Pincode 7e editie vwo 4 katernen FLEX set + Online
Samenvatting van het eerste katern Economie. Het boekje heet schaarste en welvaart. Iedere paragraaf is samengevat. Het gaat over geldhoeveelheid, sparen, lenen, inflatie, etc.
Paragraaf 1.1 Keuzes maken
In de economie gebruiken ze het woord schaarste wanneer je er iets anders voor
moet opoffer. Dit zijn de opofferingskosten. Deze kosten gaan ervan uit dat een
product alternatief aanwendbaar is. De opofferingskosten verschillen per persoon
en zijn daarom subjectief. Economie houdt zich bezig met hoe mensen met
schaarse middelen omgaan.
De keuzes van mensen verschillen omdat iedereen andere motieven en prioriteiten
heeft. De prioriteiten hangen van iemands omstandigheden, behoeften en
verplichtingen af. Bij iedereen begint het bij de prioriteit om in leven te blijven De
primaire behoefte die daar bij horen zijn: eten, drinken, een huis en kleding.
Daarna richten mensen zich op de secundaire behoeften. Dit zijn alle andere
behoeften. Hierin zitten ook de luxe behoeften. Dit zijn de behoeften die ver boven
het bestaansminimum uitsteken, maar dit is meer om zich te onderscheiden van
anderen. Statusgoederen zijn deze producten.
De manier waarop je prioriteiten stelt is afhankelijk van je motieven. Motieven voor
gedrag zijn niet eenduidig. Je kan met hetzelfde motief de ene keer een andere
keuze maken dan de andere keer. Of mensen met dezelfde motieven maken andere
keuzes. En hetzelfde gedrag kan veroorzaakt worden door verschillende motieven. In
de gedragseconomie bestuderen ze hoe mensen hun prioriteiten stellen. Hiermee
krijg je inzicht in het economisch gedrag van individuen. In de micro-economie
bestudeer je de manier waarop huishoudens en bedrijven beslissingen nemen. En in
de macro-economie gaat het over onderwerpen die de hele wereld aangaan.
De prioriteiten van bedrijven en organisaties zijn afhankelijk van de doelen die ze
stellen. Ze moeten beslissen over de productiefactoren:
- Natuur: de grond, natuurlijke grondstoffen en energie.
- Kapitaal: de middelen die de productie mogelijk maken, dus de machines,
gebouwen en transportmiddelen. De middelen gebruik je langer dan een jaar.
- Arbeid: de inspanning van mensen.
- Ondernemerschap: het initiatief om de andere productiefactoren te koppelen.
De aanschaf van de kapitaalgoederen door bedrijven en de overheid heet
investeren. Gezinnen beschikken arbeid. Dat gebruiken ze om geld te verdienen.
Binnen een bedrijf is de beslissing over de inzet van productiefactoren commercieel.
Ook de overheid maakt beslissingen over de inzet van beperkte middelen. Dat komt
omdat zij bedrijven in hun bezit hebben. De beslissing is vaak een politieke keuze.
Paragraaf 1.2 Budgettaire vraagstukken
, Het kan zijn dat je te weinig geld hebt. Het budget, het bedrag wat je kan besteden,
is beperkt. Om dit te voorkomen kan je een begroting maken van alle kosten die je
verwacht dat je gaat uitgeven. In een budget voor een huishouden onderscheid je de
volgende uitgaven:
- Dagelijkse uitgaven: uitgaven voor je levensonderhoud
- Vaste lasten: uitagaven die iedere periode terugkomen
- Incidentele uitgaven: de uitgaven die af en toe voorkomen
Als de uitgaven hoger zijn dan je inkomen heb je een budgettair probleem en
moet je gaan bezuinigen of je moet je inkomsten verhogen.
Bij het economisch gedrag van mensen, organisaties en overheden is lastig om vast
te stellen wat de oorzaak en het gevolg is, welke samenhang er is en of die er wel is.
Daarom laten ze bij economie soms sommige variabelen buiten beschouwing, je
noemt dit ceteris paribus. Je kan hiervoor een model gebruiken. Je gaat dan uit
van de theoretische samenhang van economische grootheden, bijvoorbeeld de prijs
en de vraag naar een product. De organisatie CBS maakt gebruik van economische
modellen. Zo kunnen bedrijven nagaan wat de gevolgen zullen zijn. Dit kan natuurlijk
niet altijd helemaal kloppen en daarom wordt er altijd uitgegaan van ceteris paribus.
Een ander voorbeeld van een model is een budgetlijn. Deze lijn geeft aan hoeveel
je van bepaalde goederen kan kopen met het budget dat je hebt. Hiervoor heb je de
formule:
M=pxx + pyy
M= het inkomen
Px= goed A
X = hoeveelheid
De lijn en het gebied eronder is samen de budgetset. Hierin zitten alle combinaties
die er zijn met je inkomen. De budgetlijn kan veranderen als de prijs van het goed
verandert of het inkomen verandert.
Paragraaf 1.3 koopkracht
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fennascholten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.65. You're not tied to anything after your purchase.