Uitgebreide samenvatting van het vak Economie voor ingenieursstudenten. Deze samenvatting is, in combinatie met genoeg oefeningen maken, zeker voldoende om te slagen! Leert en leest vlot.
BBP: jaarlijkse productie van goederen en diensten die gebruikt kunnen worden voor behoeftebevrediging
PPP: Purchasing Power Parity of koopkrachtpariteit
1.2. Productie
Kapitaalgoederen: worden niet opgebruikt in productieproces
- Klein deel gaat verloren in een productiecyclus; depreciatie of afschrijving
- Netto-investeringen: = capaciteitsuitbreiding
- Bruto-investeringen: = netto-investeringen + vervangingsinvesteringen
Bruto toegevoegde waarde: waarde die wordt toegevoegd aan grond- en hulpstoffen door middel van
prodcutiefactoren, arbeid en kapitaal
Netto toegevoegde waarde: = bruto toegevoegde waarde – depreciatie
- De netto toegevoegde waarde wordt uitgekeerd als inkomen aan verschaffers van
productiefactoren (werknemers en eigenaars van kapitaalgoederen)
1.3. Productiviteit
Arbeidsproductiviteit: geproduceerde output per uur gepresteerde arbeid
1.4. Specialisatie en ruil
Opportuniteitskost: de opbrengst van de beste alternatieve aanwening van de productiefactoren
Bij autarkie: comsumptiemogelijkhedenverzameling = productiemogelijkhedenverzameling
Bij ruil: consumptiemogelijkhedenverzameling is ruimer dan de individuele
productiemogelijkhedenverzameling
1.5. Terminologie
Stroomvariabelen: geven een debiet aan, een volume per tijdseenheid
Voorraadvariabelen: geven een bepaalde voorraad aan op een bepaald tijdstip
,2. Mensen, instituties en markten
2.1. Het individuele gedragsmodel
2.2. Individuele beslissingen en sociale interacties
Het Nash-evenwicht: combinatie van strategieën van alle spelers waarbij geen enkele speler zijn strategie
wenst te wijzigen, gegeven de strategie van de andere spelers.
- Spel heeft minstens 1 Nash-evenwicht, maar het kan er meerdere hebben.
- Als er een evenwicht is in dominante strategieën, dan is er een Nash-evenwicht
- Als er een Nash-evenwicht is, is er niet per se een evenwicht in dominante strategieën
- Er bestaat hoogstens één evenwicht in dominante/gedemineerde strategieën in een spel
- Er bestaat niet altijd een een Nash-evenwicht in zuivere strategieën
Simultaan: vaak inperfecte informatie over de keuze van de andere spelers (tenzij er dominante
strategieën zijn)
Sequentieel: volger kent de keuze van de leider (speler die het eerste kiest)
- Stackelberg-evenwicht: Nash-evenwicht in een sequentieel spel
2.3. Arbeidsverdeling en coördinatie
Centrale overheid bepaalt wat er geproduceerd wordt, hoe productie georganiseerd wordt en wie welke
geproduceerde goederen en diensten ontvangt. Maar: enorme informatie- en inventiveproblemen
- Omvang van te verzamelen informatie is enorm
- Kwaliteit van verzamelde informatie is laag
- Economische agenten weinig gemotiveerd
Marktsysteem is gebouw op basisprincipe van vrijwillige ruil
- Geen incentiveproblemen
- Geen informatieproblemen
Assymemetrische informatie: ruiltransacties vinden vaak plaats tussen beter en slechter geïnformeerde
economische agenten
2.4. Instituties in de reële wereld: markten, overheid, normen
Geen enkel economisch systeems is
- Een zuivere traditionele economie
- Een zuiver beveleconomie
- Een zuiver marktsysteem
Economisch gedragsmodel: nodigt uit tot ‘heilzaam scepticisme’
Instituties zijn niet alleen onvermijdelijk, ze zijn ook wenselijk
,3. Vraag en aanbod
3.1. De vraag als uitdrukking van bereidheid tot betalen
De marktvraag naar een goed of dienst beschrijft de totale gevraagde hoeveelheid in functie van
bepaalde factoren. Het is de som van de vraag van gezinnen, bedrijven en de overheid
Reservatieprijs van de consument weerspiegelt de voorkeuren van de consument. Het geeft de
(marginale) maximale bereidheid tot betalen weer van de consument.
Werkelijke prijs > reservatieprijs:
- Individu is niet bereid tot aaankoop
- Consumentensurplus zou immers negatief zijn
Werkelijke prijs = reservatieprijs:
- Individu is indifferent tussen al of niet aankopen
- Cosumentensurplus = 0
Werkelijke prijs < reservatieprijs:
- Individu gaat over tot aankoop
- Positief consumentensurplus
Vraagcure: beschrijft de maximale bereidheid tot betalen
- Beweging langs vraagcurve: geeft het effect op de vraag van een prijsverandering
- Verschuiving van vraagcurve: geeft het effect van gewijzigde voorkeuren van de consument(en)
Consumentensurplus = het verschil tussen de totale.
Waarde voor de consumenten en wat ze ervoor willen
betalen: oppervlakte QMD
Continue marktvraagcurve die dalend is in prijs; de
marginale betalingsbereidheid wordt kleiner naarmate
het aantal broodjes stijgt.
3.2. Het aanbod als uitdrukking van marginale kosten
Het marktaanbod van een goed of dienst beschrijft de totale aangeboden hoeveelheid in functie van
bepaalde factoren. Het is de som van het aanbod van gezinnen, bedrijven en de overheid
Reservatieprijs van de producent of aanbied weerspiegelt de technologie en de marginale kosten van het
aanbeiden van een extra product.
Aanbodcurve: beschrijft de marginale kosten van de producent
- Beweging langs vraagcurve: geeft het effect op het aanbod van een prijsverandering;
weerspiegelt hoe de marginale kost erandert met de hoeveelheid, bij gegeven technologie
- Verschuiving van vraagcurve: geeft het effect van wijzigingen in de technologie
, Werkelijke prijs > reservatieprijs:
- Aanbieder is bereid tot verkoop
- Positief producentensurplus
Werkelijke prijs = reservatieprijs:
- Aanbieder is indifferent tussen verkopen en niet verkopen
- Producentensurplus = 0
Werkelijke prijs < reservatieprijs:
- Aanbieder is niet bereid te verkopen
- Producentensurplus zou immers negatief zijn
Producentensurplus = het verschil tussen de
ontvangesten en de totale kosten: oppervlakte QMD
3.3. Prijsvorming
Er is sprake van een opwaartse of neerwaartse druk op de prijs. Dit vindt plaats totdat het
marktevenwicht wordt bereikt. In dit geval is vraag = aanbod en is er sprake van een evenwichtsprijs met
evenwichtshoeveelheid.
Lineaire vraag- en aanbodfuncties zijn populair, ze maken de analyse gemakkelijk. Maar alle afleidbare
functies zijn lokaal lineair. Dus kunnen we lineaire functies gebruiken als benadering om de effecten van
kleine wijzingen te bestuderen.
Verandering in productiekosten doen de partiële aanbodcure verschuiven
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jefvanhoudt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.55. You're not tied to anything after your purchase.