Eigenrichting = in een geschil je gelijk halen door zelf geweld te gebruiken ‘het recht van de
(economisch) sterkste’ geldt dan.
De overheid heeft een monopolie op rechtshandhaving met behulp van dwangmiddelen.
Bijv. - het opleggen van een geldboete
- gevangenisstraf
Bij hoge uitzondering mag een burger zijn probleem via eigenrichting rechtens geoorloofd oplossen,
dat is wanneer de wet uitdrukkelijk in een specifieke situatie de bevoegdheid tot eigenrichting aan de
burger geeft (voorbeeld blz. 15)
Rechters zijn lid van de zittende magistratuur: we spreken van zittende magistratuur omdat de
rechters in de rechtszaal blijven zitten
Een juridisch probleem wordt eerst door een lagere rechter in een v/d 11 rechtbanken bekeken en
beoordeeld.
De rechtbank is het eerste gerecht, het kent enkelvoudige kamers met 1 sprekende rechter en
meervoudige kamers met 3 sprekende rechters.
Als een van de partijen het niet eens is met de vonnis (de uitspraak) dan kan hij in hoger beroep
treden bij een van de 4 gerechtshoven.
De rechters bij een gerechtshof (het hof) noemen we raadsheren.
Het gerechtshof kent eenvoudige kamer met 1 raadsheer en meervoudige kamers met 3 raadsheren.
Als een van de partijen het dan niet eens is met het arrest (de uitspraak), dan is het onder
voorwaarden mogelijk om het geschil voor te leggen aan het hoogste rechtscollege in Nederland: de
hoge raad (in cassatie gaan) de hoge raad spreekt met 5 raadsheren.
In hoger beroep kijkt de raadsheer nog een keer of de rechter in de rechtbank alle feiten goed heeft
beoordeeld, of er voldoende bewijs is en of het recht juist is toegepast. De uitspraak van het
gerechtshof komt in de plaats van het vonnis.
In cassatie kijkt de raadsheer of de rechter het recht juist heeft toegepast. Is dit niet het geval dan
wordt de zaak terugverwezen naar een lagere rechter die opnieuw uitspraak moet doen.
Sanctie = een middel om naleving van bijvoorbeeld een voorschrift af te dwingen of is een straf voor
een overtreding
Het college van burgemeesters en wethouders kan een last onder dwangsom opleggen.
Last onder dwangsom = een overtreder moet voor bijvoorbeeld elke dag dat hij de overtreding niet
ongedaan maakt een geldbedrag moet betalen.
Wanneer de aangesproken partij het niet eens is met het besluit van het college van
burgemeesters en wethouders kan hij zijn grieven bij een rechter voorleggen
,Paragraaf 1.2
Objectieve recht = de rechtsregels die door de overheid zijn vastgesteld of erkend met het doel de
samenleving te ordenen en (d.m.v. sancties) gehandhaafd kunnen worden
(Positief recht/geldend recht)
Onderscheid privaatrecht en publiekrecht
Privaatrecht = de rechtsverhoudingen tussen burgers onderling (onderdeel objectief recht)
Natuurlijk persoon = de mens
Rechtspersoon = een organisatievorm die voor veen handelingen net als natuurlijk persoon aan het
rechtsverkeer mag deelnemen
Bijv. - Stichting
- Vereniging
- Naamloze vennootschap
- Besloten vennootschap
Publiekrecht = de rechtsverhoudingen tussen overheid en burgers
Het publiekrecht is van toepassing als de overheid een specifieke overheidshandeling verricht.
Dit wil zeggen: als de overheid een handeling verricht die uitsluitend alleen door de overheid verricht
kan worden
Bijv. - vergunningen verlenen
Het onderscheid tussen privaat en publiek recht is soms nog lastig te zien.
De overheid kan bijv. als ‘burger’ een koopovereenkomst sluiten met een leverancier, dit is dan
privaatrecht en niet publiekrecht.
Wijze van rechtshandeling
Privaatrecht: handhaving van de regels wordt aan de partijen zelf over gelaten.
Publiekrecht: handhaving van de regels is aan de overheid voorbehouden.
Onderscheid materieel recht en formeel recht
Materieel recht = bevat regels die rechten verlenen en verplichtingen opleggen.
Formeel recht = bevat de manier waarop het materieel recht gehandhaafd moet worden
,Paragraaf 1.3
Objectief en subjectief recht
Objectief recht = geschreven en ongeschreven regels over wat mag, wat moet en wat verboden is.
Subjectief recht = bevoegdheid die iemand heeft, recht hebben op (gekoppeld aan een persoon)
Het objectieve recht verleent subjectieve rechten
Bijv. - het is een subjectief recht dat niemand de fiets tegen de wil van de eigenaar gebruikt
omdat het objectieve recht dit bepaalt.
