Oefenvragen cursus Inleiding Klinische Neuropsychologie
Tentamenstof:
(a) B. Kolb & I.Q. Whishaw. Fundamentals of human neuropsychology (7th ed.), 2015.
(b) collegestof
Chapter 1
1. Hoe is het te verklaren dat corticale lesies bij proefdieren lang niet altijd leiden tot
aantasting van simpele gedragsvormen, zoals eten, drinken, staan, en lopen, zodat het
lijkt alsof deze functies niet op een specifieke plaats in de cortex gelokaliseerd zijn?
Eenvoudige functies liggen bij dieren meer subcorticaal gelokaliseerd dan bij mensen.
(De cortex bij dieren is daardoor primair verantwoordelijk voor de integratie van simpele
gedragingen naar meer complexe gedragsvormen; corticale laesies leiden tot beschadiging
van complexe gedragsvormen).
2. Wat houdt het idee van Hughlings-Jackson in dat hersenfuncties hiërarchisch
georganiseerd zijn?
Functies worden complexer naarmate men van lagere delen (ruggenmerg, hersenstam,
cerebellum) naar hogere delen gaat (basale ganglia, cortex).
Lagere functies worden geïntegreerd in hogere functies, bijvoorbeeld assemblatie van
bewegingen van afzonderlijke vingers tot complexe bewegingen, zoals pianospel.
Alle delen van de hersenen zijn in principe hierdoor betrokken bij complex gedrag.
Veel kleinere effecten van corticale laesies bij dieren dan bij mensen omdat diergedrag
minder complex is, en dus minder afhankelijk van cortex. Daarom is er bij dieren
sterkere terugval op subcorticale structuren mogelijk na corticale laesies met dus
grotere kans op herstel (grotere plasticiteit).
3. In de geschiedenis van de neuropsychologie is er veel onenigheid geweest over de
vraag of mentale functies duidelijk gelokaliseerd zijn op een specifieke plaats in de
hersenen, met name in de cortex. Wat is de moderne opvatting over functielocalisatie?
"Parallel distributed processing": functies zijn afhankelijk van verschillende locaties in het
brein die gelijktijdig actief zijn en onderling samenwerken (actieve netwerken zoals blijkt uit
neuro-imaging).
4. Kunnen we cognitieve functies (zoals bijvoorbeeld schrijven, spreken, korte termijn
geheugen, kleurenzien) bij verschillende personen op exact dezelfde plaatsen lokaliseren
binnen de corticale windingen zoals we die binnen de schedel aantreffen?
Functielocatie kan deels verschillen tussen mensen. Dit kan deels het gevolg zijn van het feit
dat de morfologie van de cortex (gyri en sulci) enigszins varieert tussen individuen.
Toevallige verschillen in morfologie zijn niet van wezenlijk belang voor functielocalisatie.
De lokalisatie in een "uitgeklapte" cortex is namelijk redelijk vergelijkbaar tussen individuen.
5. Hoe is het te verklaren dat we één, ondeelbaar bewustzijn hebben terwijl allerlei
mentale functies die aan onze bewustzijnsinhouden bijdragen op totaal verschillende
plaatsen in de hersenen gelokaliseerd kunnen zijn?
De verschillende locaties dragen juist bij tot één, ondeelbaar bewustzijn. Ze leiden tot een
geïntegreerde actie en subjectieve ervaring (de linker- en rechterhemisfeer vullen elkaar aan).
, 2
6. Wat kunnen we op basis van ervaringen met patiënten concluderen over de rol van
onbewuste processen bij het cognitieve functioneren?
Bij iedere cognitieve taak die uitgevoerd wordt, is er ook een deel onbewust actief.
Chapter 2
7. De omvang van de hersenen verschilt duidelijk tussen de verschillende diersoorten
(waaronder de mens). Wat is een goede maat om de hersenomvang te vergelijken tussen
verschillende soorten?
Zowel het encefalisatiequotiënt als het absoluut aantal hersencellen.
8. In vergelijking met lagere diersoorten heeft de mens een relatief grote cerebrale
cortex. Wat zouden de specifieke voordelen hiervan kunnen zijn?
De mens heeft bijvoorbeeld meerdere visuele projectiegebieden in de occipitale cortex die bij
lagere soorten niet allemaal aanwezig zijn. Ieder gebied heeft een aparte functie. Hoe meer
gebieden des te meer functionele mogelijkheden.
9. In hoeverre zegt de hersenomvang van een bepaald individu iets over zijn/haar
cognitieve functies?
Dit is nog niet duidelijk. Met moderne methoden zijn bij gezonde mensen evenmin duidelijke
interindividuele relaties gevonden tussen hersenomvang en cognitieve vermogens. Zo zijn
hersenen bijvoorbeeld gemiddeld kleiner bij vrouwen dan bij mannen, maar duidelijke
verschillen in cognitieve vermogens tussen mannen en vrouwen worden niet gevonden. Dit is
ook niet vreemd omdat een groot deel van de hersenen niet bestaat uit neuronen, maar uit
andere structuren zoals gliacellen en bloedvaten.
10. Het is bekend dat de hoeveelheid grijze en witte stof in de hersenen van volwassen
mensen tijdens de levensloop kan variëren. Zijn deze variaties van belang voor het
cognitieve en emotionele functioneren?
Onderzoek naar gedrags- en ontwikkelingsstoornissen laat zien dat een aantal stoornissen
kunnen samenhangen met reductie van grijze stof (cellichamen) of witte stof (axonen). Er zijn
dus intra-individuele relaties tussen de hoeveelheid hersenweefsel en het aantal
cognitief/emotionele functies. Afname in hoeveelheid hersenweefsel bij een bepaald individu
kan negatieve gevolgen hebben.
Chapter 3
11. Het functioneren van de hersenen, en dus ook het gedrag, kan negatief worden
beïnvloed door mechanische invloeden van buitenaf (bijvoorbeeld een klap tegen het
hoofd) maar ook door schadelijke chemische en biologische substanties in het bloed.
Wat zijn de belangrijkste mechanismen die het brein tegen deze invloeden beschermen?
Schedel; dik bot en het ruggenmerg wordt omringd door een serie van onderling
verbonden botten (ribbenkast).
Drie membranen; dura matter, arachnoid layer, pia mater.
Cerebrospinale vloeistof; deze vult de ventrikels binnen de hersenen tegen
schokken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnoukVroegindeweij1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.73. You're not tied to anything after your purchase.