,Bijeenkomst 1.
Het biopsychosociale model.
De positie van de psychiatrische patiënt.
Historisch perspectief.
Het DSMIV-classificatiesysteem en de DSM5.
Structuurdiagnose.
Dubbeldiagnoseproblematiek.
Boek Hoofdstuk 1
Historisch perspectief
De psychiatrie is het medisch specialisme dat zich bezighoudt met de behandeling van psychiatrische
ziekten. Deze simpele opvatting (voor het westen vanzelfsprekende opvatting) van het zogenoemde
‘ziektemodel’ is historisch gezien nog zeer recentelijk. De geboorte van de psychiatrie als medisch
specialisme heeft plaatsgevonden in het Europa van de tweede helft van de 18e eeuw.
Voor die tijd komt men in de geschiedenis de meest uiteenlopende visies op ‘gek’ gedrag tegen.
Soms hanteerde men al wel een ziektemodel en zocht men de oorzaak ervan in een lichamelijke
aandoening (in de Griekse beschaving van oudheid) maar overal het algemeen werd gekte in verband
gebracht met bezetenheid door de duivel of men was behekst.
Vanaf het einde van de veertiende eeuw werden psychiatrische patiënten als ze thuis niet meer te
handhaven waren, vaak ondergebracht in wat men in Nederland ‘dolhuizen’ of ‘zinnelooshuizen’
noemde. Hier verbleven ze dan met daklozen, armen, arme lichamelijke zieken, landlopers en soms
ook delinquenten. Van behandeling was geen sprake!
In de tweede helft van de 18e eeuw kwam er internationaal een beweging op gang die de
krankzinnige begon te beschouwen als een lijder aan een ziekte en als patiënt en die hem ook als
zodanig wilde behandelen. Deze beweging werd gedreven door humanitaire motieven.
Negentiende en begin twintigste eeuw
In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw was de pasgeboren psychiatrie vooral
inrichtingspsychiatrie. Naast verpleegkundigen kwamen er steeds meer artsen werken, het werden
echte psychiatrische ziekenhuizen en men streefde naar ‘behandeling’. Door hersenonderzoek bij
dode mensen kwamen ze tot de conclusie: geestesziekten zijn hersenziekten. Zo kwamen ze erachter
dat door syfilis mensen een gedragsstoornis konden krijgen.
Daarnaast kwam er de ontdekking over infectieziekten (die ook de hersenen konden beschadigen).
Zo ontdekte men dat er voor sommige ziekten hele specifieke oorzaken bestonden. Het
infectieziektemodel dat toen werd ontwikkeld leidde tot serieuze ontdekkingen in de psychiatrie. Dit
is de periode van de eerste biologische psychiatrie.
Opkomst van de psychologische benadering
De biomedische benadering bleek beperkingen te hebben. Voor sommige mensen werkte het, maar
bij veel klachten werd geen hersenoorzaak gevonden (bijvoorbeeld schizofrenie of depressies). Er
werd namelijk geen infectie gevonden die de hersenstructuur aanpaste. Zo kwamen Emil Kraeplin en
Sigmund Freud om de hoek kijken voor de psychologische benadering.
3
,Kraeplin deed iets heel nieuws voor die tijd. Hij hield alles bij van de zieke patiënt, zo legde hij heel
nauwkeurig het beloop van de psychische ziekten vast op lange termijn. Op deze wijze heeft hij de
complete psychiatrie in kaart gebracht. Kenmerkend is dus zijn systematisch werken.
Freud liep vast in de behandeling van patiënten met onverklaarbare neurologische klachten. Zijn
patiënten waren veel ‘lichtere’ patiënten dan die van Kraeplin.
Freud ontwikkelde een nieuwe behandelmethode en een daarbij passende theorie, bekend als de
psychoanalyse. Kenmerkend is het onbewuste bewust maken.
Opkomst van de sociale psychiatrie
Nog voor de Tweede Wereldoorlog kwam naast de biologische en de psychologische benadering een
derde benadering tot ontwikkeling. Die werd gestimuleerd door psychiater Adolf Meyer. Meyer
wordt beschouwd als één van de vaders van de sociale psychiatrie. Hij hield zich erg bezig met de
nazorg van psychiatrische patiënten en richtte zich op hun resocialisatie (herintreden in de
maatschappij). Daarnaast hield hij zich bezig met ziekmakende factoren in de moderne maatschappij
en wilde vroegtijdig ingrijpen als het mis zou gaan (preventie!). Hij vond de biologische,
psychologische en de sociologische benadering alle drie onmisbaar om het ontstaan van psychische
stoornissen in het algemeen en in het individuele geval te begrijpen. Hij hanteerde hierdoor als één
van de eersten een duidelijk biopsychosociale benadering.
Na de Tweede Wereldoorlog
Door de ontdekking van psychofarmaca in de jaren vijftig, krijgt de biologische invalshoek een
gigantische boost. Men kon gedrag met behulp van middelen beïnvloeden. Ook werden verbanden
tussen bepaald gedrag en delen van de hersenen ontdekt (MRI-scans).