Rechtssubjecten = personen die subjectieve rechten kunnen uitoefenen
Worden verdeeld onder natuurlijke personen en rechtspersonen
Rechtsobjecten = het voorwerp van recht
(Semi)dwingend en aanvullend recht
Geschreven rechtsregels = wet
Ongeschreven rechtsregels = hebben wel rechtskracht
Wet en recht zijn dus geen synoniemen. Als iets in strijd is met een rechtsregels, hoeft het nog niet in
strijd te zijn met de wet.
Dwingend recht = voorschriften in de wet waarvan burgers niet mogen afwijken
Aanvullend recht = recht waarbij burgers zelf een invulling mogen maken hoe ze overeenkomen.
treffen de burgers zelf geen regeling? Dan geldt de wettelijke regeling
Semidwingend recht = het is voor partijen toegestaan om van de wettelijke regels af te wijken,
binnen bepaalde, door de wet gesteld grenzen.
Paragraaf 1.4
Het begrip wet kent twee betekenissen
1. Wet in formele zin
2. Wet in materiele zin
Wet in formele zin = een gezamenlijk besluit van de regering en de Staten-Generaal (Art. 81 Gw)
(zegt alleen maar iets over wie de wet heeft vastgesteld niets over de inhoud)
Wanneer er in de benaming van een wet gesproken wordt van ‘wet’ of ‘wetboek’ weten we dat we
te maken hebben van een wet in formele zin.
Er zijn ook andere overheidsorganen die de bevoegdheid hebben rechtsregels vast te stellen:
De regering (de koning en een of meer ministers)
Provinciale staten maken provinciale verordeningen (Provinciewet Pw)
De gemeenteraad maakt gemeentelijke verordeningen (gemeente wet Gw)
Wet in materiele zin = regels die van toepassing zijn in een onbepaald aantal gevallen voor een
onbepaald aantal personen.
Bijv. - de regel dat het verboden is om een ander te mishandelen geldt voor iedereen in Nederland
en geldt iedere keer opnieuw dat het gebeurd.
De meeste wetten in formele zin zijn tevens wetten in materiele zin
Er zijn dus drie type wetten:
1. Wetten in formele zin die tevens wetten in materiele zin zijn;
2. Wetten in formele zin die geen wetten in materiele zin zijn;
3. Wetten in materiele zin die geen wetten in formele zin zijn
(Voorbeelden blz. 29)
, Er is ook een rangorde voor wetten in materiele zin:
1. Grondwet;
2. Wetten in formele zin (gemaakt door regering en de Staten-Generaal);
3. Algemene maatregelen van bestuur (een door de regering vastgestelde wet in materiele zin);
4. Ministeriele regelingen;
5. Provinciale verordeningen;
6. Gemeentelijke verordeningen.
Hogere rang gaat voor lagere rang
Nieuwere regeling gaat voor oudere regeling (als er strijd is binnen de rangorde)
Bijv. - nieuwere provinciale wet gaat voor oudere provinciale wet.
Gewoonterecht = een geregeld handelen in een zekere kring
Maar gewoonte mag niet per definitie als recht beschouwd worden, naast het bewijs van de
gewoonte is het nodig:
Dat die handelingen een gevolg zijn van de overtuiging dat iemand zo hoort te doen als hij
doet; alsmede
Dat afwijking van de gewoonte als onbehoorlijk wordt ervaren in de betrokken kring van de
personen
Is aan de eisen voldaan? Dan kan de rechter de bewezen gewoonte constateren en als rechtsregel
erkennen.
Het gewoonterecht kan ingaan tegen aanvullend recht en in uiterst bijzondere gevallen tegen het
dwingend recht.
Jurisprudentie = rechterlijke uitspraken
Vaste jurisprudentie = vaste lijn van uitspraken van hoge rechters.
Hier houden lagere rechter rekening mee bij hun uitspraken.
De rechterlijke uitspraak verbindt alleen de procespartij.
Gecodificeerd = neergelegd in wetten en verordeningen
Interpretatie = vaststellen wat de betekenis is van de toepasselijke regel
Rechtsvinding = het vinden van het recht in een concreet geval
Syllogisme = minor (feit), major (een algemene regel) en een conclusie.
Bijv. - alle mensen zijn sterfelijk (major)
De koning is een mens (minor)
De koning is sterfelijk (conclusie)
Verdragen = internationale overeenkomst tussen twee of meer staten
Verdragen kennen alleen bepalingen die gericht zijn tot de verdragsluitende staten.
Voor burgers vloeien hier pas rechten en plichten uit voort als de nationale wetgever het onderwerp
in een nationale wet heeft geregeld.
Alleen als het gaat om bepalingen met een directe werking is een verdrag een rechtsbron
Sluiting van een verdrag = tekenen van een verdrag
Ratificatie (bekrachtiging) = aan de andere verdragsluitende partij wordt medegedeeld dat
Nederland zich aan het verdrag verbonden acht.
Pas na ratificatie krijgt het verdrag tussen Nederland en de andere verdragsluitende staten
rechtskracht.
Pas na publicatie van het verdrag in het Tractatenblad is het van kracht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisannewolthek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.46. You're not tied to anything after your purchase.