In dit document heb ik alle leerstof voor het havo-examen maatschappijleer overzichtelijk en verkort, maar wel volledig weergegeven. Bij mij heeft het erg geholpen om een goed cijfer te halen! In de samenvatting worden vijf hoofdstukken behandeld:
1. Wat is maatschappijleer?
2. Rechtsstaat
3. Pa...
Maatschappijleer – 5 havo
Hoofdstuk 1 – Wat is maatschappijleer?
Par. 1
We spreken van een maatschappelijk probleem als:
- Het gevolgen heeft voor grote groepen in een samenleving;
- Mensen tegengestelde opvattingen hebben over de oorzaken en mogelijke
oplossingen;
o De grootste tegenstellingen hebben te maken met politieke visie, geloofs- of
levensovertuiging en maatschappelijke positie.
- Het veel aandacht krijgt in de media;
- Het alleen gemeenschappelijk kan worden opgelost, waardoor de overheid zich
ermee bezig moet houden.
Compromis: een oplossing waarbij alle partijen een beetje moeten toegeven.
Dilemma: een lastige keuze uit twee dingen die allebei voordelen of juist nadelen hebben.
Par. 2
Waarde: een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk vinden in hun leven.
Norm: regel over hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen (het is
vaak een sociale verplichting).
- Normen zijn op te delen in geschreven en ongeschreven regels.
Sociale controle: de manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de
normen te houden.
Belang: het voordeel dat iemand ergens bij heeft.
Macht: het vermogen om het gedrag of het denken van anderen te beïnvloeden.
- Macht uitoefenen kan met machtsmiddelen zoals kennis, spierkracht, geld, iemands
functie of beroep, geweld, overtuigingskracht en het aantal medestanders.
Sociale ongelijkheid: een ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen, kennis
en politieke macht.
Sociale cohesie: hoe sterk mensen zich verbonden voelen met elkaar.
Par. 3
Vragen om na te gaan of informatie betrouwbaar is, zijn:
- Komt de informatie van een betrouwbare bron?
- Is er duidelijk onderscheid tussen feiten en meningen?
o Feiten zijn objectief en geven aan hoe iets werkelijk is. Meningen zijn
subjectief en geven aan wat iemand ergens van vindt.
- Wordt het onderwerp van verschillende kanten bekeken?
Communicatie: het doorgeven van informatie. Er is altijd sprake van een zender en één of
meerdere ontvangers waarbij dingen mis kunnen gaan, zowel bewust als onbewust.
Manipulatie: feiten worden opzettelijk verdraaid of weggelaten, vaak zonder dat de
ontvanger hier weet van heeft.
Propaganda: bewust eenzijdige informatie geven met als doel de mening van mensen te
beïnvloeden.
Indoctrinatie: mensen worden langdurig, systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen
opgedrongen met de bedoeling dat zij deze opvattingen kritiekloos overnemen.
,Referentiekader: alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten.
Selectieve waarneming: als iemand alleen ziet wat hij of zij wil zien.
Stereotype: een vaststaand beeld van een hele groep mensen.
Vooroordelen: oordelen over iets of iemand zonder de persoon te kennen of iets van een
zaak te weten.
Hoofdstuk 2 – Rechtsstaat
Par. 1
Rechtsnormen: gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd. Het geheel van
in wetten vastgelegde regels wordt ‘het recht’ genoemd.
Rechtsstaat: staat waarin burgers door grondrechten worden beschermd tegen
machtsmisbruik en willekeur van de overheid. Er zijn naast rechten ook plichten.
Dictatuur: één machtshebber of één partij bepaalt wat de regels zijn.
In 1789 had de Franse Revolutie een eind gemaakt aan de absolute monarchie
(regeringsvorm waarbij de koning alle macht heeft) en werd de ‘Verklaring van de Rechten
van de Mens en van de Burger’ opgesteld.
Grondwet: wet waarin staat wat de grondrechten zijn en hoe het land geregeerd moet
worden.
- De eerste grondwet in Nederland komt uit 1798 toen Nederland bezet was door de
Fransen. Daarna werd Nederland in 1814 een koninkrijk onder Willem I, van wie de
macht in 1848 door Thorbecke werd beperkt om plaats te maken voor vrijheid van
meningsuiting en uitbreiding van het kiesrecht.
