Praktisch Staatsrecht Casus antwoorden, Proeftoetsen etc.
36 views 0 purchase
Course
Staatsrecht
Institution
Hogeschool Van Amsterdam (HvA)
Book
Praktisch staatsrecht
In dit document staan verschillende proeftoetsen voor het vak Staatsrecht en alle antwoorden op de huiswerkvragen. Ik heb met behulp van mijn aantekeningen tijdens de hoorcolleges (Ook in dit document te vinden) een 7 gehaald. Ik wens jullie heel veel succes!! <3
Proeftentamen 1
1)Bonusvraag
Wat zijn de kenmerken van een staat?
a. Grondgebied, hoogste gezag, gemeenschap.
b. Grondgebied, democratie, gemeenschap.
c. Trias politica, hoogste gezag, gemeenschap.
2)Bonusvraag
Nederland vaart op het gebied van de legalisering van de prostitutie binnen Europa een
eigen koers. Dit is mogelijk omdat Nederland een:
a. gedecentraliseerde eenheidsstaat is.
b. soevereine staat is.
c. lidstaat van de Europese Unie is.
3)Bonusvraag
Een verblijfsvergunning asiel kan in Nederland worden verleend als de aanvrager:
a. over een machtiging voorlopig verblijf beschikt.
b. over een geldig paspoort beschikt.
c. aantoont dat sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard.
4)Bonusvraag
Ten aanzien van uitzetting en uitlevering geldt in Nederland dat Nederlanders:
a. nooit uitgezet en uitgeleverd kunnen worden
b. onder bepaalde voorwaarden uitgezet kunnen worden, maar niet kunnen worden
uitgeleverd.
c. onder bepaalde voorwaarden uitgeleverd kunnen worden, maar niet kunnen worden
uitgezet.
5)Bonusvraag
In Nederland geldt een identificatieplicht.
Welk van de onderstaande bewering met betrekking tot de identificatieplicht is juist?
De identificatieplicht geldt:
a. uitsluitend voor Nederlanders.
b. uitsluitend voor niet-Nederlanders.
c. voor Nederlanders en niet-Nederlanders.
6) Bonusvraag
Nederlanders in het buitenland genieten diplomatieke bescherming.
Dit houdt in dat:
a. Nederlanders niet aan het buitenland worden uitgeleverd.
b. vertegenwoordigers van Nederland zich voor landgenoten in het buitenland zullen
inzetten, als daar aanleiding toe is.
c. Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld altijd hun straf in Nederland mogen
uitzitten.
,7) Wat is de staatsrechtelijke status van Bonaire binnen het Koninkrijk der
Nederlanden? Bonaire is een:
a. zelfstandige staat binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
b. openbaar lichaam binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
c. bijzondere provincie binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
8) Aninda die de Indonesische nationaliteit heeft, is van plan om vanuit Indonesië naar
Nederland te komen. Zij bezoekt voor korte tijd haar oma, die de Nederlandse nationaliteit
heeft. Wat heeft Aninda hiervoor nodig?
a. Een geldig paspoort.
b. Een geldig paspoort met een visum.
c. Een geldig paspoort met een machtiging voorlopig verblijf.
Week 2: De organisatie van de Nederlandse staat en het Koninkrijk, regering en parlement
9) Jasper is 15 jaar oud en wil zich in 2022 graag verkiesbaar stellen voor de
gemeenteraadsverkiezingen van Amsterdam. Welk kiesrecht zal Jasper hiermee uitoefenen?
Het:
a. actief kiesrecht via directe verkiezingen.
b. passief kiesrecht via directe verkiezingen.
c. actief kiesrecht via indirecte verkiezingen.
10) Een eenheidsstaat bestaat uit:
a. onzelfstandige delen met een centraal gezag.
b. grotendeels zelfstandige deelstaten die slechts voor bepaalde kwesties hun macht hebben
overgedragen aan een centraal gezag.
c. een samenwerkingsverband tussen zelfstandige staten.
11) Nederland is een democratische rechtsstaat. Wat is een belangrijk kenmerk van een
democratische rechtsstaat? Een democratische rechtsstaat is een staat waarin:
a. zowel de burger als de overheid is gebonden aan het recht.
b. de overheid de burgers een goed sociaal-economisch vangnet garandeert.
c. een samenwerkingsverband bestaat tussen zelfstandige staten.
12) De Staten-Generaal bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer.
Welk recht is voorbehouden aan de Eerste Kamer? Het recht:
a. om een novelle in te dienen.
b. om een wetsvoorstel in te dienen.
c. van interpellatie.
13) Het kabinet in Nederland bestaat uitsluitend uit de:
a. ministers en de staatssecretarissen.
b. Koning en de ministers.
c. Koning, de ministers en de staatssecretarissen.
