Dit document bevat uitgebreide antwoorden op de leerdoelen die zijn gesteld door de Open Universiteit. Dit document kan gebruikt worden naast de zeer uitgebreide en nuttige samenvatting van het boek Work Psychology die te vinden is in mijn bestanden.
Leerdoelen hoofdstuk 1 Na het bestuderen van hoofdstuk 1 bent u in staat
- de vijf basisgebieden in de algemene psychologie te schetsen
1. Fysiologische psychologie heeft betrekking op de relatie tussen geest en lichaam.
2. Cognitieve psychologie focust op het cognitieve functioneren, dus onze gedachteprocessen.
3. Ontwikkelingspsychologie omvat de manier waarop mensen groeien en psychologisch veranderen.
4. Sociale psychologie heeft betrekking op ons gedrag, onze gedachten en hoe we onze emoties
reguleren.
5. Persoonlijkheidspsychologie richt zich op de karakteristieke tendens van mensen hoe zich te
gedragen, te denken en te voelen.
- de relatie tussen algemene psychologie en arbeids- en organisatiepsychologie te
benoemen
Arbeidspsychologie is niet een van de subdisciplines van de psychologie, zoals hierboven beschreven. Het is een
vorm van toegepaste psychologie. Arbeidspsychologen gebruiken concepten, theorieën en technieken die van
alle hoeken van de psychologie zijn afgeleid.
- de hoofdkenmerken van elk van de volgende traditionele benaderingen in de psychologie
te beschrijven:
a psychoanalyse: deze benadering wordt ook wel psychodynamisch genoemd en is ontwikkeld door Sigmund
Freud. Hij bedacht dat het menselijke psychologisch functioneren gereguleerd werd door twee instinctieve
krachten; seks en agressie. Hij identificeerde drie facetten van de psyche:
1. De id is de bron van instinctieve energie (seks en agressie). De id wil bevrediging (‘pleasure
principle’) en denkt niet rationeel na, het kent geen inhibities en maakt geen onderscheid tussen realiteit
en fantasie (deze kan je vergelijken met de Nafs/Nefs zoals wij die kennen van de Islam).
2. De ego wil de id reguleren, zodat we ons sociaal acceptabel kunnen gedragen. Deze kan wel
onderscheid maken tussen realiteit en fantasie en werkt dan ook op het realiteitsprincipe (reality
principle). Het kan de id niet blokkeren of onderdrukken, alleen een bepaalde richting op sturen.
3. De superego is het geweten en de bron van moraliteit. Dit kan je vergelijken met de Aql in de Islam,
zoals wij die Insallah bezitten. Het werkt op het perfectieprincipe en definieert de ideale normen die
we van onze ouders hebben meegekregen. Het ontwikkelt zich vroeg in de kinderjaren.
Freud vindt dat deze drie onderdelen van de psyche constant in conflict zijn met elkaar, waarvan de meeste
onbewuste conflicten zijn. Wanneer deze uit de hand lopen, ervaren we angst. Hij dacht dat hij het ‘ware’
probleem bij een client/persoon kon achterhalen door naar zijn/haar onbewuste conflicten te kijken (en met name
conflicten die hebben plaatsgevonden in de kindertijd).
b trekbenadering: hierbij staat het meten van psychologische karakteristieken van een persoon centraal. Deze
karakteristieken/trekken worden verondersteld stabiel te zijn. Een trek is een onderliggende dimensie waarin
mensen van elkaar verschillen op een continuumschaal.
Hippocrates deelde mensen in in vier persoonlijkheidstypes die hij definieerde in termen van flegmatisch (slijm),
cholerisch (gele gal), melancholisch (zwarte gal) en sanguinisch (bloed). Een teveel of tekort aan deze
substanties zou ervoor zorgen dat men is zoals die is qua persoonlijkheid. Allport zei dat mensen drie soorten
trekken hadden: de kardinale (belangrijkste) trekken zijn pervasief en doordringen door alle situaties, de primaire
trekken zijn duidelijk in de meeste situaties en de secundaire trekken zijn alleen duidelijk in bepaalde situaties.
De meest recente overtuiging m.b.t. persoonlijkheid is de Big Five. Er zijn vijf dimensies waarin men kan
verschillen van anderen:
1. Extraversie, e.g. sociabiliteit, assertiviteit.
2. Emotionaliteit, e.g. angstigheid, onzekerheid.
3. Verdraagzaamheid, e.g. conformiditeit, behulpzaamheid jegens anderen.
4. Consciëntieusheid, e.g. persistentie, georganiseerd.
5. Openheid voor ervaring, nieuwsgierigheid, esthetische waardering.
c behaviorisme: de pure behaviorisme gaat niet over de interne processen binnen een individu, maar kijkt
alleen maar naar het gedrag. Skinner was dé psycholoog van het behaviorisme en betoogde dat ons gedrag door
de omgeving gecontroleerd werd door concepten als reinforcer (bekrachtiger) en punishment (straf). Een gedrag
dat een persoon vertoont is zijn persoonlijkheid en is tevens tot stand gekomen door de bekrachtigingen in het
, verleden. De approach-avoidance conflict veroorzaakt gedragsproblemen en ontstaat wanneer een gedrag
geassocieerd is met beloning en straf tegelijk. Als de reinforcement verandert, kan het gedrag ook veranderen
vinden behavioristen.
