persoon
Goederen:
- Zaken. Voor alle menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (fysieke dingen).
* Onroerende zaken; wat op de grond staat of in de grond zit en de grond zelf.
* Registergoederen; goed waarvan de overdracht of bezwaring moet worden ingeschreven in
openbare registers. Zoals onroerende zaken, maar ook woonboten of vliegtuigen.
* Roerende zaken; alles wat te verplaatsen is, geen onroerend goed en registergoederen.
- Vermogensrechten. Alle rechten die in geld zijn om te zetten. Subjectieve rechten = specifieke
rechten die aan een bepaald persoon toekomen.
Rechtshandeling = handeling van iemand waarmee hij juridisch iets wil bereiken en waarbij die wil
zich ook daadwerkelijk heeft geopenbaard, pas een rechtshandeling als de verklaring de wederpartij
bereikt heeft. Bijv. Je wil TV verkopen, eigendomsoverdracht aan de koper (rechtsgevolg), de wil
heeft zich geopenbaard (advertentie voor iedereen te zien).
Drie eisen;
- een wil
- die wil moet zien op een rechtsgevolg (bijv. akte)
- die wil moet zich geopenbaard hebben
Is in strijd met openbare orde of goede zeden zijn. Hiervan is sprake als het sluiten van de
overeenkomst of het onderwerp/ inhoud van de overeenkomst in strijd is met de wet en kan nietig
zijn/ verbiedelijk.
Wilsgebreken; de wil en verklaring komen wel overeen, maar de wil is op een gebrekkige manier
gevormd en geeft wellicht niet de ‘’echte’’ wil van iemand weer. De wet kent vier wilsgebreken:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noortjevanzoest. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.41. You're not tied to anything after your purchase.