HU samenvatting leerdoelen goederenrecht leerjaar 2022/2023
15 views 0 purchase
Course
Goederenrecht
Institution
Hogeschool Utrecht (HU)
Het vak goederenrecht wordt gegeven op de opleiding HBO-Rechten, tijdens het eerste leerjaar in periode B. Alle leerdoelen die je voor het tentamen moet beheersen, zijn in dit bestand door mij uitgewerkt. Ik heb mijn tentamen, met behulp van deze samenvatting, tijdens de eerste kans gehaald! De toe...
1. De student herkent de basisbegrippen vermogensrechten, zaken, (natuurlijke en burgerlijke)
vruchten, registergoederen en goede trouw in een casus.
Goederen (art. 3:1 BW): alle zaken en alle vermogensrechten
Zaken (art. 3:2 BW): de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (= een voorwerp
dat uit een bepaald materiaal, een bepaalde stof bestaat). Zaken kunnen worden onderverdeeld
in 2 dingen:
1. Onroerende zaken (art. 3:3 BW); onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen
delfstoffen, de met grond verenigde beplanting, alsmede de gebouwen en werken die
duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met
andere gebouwen of werken.
2. Roerende zaken (art. 3:2 BW); alle zaken die niet onroerend zijn. Zaken die verplaatsbaar
zijn. Voorbeelden zijn een auto, een fiets, een laptop, een pen en een mobiele telefoon.
DIEREN ZIJN GEEN ZAKEN, MAAR WORDEN WEL ALS ZAAK BEHANDELD!
Vermogensrechten (art. 3:6 BW): een recht met vermogenswaarde. D.w.z. een recht met een
bepaalde waarde die in geld is uit te drukken. Bestaat uit 3 onderdelen:
1. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn; hiermee
wordt bedoeld dat de eigenaar van een bepaald recht dit recht aan een ander mag
overgeven. Voorbeeld is een eigendomsrecht of een vorderingsrecht. Beide rechten
kunnen door de eigenaar aan een ander worden overgedragen.
2. Rechten die ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen;
hierbij kun je denken aan het recht op smartengeld. Dit is erop gericht materieel
voordeel te verschaffen aan de rechthebbende van dat recht. Ook het recht van gebruik
is een vermogensrecht, aangezien het er eveneens op is gericht om de rechthebbende
stoffelijk voordeel te verstrekken.
3. Rechten die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk
voordeel; stel dat iemand die slecht ter been is een afspraak heeft met zijn buurman
dat die één keer per week boodschappen voor hem doet. De buurman krijgt hiervoor
wekelijks een vergoeding. Ook hier is sprake van een vermogensrecht. Er is immers een
recht, op het doen van boodschappen. Dit recht is ontstaan in ruil voor stoffelijk
voordeel: de wekelijkse vergoeding.
Natuurlijke vruchten (art. 3:9 lid 1 BW): zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van
andere zaken worden aangemerkt. Zijn 2 vereisten:
1. Het zijn zaken
2. Deze worden volgens verkeersopvattingen als vruchten van andere zaken aangemerkt
, Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak op het moment dat deze wordt afgescheiden
(art. 3:9 lid 4 BW). Wanneer we deze regel toepassen op de voorbeelden uit het boek paragraaf
1.5.1 kunnen we concluderen dat wanneer een appel van de appelboom valt (of wordt geplukt),
dan is de appel een zelfstandige zaak geworden. En op het moment dat de puppy wordt
geboren, is het een (zelfstandig) dier (een puppy is immers geen zaak).
Burgerlijke vruchten (3:9 lid 2 BW): dit zijn rechten die volgens verkeersopvattingen als vruchten
van goederen worden aangemerkt. Zijn twee vereisten:
1. Het zijn rechten
2. Deze worden volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen aangemerkt
Met rechten worden in dit geval vermogensrechten bedoelt. D.w.z., rechten die op geld
waardeerbaar zijn en die kunnen worden overgedragen. Volgens het tweede vereiste worden
deze rechten in het maatschappelijk verkeer beschouwd als vruchten van goederen. Dit vereiste
kan het best aan de hand van een aantal voorbeelden worden uitgelegd:
- De rente over een geldbedrag dat op een spaarrekening staat. Aan vereiste 1 is
voldaan, er is een recht op rente. Volgens verkeersopvatting wordt het recht op
rente als vrucht van een goed (het geldbedrag dat op de spaarrekening staat)
aangemerkt (vereiste 2). Dit is in het maatschappelijk verkeer bepaald.
- De huuropbrengst van een woning. Er is een recht op betaling van de huur (vereiste
1). Dit recht wordt volgens verkeersopvattingen als vrucht van een goed (de woning)
aangemerkt (vereiste 2).
Registergoederen (art. 3:10 BW): goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in
daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is. Voorbeelden van registergoederen zijn
o.a. een huis, een bedrijfsgebouw, een stuk grond, grote schepen en vliegtuigen.
Goede trouw (art. 3:11 BW): in dit artikel wordt uitgelegd dat de goede trouw van een persoon
in de volgende gevallen ontbreekt:
- Het weten: wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw
betrekking heeft kende.
- Had moeten weten: wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw
betrekking heeft behoorde te kennen.
2. De student herkent de verschillen en overeenkomsten tussen absolute en relatieve rechten.
Absolute rechten: heeft te maken met het goederenrecht. Rechten tussen een persoon en een
goed, eigendomsrecht is een absoluut recht en kun je tegenover iedereen handhaven. Als
iemand je auto wil lenen kun je zeggen ‘’nee die is van mij’’, dit mijn goed en mijn recht. Er zijn 8
absolute rechten en die worden weer onderverdeeld in volledige rechten en beperkte rechten.
Eigendomsrecht is het enige volledige recht. Eigendomsrecht is overdraagbaar (art. 3:83 BW)
Relatieve rechten: rechten die tussen personen gelden. Heeft te maken met
overeenkomstenrecht. Het recht werkt slechts tegenover één persoon. Bijvoorbeeld tussen
personen die een deal met elkaar sluiten om een bepaald goed te verkopen. Stel je voor je koopt
een auto, je hebt dan recht op levering van de auto. De ander heeft recht op jouw betaling. Dat is
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller danahillebrandt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.48. You're not tied to anything after your purchase.