Social learning is bedacht door Bandura en stelt dat mensen in staat zijn om te leren van punishment en
reinforcement van eigen ervaringen en van ervaringen van andere mensen. Modelen is wanneer bepaald gedrag
wordt afgekeken van anderen en nagedaan wordt.
d fenomenologie: in deze benadering staat de ervaring van de wereld om ons heen centraal. Het benadrukt
onze capaciteit om onze eigen mening te vormen van onze ervaringen. Fenomenologisten zeggen dat onze
ervaring van de wereld een interactie is tussen de ‘ruwe materie’ (‘raw matter’), zoals objecten, en onze mentale
vermogens. Ze benadrukken de integriteit en de zingeving van mensen. Deze perspectief verbeeldt ook de
persoon als strevende naar persoonlijke groei of zelf-actualisatie; de vervulling van zijn/haar potentie.
e sociaalcognitivisme: individuen zijn volgens deze benadering gemotiveerd om zowel het zelf als de wereld
te begrijpen. Andere mensen (fysiek aanwezig of niet) hebben invloed op de gang van gedachteprocessen bij
mensen. Het principe van de reciprocal determinism is dat we de omgeving waaruit we deelmaken ook zelf
kunnen beinvloeden. Self-efficacy is een belangrijk concept dat stelt dat de mate waarin een persoon gelooft dat
hij/zij een gedrag kan vertonen dat vereist is in een bepaalde situatie. Het schema is een kennisstructuur dat een
mens gebruikt om zin te geven aan situaties. Deze zijn in feite pasklare kaders waarin de ervaringen van een
persoon gepast kunnen worden. Schema’s die een serie van acties involveren heten scripts.
- de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen deze traditionele benaderingen vast
te stellen
Een overeenkomst is dat bij iedere benadering wordt gesteld dat persoonlijkheid min of meer stabiel is en niet
verandert door de tijd heen. Een andere overeenkomst is dat kinderen van vroegs af aan leren (door conflicten)
een gedrag te vertonen of niet (modelen, bestraffing/beloning, conflict tussen id en ego etc.). Een belangrijk
verschil is dat Freud als fundament agressie en seks aanhaalt, terwijl dit in de andere benaderingen niet naar
voren komt.
- weer te geven hoe elk van de traditionele benaderingen bijdraagt aan de arbeids- en
organisatiepsychologie
A – Uit psychoanalytische hoek probeert men te tonen dat individuele en collectieve gedragingen in een bedrijf
(of op het werk) niet zozeer aangedreven worden door eenvoudig het uitoefenen van winst, maar door de
onbewuste conflicten, de beschermingsmechanismen en de persoonlijke bezorgdheden van de betrokken mensen.
B – Een onderzoeker (Salgado) heeft kunnen bewezen dat de scores van mensen op
persoonlijkheidsvragenlijsten (zoals de Big Five) wel wat kunnen zeggen over hun werkprestatie.
C – Op de werkvloer kan deze benadering gebruikt worden om het beste uit de werknemers te halen. Met de
organisational behaviour modification worden goede gedragingen beloond en met mentoring wordt het goede en
gewenste gedrag ‘gemodeled’.
D – Alleen wanneer mensen het gevoel hebben volledig geaccepteerd te worden, vinden ze zich veilig genoeg
om open te worden voor ervaringen. Uiteindelijk leidt UPR (unconditional positive regard) tot verantwoorde
gedragingen (zo ook op de werkvloer) en zorgt er ook voor dat de echte carrièrebelangen en –ambities
tevoorschijn komen.
E – Self-efficacy is een belangrijk concept dat stelt dat de mate waarin een persoon gelooft dat hij/zij een gedrag
kan vertonen dat vereist is in een bepaalde situatie. Self-efficacy is een goede predictor van gedrag. Mensen met
een hoge self-efficacy zijn meer bereid dan andere mensen een uitdagende doel voor zichzelf te zetten.
- de oorsprong van de arbeids- en organisatiepsychologie te beschrijven
Arbeidspsychologie heeft twee oorsprongen binnen de toegepaste psychologie. Een ervan is de ‘fitting the man
to the job’ (FMJ) en de ‘fitting the job to the man’ (FJM). De FMJ-manier manifesteert zich in
werknemerselectie, de training en de beroepsoriëntatie. Deze inspanningen hebben de poging tot het bereiken
van een effectieve match tussen werk en persoon gemeen. De FJM-manier legt de nadruk op het werk, en in het
bijzonder het ontwerp van de taken, de uitrusting en arbeidscondities die passen bij de fysieke en psychologische
karakteristieken van een persoon. Arbeidspsychologen in de jaren 60 en 70 werden gezien als persoonlijke
raadsmannen voor de arbeiders.
- de rollen die arbeids- en organisatiepsychologen vervullen te beschrijven
1. Selectie en beoordeling van personeel: voor alle typen werk d.m.v. verschillende methoden, waaronder tests
en interviews.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Wawa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.