100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Aardrijskunde Examencommissie 2023 (Slagen gegarandeerd!) $19.21   Add to cart

Summary

Samenvatting Aardrijskunde Examencommissie 2023 (Slagen gegarandeerd!)

 14 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Slagen gegarandeerd indien de leerstof correct en voldoende wordt ingestudeerd.

Preview 4 out of 79  pages

  • February 9, 2023
  • 79
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 3e graad
  • 5
avatar-seller
Samenvatting Geschiedenis
1. Het historisch referentiekader
1.1 De tijd




De historische periodes

• Prehistorie, voorgeschiedenis of oertijd is een periode in de menselijke geschiedenis. Over
de precieze afbakening en het definiëren van deze periode bestaat behoorlijk wat discussie. Wij
gaan zeggen dat hij eindigt in 3500 v. Chr. In ruimere zin wordt de term gebruikt voor de
geschiedenis die héél erg lang geleden is, alhoewel dat een vaag begrip is. In principe kan dan
met de term de gehele geschiedenis van de aarde sinds haar ontstaan worden bedoeld, maar
vaak wordt als men over prehistorie praat alleen gedoeld op dat gedeelte van de geschiedenis
sinds dat het leven ontstaan is, of zelfs sinds dat de mensachtigen (voorouders van de
menselijke soort) ontstaan zijn. Als eindpunt van de prehistorie worden in het spraakgebruik ook
verschillende markante punten uit de geschiedenis gehanteerd, zoals het ontstaan van
de menselijke soort of (in de Westerse wereld) de geboorte van Christus, of een ander markante
gebeurtenis zoals de eerste geschreven bron.
De wetenschappelijke en meest gangbare definitie van de prehistorie is namelijk: die
periode uit de geschiedenis waaruit geen geschreven bronnen zijn gevonden. Zo
geïnterpreteerd is het omslagpunt dat als eindpunt van de prehistorie wordt
gedefinieerd dus het jaar van oorsprong van de oudst bekende geschreven bron. Deze
bron is gedateerd uit 3500 v.Chr. Dat gegeven, en daarmee het einde van
de prehistorie, kan echter per cultuur of gebied op aarde verschillen. Uit China
of Egypte zijn bijvoorbeeld veel oudere geschreven bronnen bekend dan uit
West-Europa.

• Het Oude Nabije Oosten omvat het gebied met Mesopotamië, de Levant, Anatolië en Elam
waar de eerste van de meerdere beschavingen zijn ontstaan. Soms worden ook het oude Egypte
en Arabië hiertoe gerekend. Niet alleen geografisch zijn de grenzen vaag, ook chronologisch is
dit het geval. De periode voorafgaand aan het Oude Nabije Oosten was het neolithisch Nabije
Oosten. Het ontstaan van het schrift markeert hier de overgang van prehistorie naar oudheid, al
is dat een arbitraire grens en wordt deze periode soms ook wel betrokken bij het Oude Nabije
Oosten. Voor het einde van deze periode geldt ook een arbitraire grens. Soms wordt hiervoor
539 v.Chr. gekozen, het einde van de Nieuw-Babylonische dynastie, de laatste Babylonische
dynastie van lokale afkomst. Ook de verovering van het Perzische rijk in 331 v.Chr. door
Alexander de Grote wordt wel als eindpunt gekozen, zoals ook in dit artikel. Deze periode werd
gevolgd door de hellenistische periode.

,
• De klassieke oudheid is de naam voor een periode die uitsluitend wordt gebruikt in de
periodisering van de westerse geschiedenis. Gewoonlijk laat men deze periode met Homerus en
het begin van de Archaïsche periode van het oude Griekenland, Oudgrieks: Ἑλλάς, beginnen in
de 8e eeuw v.Chr. en met de val van het West-Romeinse Rijk eindigen in 476 na Chr. Centraal
staat daarbij de geschiedenis van het oude Griekenland en Rome. De klassieke oudheid wordt
gevolgd door de middeleeuwen. Sommige historici noemen de overgangstijd tussen oudheid en
middeleeuwen de late oudheid, die dan tot ongeveer 600 duurt.
De klassieke tijd begint rond 500 v.Chr. in de Griekse geschiedenis, een periode van grote
culturele bloei. De stadstaat Rome wordt ongeveer gelijktijdig een republiek. Als einde van de
klassieke oudheid gold lange tijd 476. In dat jaar zette Odoaker, een Germaanse legeraanvoerder,
de laatste Romeinse keizer van de westelijke rijkshelft af. Daarmee kwam definitief een einde aan
het West-Romeinse Rijk.
In de negentiende en twintigste eeuw zijn er uitvoerige en veelal vruchteloze discussies geweest
over de beste manier om de geschiedenis te periodiseren, maar dit heeft niet geleid tot consensus.
Periodisering wordt voor een groot deel bepaald door traditie.
De periode tussen 476 en 1453 wordt in het onderwijs in navolging van de humanisten het tijdvak
van de middeleeuwen genoemd. Uitgaande van het West-Romeinse Rijk, eindigde de Oudheid in
476. In het oosten bleef het Oost-Romeinse Rijk echter nog tot 1453 bestaan. Als dit als criterium
wordt gebruikt, eindigt de Oudheid in 1453. Een enkele historicus heeft weleens beweerd dat de
Oudheid pas werkelijk eindigde in 1806. In dit jaar kwam namelijk het Heilige Roomse Rijk ten
einde. Het Heilige Roomse Rijk had ook nog een keizer, net zoals de Romeinen.