Met behulp van empirisch onderzoek werd de psychologische invalshoek ook steeds beter. Er
ontstonden werkzame interventies. Door onderzoek werd duidelijk welke delen van de hersenen
betrokken waren bij ons gedrag (gedrag correleren met neuronale circuits).
Door de antipsychiatrie kreeg de sociologische invalshoek een boost. In de jaren 60 en 70 kwamen
hulpverleners en patiënten in verzet tegen de ‘inrichtingspsychiatrie’. Zo kwam er voor de patiënt
erkenning dat hij als een autonoom individu/’gewone’ burger kon leven. Ook hier is wetenschappelijk
onderzoek belangrijk geweest voor de sterke groei.
Op dit moment is er veel aandacht voor rehabilitatie en maatschappelijke integratie van
psychiatrische cliënten: hoe ga je verder met je leven als je een psychiatrische aandoening hebt. Ook
nu is er nog veel aandacht voor empirisch onderzoek: hoe vaak komen stoornissen voor
(epidemiologisch onderzoek). Uit onderzoek blijkt als de huidige behandelingen goed worden
toegepast er een reductie is van 40% van de ziektelast.
Er zijn geen tegenstellingen meer in de drie benaderingen, maar het is een combinatie geworden: het
biopsychosociale model (zie blz. 25 box 1.1).
Biopsychosociaal model
Gaat er van uit dat in de meeste gevallen in de psychiatrie de drie invalshoeken altijd van belang zijn
om het ontstaan van gestoord gedrag te kunnen begrijpen. Denk hierbij aan het ontstaan van het
gestoorde gedrag en bij diagnostiek en behandeling.
Er wordt een sterk onderscheid gemaakt tussen de classificatie en diagnose van een patiënt.
4
, Classificeren: het onderbrengen van een individuele patiënt bij een groep op basis van een aantal
gedeelde kenmerken.
Diagnosticeren: het zoveel mogelijk doorgronden van de aard en het ontstaan van de psychische
stoornis waar een individuele patiënt aan lijdt (men probeert als het ware inzicht te krijgen in de aard
en de ontwikkeling van iemands individuele biopsychosociale profiel).
Het ontstaan van deze wijze van denken (biopsychosociaal denken) kan men opvatten als een
natuurlijk resultaat van de geschetste historische ontwikkeling. Een tweede belangrijke stimulans is
de systeemtheorie die in de jaren 30 al ontwikkeld werd. Dit theoretisch raamwerk kon alles goed
onderbouwen.
De systeemtheorie gaat uit van een open systeem, je staat in interactie met de omgeving. Een
persoon werd getypeerd door von Bertalanffy als een systeem: een zichzelf handhavende unieke
organisatie van allerlei chemische en fysische processen.
Biopsychosociaal model in de praktijk
De consequenties van het biopsychosociale model voor de praktijk van diagnostiek worden nu
besproken.
Diagnostiek bestaat uit drie stappen:
1. Informatieverzameling;
2. Classificatie;
3. Structuurdiagnose.
Informatieverzameling
Het is de bedoeling als SPH’er dat je moet trachten basale informatie te verkrijgen over iemands
actuele situatie. Je moet informatie verzamelen over de volgende facetten:
- Somatische situatie en eventueel lopende behandelingen;
- Hoe beleeft men de stoornis, de gevolgen en eventuele behandeling: waarbij het er om gaat
hoe iemand er mee omgaat (ziektegedrag).
De bedoeling hiermee is om te kijken of er ‘voordelen’ zijn van het ziek zijn en die herstel in
de weg staan. Hoeveel belang heeft iemand erbij om ziek of hulpbehoevend te zijn? Hoe
groot is de lijdensdruk, zijn er aanwijzingen voor aggravatie (overdrijven klachten) of
simulatie (voorwenden van klachten) of juist bagatelliseren (minder ernstig maken dan
klachten zijn). Vaak krijgen SPH’ers daar eerder een indruk over dan de behandelend arts.
- Sociale context: leef- en woonsituatie (eerste milieu), werk (tweede milieu) en familie
contact, vrienden, kennissen etc (derde milieu) en de mate van steun.
Classificatie
Het classificeren van de aandoening van een patiënt is het bepalen van welke officieel erkende ziekte
hij heeft (kortweg: vaststellen van het syndroom).
Er zijn twee invloedrijke systemen die wereldwijd worden gebruikt voor het classificeren:
- Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, fourth edition (DSMIV);
- World Health Organisation (WHO), deze wordt aangeduid met de term ICD-10.
De DSMIV wordt het meest gebruikt, ook in Nederland. In de gewone hulpverlening is het kiezen van
een DSM-IV-classificatie een niet meer weg te denken activiteit, waar ook SPH’ers van op de hoogte
moeten zijn. De ‘vernieuwde’ versie wordt ook wel de DSM-IV-TR versie genoemd.
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fbruinink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.