Samenvatting maw H1 + H2
1.1 Identiteit
- Een referentiekader is het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit
iemand denkt en handelt. Iedereen kijk, ziet en beleeft de wereld op zijn eigen manier. De associaties
die je ergens bij hebt zeggen veel over je referentiekader. Iemands kijk op de wereld kan dus
verschillen op basis van zijn of haar ervaringen. Het kernconcept identiteit is het beeld dat iemand
van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend
beschouwt voor zijn eigen persoon. Hij is afgeleid van zijn perceptie over de groep(en) waar hij wel of
juist ook niet deel van uitmaakt.
- Persoonlijke identiteit (wie ben ik?) is het beeld dat iemand van zichzelf heeft, zijn zelfbeeld. Hoe jij
jouw zelfbeeld uitdraagt bepaalt mede hoe andere over jou denken.
- Sociale identiteit (bij wie hoor ik?) is het beeld dat iemand heeft van zichzelf als lid van sociale
groep(en) en categorieën waar hij of zij deel van uitmaakt. De groepen samen maken een groot
onderdeel uit van wie je bent. De sociale identiteit kan de persoonlijke identiteit versterken. Door te
laten zien dat je onderdeel bent van een groep kunnen mensen hun sociale identiteit uitdragen.
- Collectieve identiteit (welke beelden bestaan er van een groep?) gaat het om het beeld van een
groep. Dat kunnen groepen zijn waar je zelf deel van uitmaakt of niet. Externe collectieve identiteit
is een beeld van een groep dat als blijvend en kenmerkend voor die groep wordt beschouwd.
Mensen hebben verwachtingen over het gedrag van anderen met een bepaalde identiteit. Ook bij
landen bestaan beelden en verwachtingen.
- Vanaf je geboorte start je met de verwerving van een identiteit. Zelf heb je er dan nog weinig
invloed op. Je identiteit wordt tijdens je opvoeding gevormd door de omgang met andere mensen.
De eerste stap is dat je een naam krijgt van je ouders, later gaan ook vrienden en media een
belangrijke rol spelen. Door de omgang met anderen wordt het beeld dat iemand van zichzelf heeft
bepaald door de groepen waar hij toe behoort en waar hij zichzelf bij vindt horen. Identiteit kan
daarom gezien worden als het ‘kruispunt’ van zelfbeeld en groepsbinding.
- Beelden en verwachtingen van iemands identiteit kunnen ook tot spanningen leiden. Een voorbeeld
van de spanning tussen de persoonlijke- en externe collectieve identiteit is wanneer iemand bij een
bepaalde groep hoort, maar die groep een slechte naam krijgt. Dat kan leiden tot een
loyaliteitsconflict.
- Het kan ook zijn dat groepen eisen dat mensen hun persoonlijke identiteit opgeven en dat alleen de
identiteit van de groep mag gelden. De groep overheerst dan het individu.
- Veranderingen van identiteit kan ook spanning oproepen. Wanneer er van nieuwkomers verwacht
wordt dat zij zich volledig aanpassen, botsen daar de collectieve, sociale en persoonlijke identiteit.
Hun moeten namelijk een deel van hun persoonlijke en sociale identiteit achterlaten.
- De externe collectieve identiteit die we aan iemand koppelen kan gevolgen hebben voor de positie
die iemand in de maatschappij heeft. Dus collectieve identiteit kan sociale ongelijkheid versterken en
in stand houden.
- Soms verandert identiteit tijdens een mensenleven. Je bent bijvoorbeeld erg fan van een band, dus
je neemt dat taalgebruik, de kledingstijl en dat kapsel over. Je identiteit is dan veranderd. Je
identiteit kan ook veranderen als je een baan krijgt, of een relatie en kinderen. De sociale identiteit is
da minder nuttig en ook minder belangrijk geworden.
, 1.2 socialisatie
- Welk gedrag ergens verwacht wordt en welke regels in een bepaalde groep gelden krijg je
aangeleerd tijdens een proces van socialisatie. Het kernconcept socialisatie is het proces van
overdracht en verwerving van de cultuur van de groep en de samenleving waar mensen toe behoren.
Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met andere.