• De middeleeuwen (ca. 500 tot ca. 1500) vormen in de geschiedenis van Europa de periode
tussen de oudheid en de vroegmoderne tijd. Traditioneel situeert men dit door Italiaanse
humanisten geïntroduceerde tijdvak tussen de val van het West-Romeinse Rijk in de vijfde eeuw
en de renaissance die vanaf de veertiende eeuw in Italië begon.[1] Afhankelijk van de focus die
historici hanteren bestaat er echter nogal wat variatie in de afbakening van deze periode.[noot 1]
De middeleeuwse periode wordt zelf weer onderverdeeld in de vroege, hoge en late
middeleeuwen.
De middeleeuwse maatschappij en beschaving zijn ontstaan uit drie duidelijk te onderscheiden
bronnen: de Grieks-Romeinse beschaving, het christelijk geloof – die beide op het grondgebied
van het Romeinse Rijk ontstonden of zich daar verder ontwikkelden – en Germaanse tradities, die
binnenvallende volkeren later meebrachten.
Kenmerkend voor deze lange periode in de westerse geschiedenis zijn vooral de fragmentatie van
het politieke gezag, een overwegend agrarische economie, een samenleving verdeeld tussen een
militaire adel (die eigenaar is van het land) en een tot horige gemaakte boerenklasse, en ten slotte
een op religie gebaseerde denkwijze, bepaald door de christelijke kerk.

• De Vroegmoderne Tijd – soms ook Nieuwe Tijd of Ancien Régime genoemd – is een periode
van enkele eeuwen in de geschiedenis van Europa die volgde op de Middeleeuwen. Historisch
en politiek markante cesuren waren de val van Constantinopel in 1453, de ontdekking van
Amerika door Christoffel Columbus in 1492, het einde van de reconquista in hetzelfde jaar, het
begin van de Italiaanse Oorlogen in 1494 en het begin van de reformatie in 1517. Belangrijke
elementen in de overgang van Middeleeuwen naar Vroegmoderne Tijd waren het onder invloed
van het humanisme veranderende mensbeeld en de ontwikkeling van de boekdrukkunst door
Johannes Gutenberg.
De Vroegmoderne Tijd beslaat volgens de gangbare periodisering de periode van eind de
vijftiende tot de negentiende eeuw. Het was ook het tijdperk waarin de Europese kolonisatie begon
en de reformatie plaatsvond, die de Europese godsdienstoorlogen tot gevolg had. In de meeste
Europese staten won het centraal gezag aan betekenis; enkele landen ontwikkelden zich tot
nationale staten. Ten gevolge van de ontdekking van Amerika ontwikkelden de economieën rond
de kusten van de Atlantische Oceaan zich in een snel tempo. Het economisch en politiek belang
van Europa nam in die periode sterk toe, terwijl andere beschavingen in hun voortbestaan
bedreigd werden. Een uitzondering daarop was het Chinese keizerrijk, dat onder de Ming- en de
Qing-dynastie een bloeiperiode doormaakte.
Tijdens de Vroegmoderne Tijd begonnen twee 'revoluties'. Van groot belang was de
wetenschappelijke revolutie. De Industriële Revolutie in Engeland was "zonder enige twijfel een

,
van de belangrijkste cesuren in de wereldgeschiedenis".[1] Deze begon in de tweede helft van de
achttiende eeuw.



• De Moderne Tijd of Nieuwste Tijd is de meest recente (grote) periode in de westerse
geschiedenis. De Moderne Tijd volgde in Europa op de Vroegmoderne Tijd. Volgens de
traditionele indeling wordt de Europese geschiedenis in drie perioden onderverdeeld: Oudheid,
Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. In dat geval is de Moderne Tijd slechts een onderdeel van de
Nieuwe Tijd.