Binnen het recht bestaan er verschillende rechtsgebieden, met als belangrijkste onderscheid
het verschil tussen publiekrecht en privaatrecht.
- Publiekrecht: regelt de inrichting van de staat en de relatie tussen burgers en
overheid. Het is opgedeeld in drie delen:
o Staatsrecht: bevat alle regels voor de inrichting van de Nederlandse staat.
(Bijv. de bevoegdheden van ministers en de rechten van Kamerleden.)
o Bestuursrecht: regelt de verhouding tussen burger en overheid. (Wie een huis
wil bouwen of een café wil beginnen, moet daarvoor een vergunning
aanvragen.)
o Strafrecht: bestaat uit alle wettelijke regels die aangeven welk gedrag
strafbaar is.
- Privaatrecht: regelt de betrekkingen tussen burgers onderling.
o Personen- en familierecht: regelt zaken als het huwelijk, echtscheiding,
geboorte, overlijden en het adopteren van kinderen.
o Ondernemingsrecht: dat bijvoorbeeld bepaalt onder welke voorwaarden je
een bedrijf of een vereniging mag oprichten.
o Vermogensrecht: dat alle zaken omvat die te maken hebben met iemands
vermogen. (Bijv. het sluiten van een koop-, huur- of arbeidsovereenkomst of
het regelen van een nalatenschap.
, Par. 2
Het doel van een rechtsstaat is om ervoor te zorgen dat de burgers veilig zijn, vrijheid
hebben en gelijk behandeld worden. Dit is uitgewerkt in de grondbeginselen:
- Er is sprake van een verdeling van de macht.
o Het principe van de machtenscheiding of trias politica werd bedacht door de
Franse filosoof Montuiesquieu en bestaat uit de wetgevende macht (het
parlement en de regering samen maken de wetten), de uitvoerende macht
(ministers uit de regering zorgen ervoor dat goedgekeurde wetten worden
uitgevoerd) en de rechterlijke macht (rechters beoordelen of burgers of
machthebbers wetten hebben overtreden).
- De grondrechten zijn vastgelegd in de grondwet.
- Door het legaliteitsbeginsel mag de overheid alleen beperkingen opleggen aan de
vrijheid van burgers als die beperkingen in wetten zijn vastgelegd.
Doordat rechters onafhankelijk zijn kan iedereen rekenen op eerlijke rechtspraak,
bescherming en het zorgt ervoor dat mensen geen eigen rechter gaan spelen.
De grondwet legt grondrechten vast die zijn op te delen in twee soorten:
- Klassieke grondrechten: zoals het recht op gelijke behandeling, de vrijheid van
godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en het recht op onaantastbaarheid van het
lichaam moet de overheid garanderen.
- Sociale grondrechten: zoals het recht op werk, gezondheidszorg en
woongelegenheid. De overheid kan deze rechten niet garanderen, maar moet zich er
wel voor inspannen.
o Sinds 1983 zijn deze sociale grondrechten in de grondwet opgenomen,
waardoor we spreken van een sociale rechtsstaat.
Checks and balances: systeem waarbij evenwicht wordt bewaard doordat verschillende
machten elkaar controleren.
Legaliteitsbeginsel: volgens dit beginsel mag de overheid alleen beperkingen aan de vrijheid
van burgers opleggen als die beperkingen in wetten zijn vastgelegd. Dit is onder anderen
terug te zien in het Wetboek van Strafrecht:
- Strafbaarheid: iets is alleen strafbaar als het in de wet staat.
- Strafmaat: in de wet staat bij ieder strafbaar feit de maximale straf.
- Ne bis in idem-regel: je kunt niet twee keer voor hetzelfde feit worden vervolgd.
Par. 3
De overheid moet zorgen voor de veiligheid van burgers en voor rechtshandhaving en mag
daarom als enige geweld gebruiken door het geweldsmonopolie. Daarnaast is er
rechtsbescherming zodat de overheid zich ook aan de regels houdt.
Rechtsbescherming: de grondwet beschermt burgers tegen andere burgers en tegen
machtsmisbruik van de overheid.
Misdrijven: ernstige strafbare feiten (zoals diefstal, mishandeling of moord)
Overtredingen minder ernstige strafbare feiten (zoals rijden door rood), beide staan in het
Wetboek van Strafrecht.
Criminaliteit: alle misdrijven die in de wet staan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lotteslot02. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.03. You're not tied to anything after your purchase.