Samenvatting Alle examenstof economie samengevat 4/5 HAVO
35 views 0 purchase
Course
Economie
Level
HAVO
Book
Pincode 4/5 havo economie
Alle examenstof economie Havo. Alle begrippen blauw gemarkeerd met uitleg. Alle formules en oorzaken en gevolgen groen gemarkeerd. Onderwerpen ook met plaatjes uitgelegd.
Ruilen over de tijd
hoofdstuk 1 Ruilen over de tijd
1.1 Wanneer heb je geld nodig?
In je leven doorloop je verschillende fases. Deze levensfases vormen je levensloop. Per levensfase
kun je de financiële stand van zaken bekijken op dat moment; voorraadgrootheid. ⇨ Hoe groot zijn
je bezittingen en schulden? Hoe groot is je vermogen?
Per levensfase kun je ook bekijken wat er in die periode financieel gezien is gebeurd;
stroomgrootheid. Hoe groot zijn je inkomen en uitgaven?
Verband tussen stroom- en voorraadgrootheden: de hoogte van de inkomen en uitgaven
bepalen de hoogte van de bezittingen en schulden.
Studielening -> Extra uitgaven creëren schulden -> studieschuld ⇧ -> op de lange termijn
verhoogt deze investering je menselijk kapitaal -> menselijk kapitaal ⇧ -> hierdoor vergroot je je
kans op een hoger inkomen op lange termijn -> verdiencapaciteit ⇧
Ruilen over de tijd.
- Sparen: Je stelt je consumptie uit.
- Lenen: Je vervroegt je consumptie. (de prijs die je hierover betaalt (de prijs van de tijd)=
rente
1.2 Sparen of lenen?
Redenen om te sparen (=spaarmotieven):
- Zekerheidsmotief (sparen uit voorzorg)
- Doelmotief (sparen voor een doel)
- Vermogensmotief (sparen voor de rente)
Redenen om te lenen (=leenmotieven)
- Om tegenslagen op te vangen
- Om duurzame consumptiegoederen te kopen
- Om een tijdelijk tekort op te vangen
Soorten leningen:
- Consumptief krediet (creditcard, rood staan, persoonlijke lening)
- Hypothecaire lening (leenvorm voor het kopen van een huis)
Rente is de prijs van tijd, deze verschilt per persoon (individuele prijs van tijd)
Individuele prijs van tijd > algemene prijs van tijd -> lenen
Individuele prijs van tijd < algemene prijs van tijd -> sparen
Bedrijven ruilen over de tijd: Ze investeren in kapitaalgoederen (=bezittingen) en financieren dit
met leningen (=schulden). Deze voorraadgrootheden vormen de bedrijfsbalans.
Stroomgrootheden vinden we bij een bedrijf op de resultatenrekening.
Opbrengsten van de verkopen - inkoopwaarde van de verkopen - bedrijfskosten = Resultaat
Resultaat kan winst of verlies zijn.
Een belangrijke kostenpost voor bedrijven zijn de afschrijvingskosten.
Afschrijvingskosten = (aanschafwaarde - restwaarde)/ aantal gebruiksjaren
,1.3 De invloed van inflatie
Als je spaart met een doelmotief, kan dat doel na verloop van tijd duurder zijn geworden
(=inflatie). Je gespaarde geld is dan niet toereikend. De koopkracht van het gespaarde geld neemt
af.
Door inflatie is de reële rente lager dan de nominale rente.
Reële rente: indexcijfer reële rente= (indexcijfer nominale rente/prijsindexcijfer) x 100
Inflatie vermindert de waarde van je geld.
- Reële waarde spaargeld⇩ -> sparen levert minder op
- Reële waarde geleend geld⇩ -> lenen kost meer
Voor de aankoop van een huis sluiten veel mensen
een hypothecaire lening af.
Soorten hypotheken:
- Annuïteitenhypotheek
- Lineaire hypotheek
- Aflossingsvrije hypotheek
- Levenshypotheek
De keuze wordt vaak bepaald op basis van de
rentelasten, de hypotheekrenteaftrek en de
aflossingsverplichtingen.