• Contemporaine, eigentijdse of hedendaagse geschiedenis is de geschiedenis van de eigen
tijd van de beschouwer, en eventueel een of twee generaties ervoor. Andersom gezegd,
contemporaine geschiedschrijving van een gebeurtenis of periode is wat historici uit die tijd zelf
erover geschreven hebben; zo was Herodotus een contemporaine geschiedschrijver van de
Perzische Oorlogen.
Per definitie verschuift de periode die als 'eigen tijd' geldt in de loop der tijd. Daarnaast hangt dit af
van de visie van de historicus. Hedendaagse of contemporaine geschiedenis wordt dikwijls als
synoniem gebruikt van de Nieuwste of Moderne tijd, waarbij uiteenlopende beginpunten worden
genomen als 1770, 1789 (Franse Revolutie), 1795 (Bataafse Revolutie), 1815, 1870, 1890
(Tweede industriële revolutie) of 1914-1918. Soms wordt voor een zeer recent beginpunt gekozen,
zoals 1989-1990 (einde van de Koude Oorlog) of zelfs 2000-2001. Een andere definitie luidt dat
het bij hedendaagse geschiedenis gaat om historische gebeurtenissen die nu nog relevant zijn en
waarvan de effecten nog niet uitgewerkt zijn. Vandaar dat hedendaagse historici vaak de Tweede
Wereldoorlog als beginpunt van deze periode nemen.

Het ancien régime

Met het ancien régime (Frans voor oud stelsel of oud systeem) wordt de periode bedoeld waarin
het Franse koninkrijk op absolutistische wijze werd geregeerd door het huis Bourbon, vóór de
Franse Revolutie van 1789. Met de term 'ancien régime' wordt daarnaast ook de periode uit de
Europese geschiedenis aangeduid die begint aan het einde van de middeleeuwen en eindigt met
de Franse Revolutie.[1] Als dusdanig is het een substituut voor 'vroegmoderne tijd', een periode in
de Europese geschiedenis die loopt van ca. 1450 tot ca. 1800.
In Nederland en België wordt met ancien régime doorgaans de institutionele organisatie bedoeld
die onmiddellijk na de Franse invasie van 1794-1795 en de uitroeping van de Bataafse Republiek
werd opgeheven. Deze administratieve en rechterlijke instellingen vonden hun wortels veelal in het
feodalisme van de middeleeuwen, hoewel onder invloed van het verlichtingsdenken reeds
aanzetten tot hervormingen waren doorgevoerd in de 18e eeuw (meer bepaald tijdens de
Oostenrijkse periode in de Zuidelijke Nederlanden).

Kenmerkend voor deze periode was de geringe vorm van politieke invloed en macht voor de
opkomende burger, de ambachtslui en de arbeiders aan de ene kant vergeleken met de
overmatige invloed en vooral de privileges van de adel en de hogere geestelijkheid aan de andere
kant. Op het platteland bestond een grote tegenstelling tussen de boerenstand en de klasse der
grootgrondbezitters, die op zijn feodale rechten stond. Zo kon een dorpsheer zowel de wetgevende
en rechterlijke macht als het dagelijkse bestuur in een dorp uitoefenen. Anderzijds bestond er een
grote mate van decentralisatie. Dit weerspiegelde zich ook in een zeer grote variëteit aan
munteenheden, gewichten en maten, die in nagenoeg alle gewesten anders waren.
Typisch voor het ancien régime was dat de openbare mandaten en gerechtelijke functies, zoals het
schoutambt, het meierschap en het drostambt, voor een beperkte tijd verpacht werden. Dit kon in
principe zeer efficiënt zijn, maar door kortetermijnvisie en winstbejag leidde het veelal tot
misbruiken, favoritisme of ambtelijke willekeur.
Tijdens het ancien régime kende bijvoorbeeld het hertogdom Brabant een meisenier, wat een
rechtsterm was waarmee een bevoorrechte boerenstand aangeduid werd, te vergelijken met de
poorters van een stad. Hun erfelijke voorrechten omvatten onder meer de vrijstelling van de dode

,
hand en het recht van alleen gevonnist te mogen worden voor de eigen schepenbank, waar het
aangeklaagde misdrijf ook moge gebeurd zijn.