14) Welk van de onderstaande beweringen met betrekking tot de regering in Nederland is
juist?
Een regering:
,a. wordt direct door de burgers gekozen middels verkiezingen.
b. komt tot stand na Tweede Kamerverkiezingen en een kabinetsformatie.
c. wordt gekozen door de leden van de Provinciale Staten.
15) Wat is anno 2019 een van de rollen van de Koning in het Koninkrijk der
Nederlanden? De Koning:
a. benoemt de ministers en staatssecretarissen.
b. bestuurt het land.
c. dient wetsvoorstellen in.
16) Wie kiest de Commissaris van de Koning?
a. De Eerste Kamer.
b. De Tweede Kamer.
c. De regering.
17) Het legaliteitsbeginsel houdt in dat de:
a. overheid slechts mag optreden op grond van algemene regels die democratisch tot stand
zijn gekomen.
b. macht van de overheid gespreid is over verschillende organen of personen.
c. rechter de burgers bescherming biedt tegen willekeurig overheidsoptreden.
Week 3: Wet- en regelgeving en decentralisatie
18) Welke bewering over een initiatiefwetsvoorstel is juist? Een initiatiefwetsvoorstel wordt:
a. vastgesteld door de ministerraad.
b. ingediend door één of meer Tweede Kamerleden.
c. vastgesteld door de Raad van State.
19) Een ministeriele verordening gaat boven een:
a. algemene maatregel van bestuur.
b. EU-verordening.
c. gemeentelijke verordening.
20) In de term ‘wet in formele zin’ heeft het woord ‘formeel’ betrekking op de:
a. manier waarop de wet tot stand is gekomen.
b. manier waarop de wet gepubliceerd moet worden.
c. inhoud van het besluit.
21) Het doel van decentralisatie is het:
a. overdragen van macht van de gemeentes naar de centrale overheid.
b. beter kunnen inspelen op de speciale behoeften van een gebied, of beroepssector.
c. vergroten van de democratische controle op de overheid.
22) Wat behoort tot de taken van de burgemeester van een Nederlandse gemeente?
a. Het ontslaan en aannemen van wethouders.
b. Het vertegenwoordigen van de gemeente in en buiten rechte.
c. Het indienen van voorstellen over nieuwe gemeentelijke verordeningen.
23) Wie mag het grondrecht zoals dat is neergelegd in artikel 8 Grondwet, beperken?
, a. Alleen de formele wetgever.
b. Alleen de regering.
c. Eenieder aan wie deze bevoegdheid gedelegeerd is.
24) Welk van de onderstaande beweringen is juist?
a. over een initiatiefwetsvoorstel brengt de Raad van State een advies uit.
b. een initiatiefwetsvoorstel moet worden goedgekeurd door de regering.
c. een minister verdedigd zijn of haar initiatiefwetsvoorstel in de Tweede Kamer.
25)
Wat is het burgerinitiatief?
a. een wetsvoorstel van burgers, ingediend bij de Tweede Kamer.
b. een voorstel van burgers aan de Tweede Kamer om regelgeving tot stand te brengen.
c. een voorstel van burgers aan de regering om regelgeving tot stand te brengen.
26)
Bij een wijziging van de Grondwet vindt bij de tweede lezing de stemming plaats in de
volgende samenstelling:
a. Nieuwe Eerste Kamer, oude Tweede Kamer.
b. Nieuwe Tweede Kamer, oude Eerste Kamer.
c. Nieuwe Eerste Kamer, nieuwe Tweede Kamer.
Week 4: Grondrechten in Nederland
27) Welk van de onderstaande stellingen over grondrechten is juist? Grondrechten zijn
rechten die altijd:
a. onvervreemdbaar zijn.
b. waarborgnormen bevatten.
c. bestaan uit vrijheidsrechten.
28) Artikel 14 van de Grondwet vermeldt dat onteigening alleen kan geschieden “tegen
vooraf verzekerde schadeloosstelling”.
Wat voor soort beperkingsvoorwaarde is dit?
a. een doelvoorschrift.
b. een wetvoorschrift.
c. een procedurevoorschrift.
29) In welk van onderstaande citaten uit hoofdstuk 1 van de Grondwet is een sociaal
grondrecht vastgelegd?
a. Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.
b. Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering.
c. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap
met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
30) Een Turkse werkneemster met een arbeidsovereenkomst bij De Venhorst wil graag het
islamitische Suikerfeest bijwonen en vraagt ruim voor de geplande datum verlof aan haar
werkgever. Deze weigert dat omdat dit feest geen Nederlandse feestdag is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller verapankras. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.