Hoofdstuk 2 De overheid tuilt over tijd
2.1 Inkomsten en uitgaven van de overheid.
Net als gezinshoudens en bedrijven, heeft ook de overheid inkomsten en uitgaven. De overheid
maakt hiervan jaarlijks een begroting. Jaarlijks tijdens Prinsjesdag informeert de overheid haar
burgers hierover met behulp van de Miljoenennota.
Inkomen:
- Belastingen:
- Direct
- Indirect
- Sociale premies
- Volks-verzekeringen
- Werknemers-verzekeringen
- Niet-belasting-ontvangsten
- Aardgas-baten
- Staatsdeelnemingen
- Retributies/heffingen
Uitgaven: Zorg, sociale zekerheid, ministers, rentelasten
De inkomsten en uitgaven zijn niet altijd gelijk aan elkaar. Dit creëert een begrotingssaldo.
- Inkomsten > uitgaven = begrotingsoverschot.
- Extra uitgaven mogelijk
- Extra aflossen op staatsschuld
- Inkomsten < uitgaven = begrotingstekort.
- Uitgaven beperken (bezuinigen)
- Extra inkomsten zoeken (belasting verhogen)
- Stijging staatsschuld → stijging rentelasten
, Berekenen van Staatsschuld
Staatsschuld (eind jaar)= Staatsschuld(begin jaar) - begrotingssaldo - (+/-) aflossing op
staatsschuld.
Financieringssaldo = begrotingssaldo (+/-) - aflossing op staatsschuld
In economisch mindere tijden stijgt vaak de staatsschuld. Toch zal de overheid niet snel failliet
gaan, ze mogen meestal extra geld lenen (d.m.v. uitgifte staatsobligaties). De EU houdt een oogje
in het zeil bij Europese overheden met een stabiliteitspact:
- Begrotingstekort mag niet hoger zijn dan 3% van het bbp.
- Staatsschuld mag niet hoger zijn dan 60% van het bbp.
De overheid maakt een begrotingsbeleid wat erop gericht is om binnen deze kaders te blijven.
2.2 Sociale zekerheid
Heb je (tijdelijk) onvoldoende inkomen, dan helpt de overheid je met behulp van het sociale
zekerheidsstelsel. -> bestaat uit sociale verzekeringen en sociale voorzieningen.
Sociale verzekeringen dekken het verlies van inkomen bij: Ziekte (kort- en langdurig),
werkloosheid (volks- en werknemersverzekeringen), arbeidsongeschiktheid, ouderdom.
Hoe wordt de sociale zekerheid betaald?
Voorzieningen: Betaald uit belastingopbrengsten.
Verzekeringen: Betaald uit sociale premies.
De uitkering gebeurt op basis van: omslagstelsel, Intergenerationele solidariteit (AOW)
2.3 Samenwerken aan een toekomst
Hoe is je pensioen geregeld?
AOW (basispensioen)
- Afhankelijk van aantal belastingplichtige jaren in Nederland.
- Afhankelijk van gezinssamenstelling.
- Onafhankelijk van inkomen of vermogen.
- Solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden.
- Solidariteit tussen jongeren en ouderen.
Aanvullend pensioen
- Collectief geregeld
- Op basis van het kapitaaldekkingsstelsel
Privaat Pensioen
Aanvullend- en privaat pensioen: Premies worden gespaard of belegd in aandelen of obligaties.
Dit levert risico’s op afhankelijk van de aandelenkoersen en rentestanden.
Is het gespaarde pensioen voldoende?
Pensioenfondsen kennen twee soorten pensioenen:
- Waardevast
- Welvaartsvast
Pensioenfondsen bepalen aan de hand van de dekkingsgraad of ze in staat zullen zijn om aan de
huidige en toekomstige pensioenverplichtingen te voldoen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller myradevries230. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.