De vergelijking tussen de nieuwste tijd en eigen tijd

De reden om rond 1800 de nieuwe tijd te laten beginnen, is dat toen een heel aantal
ontwikkelingen plaatsvond, die het maatschappelijke leven ingrijpend veranderden:
bevolkingsgroei, industrialisatie, politieke revoluties. De bevolking in West-Europa nam toe, omdat
er door veranderingen in de landbouw veel meer voedsel beschikbaar kwam. Daarnaast begon
men het belang van hygiëne in te zien (gesloten riolen, handen wassen na het eten, opereren met
gesteriliseerde instrumenten), zodat de sterfte door ziekte drastisch verlaagde. De industrialisatie
hield in dat de productie van consumptiegoederen deels werd gemechaniseerd, en geconcentreerd
in grote fabrieken. De fabrieken stonden in steden, en de groeiende bevolking ging ook in de stad
wonen om in die fabrieken te werken. Hierdoor groeiden de steden dramatisch. Er werd veel meer
geproduceerd. En ook al leefden veel arbeiders in armoede, gemiddeld hadden meer
mensen meer te besteden dan voorheen. Zo nam ook de consumptie toe. Meer consumptie
betekende weer meer productie, waarvoor weer fabrieken werden gebouwd, waar weer nieuwe
arbeiders in konden werken, etc...
De werkende klasse in de steden ging meer dan voorheen naar school, waardoor meer mensen
konden lezen, en meer mensen ideeën konden ontwikkelen over hoe de samenleving moest
worden ingericht. En daar komen de politieke veranderingen om de hoek kijken. Sinds de 18de
eeuw hadden denkers (vaak figuren uit de maatschappelijke elite) bedacht dat een samenleving
beter in harmonie kon leven, als de macht niet alleen was geconcentreerd bij een erfelijke vorst en
enkele edellieden en geestelijken, maar als meer mensen in de samenleving hun zegje konden
doen over de inrichting van de maatschappij. Dit was na 1789 uitgemond in de Franse Revolutie.
Toen na 1800 vervolgens veel meer mensen in staat waren om hierover na te denken (die
stedelijke bevolking, die gemiddeld iets welvarender werd, en beter opgeleid, boekjes kon lezen en
naar bijeenkomsten kon gaan), ontstonden ook meteen de eerste massabewgingen: politieke
stromingen waar grote delen van de bevolking zich bij thuis voelden. Dit zou uiteindelijk, rond
1900, als resultaat hebben dat her en der universeel stemrecht werd ingevoerd, en de
partijdemocratie ontstond.

De 'eigen tijd' is bedacht, toen het besef kwam dat de wereldorde na de Tweede Wereldoorlog
drastisch was gewijzigd. Deels door technologie (vliegtuigen, telefoons, de eerste computers),
deels door politieke verschuivingen (de Koude Oorlog), speelde de geschiedenis zich steeds meer
af op mondiale schaal. De VS en de Sovjetunie hadden de wereld verdeeld in invloedsferen, en
China blies als derde grootmacht steeds meer haar partijtje mee. De dekolonisatie in Afrika en
Azië haalde de focus nog meer weg van Europa. Handel en industrie, en ook politiek en
oorlogsvoering, gingen plotseling de hele wereld over. Met de Spoetnik en de Amerikaanse landing
op de maan leek de geschiedenis de Aarde zelfs letterlijk te ontstijgen. Massacultuur kreeg ook
een nieuwe, grotere schaal, door de verspreiding van de radio en televisie.
Daardoor leek, opnieuw, een nieuw tijdperk aangebroken, dat als een aparte periode moest
worden bestudeerd: omdat de hoofdrolspelers anders waren (VS, Sovjet Unie en China in plaats
van Engeland, Frankrijk en Duitsland, en daarnaast allerlei nieuwe, onafhankelijke Afrikaanse en
Aziatische landen), maar ook omdat historici heel nieuwe soorten bronnen moesten gaan
bestuderen: radio- en televisieprogramma's, en massaal gelezen kranten, naast boeken en
brieven.

Het verband tussen oorzaak en gevolg

Oorzakelijkheid, causaliteit of de wet van oorzaak en gevolg is de veronderstelling of theorie
dat gebeurtenissen plaatsvinden als gevolg van bepaalde andere gebeurtenissen die daaraan
voorafgegaan zijn; een oorzaak gaat vooraf aan een gevolg. Dit causaal verband of causaal
mechanisme wordt ook wel het "hart van de causale nexus" genoemd, omwille van de centrale
plaats die het inneemt in de oorzakenleer.[1] Causale verbanden worden zowel in de natuur- als in
de sociale wetenschappen gebruikt.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AndriesClaes. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $19.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79271 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$19.21
  • (0)
  Add to cart