- Socialisatie wordt ook wel het proces van leren samenleven genoemd. Omgaan met anderen in een
samenleving moet aangeleerd worden. Socialisatie bestaat uit twee delen:
1. het proces van overdracht: mensen brengen de cultuur van een groep of samenleving over aan
nieuwkomers. Mensen proberen anderen zich te laten gedragen zoals van hen verwacht wordt in die
groep of samenleving. Ouders leren hun kinderen hoe zij zich moeten gedragen in de samenleving,
leraren en medeleerlingen dragen de gebruiken, regels en waarden over aan een nieuwe leerling en
als immigranten nieuw komen in een land moeten zij de gebruiken van een cultuur aanleren. als deze
mensen of groepen mensen die een cultuur overdragen, noemen we socialisatoren.
2. het proces van verwerving: mensen maken zich de cultuur van een groep of samenleving eigen.
Mensen nemen de waarden en normen die ergens bijhoren over en internaliseren ze. Dat is een
langdurig proces. Het effect is dat mensen leven volgens de cultuur van een groep zonder dat ze zich
hier heel bewust van zijn of controle nodig hebben. Bijvoorbeeld je eet nu uit jezelf met mes en vork
of je gaat nu naar de wc in plaats van dat je in je luier plast.
- In de leeftijdscategorie tien tot twintig jaar wordt de vriendengroep als socialisatoren belangrijk. In
die groep leer je om je eigen afwegingen te maken. het proces van socialisatie vindt plaats waar
mensen met elkaar omgaan, zoals vrienden die samen sporten of uitgaan. Die vormen een eigen
groep en ontwikkelen daarbij hun eigen normen.
- Tijdens de overdracht en verwerving van cultuur kan er een verandering van de cultuur
plaatsvinden. Bij de verwerving kan een individu voor een deel zelf keuzes maken en dus ook kritisch
zijn op de cultuur die wordt overgedragen.
- Socialisatie verloopt vaak op een vanzelfsprekende en informele manier door contact met andere.
We hebben de neiging om gedrag te imiteren en over te nemen van mensen op wie we denken te
lijken of op wie we juist willen lijken.
- Rituelen zijn nuttig voor het overdragen en verwerven van cultuur. Een ritueel bestaat uit
handelingen die regelmatig terugkeren en een bepaalde betekenis hebben voor een persoon of
groep. Een ritueel geeft structuur aan gedrag waardoor het aanleren ervan eenvoudiger wordt. Je
hoeft er op een gegeven moment niet meer over na te denken en het is geïnternaliseerd. Rituelen
kunnen ook laten zien welke waarden belangrijk zijn. Bij het ritueel naar bed gaan (wc >
tandenpoetsen > wassen > omkleden > welterusten zeggen > boekje lezen > slapen) bijvoorbeeld zie
je dat hygiëne, regelmaat, sociaal contact en rust belangrijke waarden zijn. Ritueel bij vriendengroep:
begroeting of grap die steeds herhaald wordt, werk: teamvergadering, vrijdagmiddagborrel,
nieuwjaarsreceptie, samenleving: Koningsdag, Dodenherdenking, Bevrijdingsdag, Prinsjesdag en
Kerst.
- Nature zijn eigenschappen die zijn aangeboren. Bijvoorbeeld je vingerafdruk en je DNA-profiel,
maar ook de mogelijkheid om te kunnen praten en horen. Als het over biologische factoren,
genetische of aangeboren gaat het over een verklaring van eigenschappen en gedrag gebaseerd op
nature.
- Nurture zijn de aangeleerde eigenschappen. Dit heeft te maken met de omgeving, de cultuur
waarin iemand opgroeit en leeft. De cultuur is van invloed op wat iemand aanleert en afleert,
wanneer iemand dat leert en hoe iemand dat leert. Als het over omgevingsfactoren,
maatschappelijke oorzaken of sociale interactie gaat het om een verklaring van eigenschappen en
gedrag gebaseerd op nurture.
- De vraag of eigenschappen van mensen meer worden bepaald door natuur of cultuur staat centraal
in het nature-nurture-debat. Verschillende verklaringen kunnen grote gevolgen hebben voor hoe we
omgaan met bijvoorbeeld afwijkend gedrag. Het is overduidelijk dat in de vorming van menselijk
gedrag sprake is van een compleet samenspel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 441869. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.76. You're not tied to anything after your purchase.