H1 De economische crisis
De economische crisis is ontstaan door de dalende huizenprijzen in de VS. Mensen met een laag
inkomen en een hypotheek kwamen hierdoor in de financiële problemen. Dit vergrootte de kans op
wanbetaling en dat bracht de banken die de hypotheken hadden verstrekt, in moeilijkheden. Banken
verpakten deze slechte hypotheken in pakketjes en verkochten deze door. Echter bleef de waarde
van deze ‘’pakketjes’’ dalen. Doordat verschillende banken met elkaar verbonden waren, raakte de
ene naar de andere bank in de problemen. In 2008 bereikten de problemen de grote financiële
instellingen in de VS. Met als grote klapper dat éen van de grootste financiële instellingen, Lehman
Brothers, failliet raakten.
Het gevolg was dat banken het vertrouwen kwijt raakten en twijfelden om geld uit te lenen, omdat
ze bang waren dat ze het geld niet meer terug zouden krijgen. De ellende bereikte ook de
Nederlandse banken, doordat ons land economisch zo is verweven met andere landen. Doordat
banken elkaar geen geld meer wilde uitlenen stopte ook de kredietverlening naar de bedrijven toe.
Het gevolg daarvan was dat de export en de investeringen van bedrijven afnamen. Doordat de
consumenten geschrokken waren van deze problemen, gingen zij steeds minder kopen.
De autoriteiten reageerden echter heel snel. Zij wisten uit ervaring dat de economie een financiële
injectie nodig had om te kunnen herstellen. Anders zou de wereld niet kunnen herstellen van een
economische crisis. Daarom werd er in de wereld overal de rentes fors omlaag bijgesteld en de
centrale banken stelde gigantische bedragen ter beschikking aan de banken. Dit allemaal om de
investeringen te stimuleren.
Consumenten- en producentenvertrouwen
De maatregelen van de autoriteiten mocht niet baten. Het vertrouwen bij de banken was niet alleen
verdwenen, maar ook bij de consumenten en producenten. Bestedingen, exporten en investeringen
zakten in, waardoor de nationale productie ook afnam. Dat de vertrouwenscrisis een mondiaal
probleem was, was cruciaal. Normaal konden tegenvallende binnenlandse bestedingen worden
opgevangen door een grote export. Maar dit gold nu niet.
De verliezen op de aandelenbeurzen kwamen hard aan. Zelfs het verspreiden van vermogen over
verschillende aandelen ( = diversificatie) hielp niet. Normaal gesproken is dat wel genoeg om risico’s
te minimaliseren .
Ook de overheden raakten in de financiële problemen vanwege de reddingsacties die ze hadden
opgezet om de problemen in de banksector in hun land op te lossen, vanwege de mindere
belastingontvangsten als gevolg van het stilvallen van de economische groei en vanwege de vele
werkloosheidsuitkering die betaald moesten worden.
Bovendien verloren de financiële markten hun vertrouwen in enkele Zuid- Europese landen,
waardoor de rente op de obligaties omhoog gingen. Hierdoor kregen overheden een groter
overheidstekort en grotere overheidsschulden. Zo veranderde de economische crisis ook in een
schuldencrisis.
Veerkracht van banken
Het wegvallen van vertrouwen hoeft niet altijd te leiden tot een economische crisis.
Aandelenkoersen laten wel vaker forse dalingen zien. Het probleem bij de economische crisis is dat
,de vertrouwensschok veel te groot bleek. Hierdoor hadden de financiële instellingen te weinig
veerkracht om de klap op te kunnen vangen.
De veerkracht van een bank meten we aan de hand van de hefboom. De hefboom is de verhouding
tussen het vreemd en eigen vermogen van een instelling. De hefboom heeft twee effecten. Het
eerste is dat hij het rendement van de bank vergroot. Des te groter de hefboom, des te hoger het
rendement dat op een aandeel kan worden behaald. Het tweede effect betreft het risico voor
aandeelhouders. Een grotere hefboom betekent grotere risico’s voor aandeelhouders.
Overheid, pensioenfondsen, huishoudens
Het verhaal over de crisis gaat niet alleen maar over banken, maar ook over de overheid. Zo kan de
overheid de teruglopende groei en oplopende werkloosheid bestrijden door het overheidstekort op
te laten lopen. Dit door bijvoorbeeld de bestedingen te laten toenemen of de belastingen te
verlagen. Aan de andere kant mag de overheid ook weer niet te veel schulden hebben.
Ook pensioenfondsen hadden er graag voor gekozen om hun tekorten naar de toekomst door te
schuiven. Premieverhoging had dan niet nodig geweest en hadden werknemers en gepensioneerden
meer kunnen besteden. Echter blijft het de vraag of zit het gebrek aan vertrouwen had opgelost.
De huishoudens hebben zich in de schulden gestoken om hun eigen huis te financieren. De rol van de
hypotheken is zo groot in Nederland dat een kleine daling van de huizenprijzen al problemen kan
opleveren.
‘’There must be sunshine after rain’’
Het beleid is er nu op gericht om de veerkracht van de economie te versterken. Overheden
bezuinigen, banken verkleinen hun hefboom, pensioenfondsen versterken hun dekkingsgraden en
huishoudens lossen hun hypotheken af. Dit beleid verkleint de kans op een nieuwe crisis, maar zal
ook niet voor veel economische groei zorgen.
Economische wetenschap op de schop?
Het is onmogelijk om trefzekere voorspellingen te doen over de economische groei. Daarvoor is deze
veel te veel afhankelijk van economische, technische en psychologische ontwikkelingen.
H2 Kern van de economie
Als we de economische wetenschap met één woord willen karakteriseren, dan is dat wel het woord
schaarste. Schaarste is de kern van de economie. Schaarste houdt in dat we onvoldoende middelen
hebben om al onze doelen te bereiken. Het hoogst haalbare is om met een gegeven hoeveelheid
middelen zoveel mogelijk doelstellingen te realiseren.
Schaarste dwingt tot keuzes. Al konden consumenten alle goederen en diensten kopen, dan was er
geen schaarste geweest. Schaars inkomen laat ons nadenken over de keuzes die we maken.
Consumenten, producenten en zelfs de overheid maken keuzes. De overheid bepaalt aan wat zij geld
wilt uitgeven en hoe zij het wilt financieren. Dit zijn allemaal keuzes. Economie is de wetenschap van
keuzes maken.
De keuzes van alle consumenten samen bepalen hoeveel vraag er is naar bepaalde producten. De
keuzes van alle producenten samen bepalen het aanbod. Wijken vraag en aanbod van elkaar af, dan
zullen de prijzen veranderen en vraag en aanbod naar elkaar toe bewegen. De hoeveelheid en prijs
bepalen op zijn beurt het inkomen. Het inkomen is bepalend voor de bestedingen en besparingen.
,De bestedingen en besparingen hebben invloed op de belastingopbrengsten, financieringstekort en
overheidsschuld. In de economie hangt alles met elkaar samen.
Er bestaat een misverstand over de bewering dat de economie alleen maar over geld gaat. Dit is niet
waar, want in de economie gaat het ook om immateriële zaken zoals schone lucht, stilte, vrije tijd,
veiligheid etc. Deze zaken zijn net zoals consumpties behoeftes.
Een ander misverstand is de bewering dat schaarste ooit kan worden opgelost door technische
ontwikkelingen, waardoor de arbeidsproductiviteit zal stijgen en er ooit genoeg is voor iedereen. Het
misverstand hier is dat de behoeftes van de burgers geen plafond hebben. Behoeftes verwijzen
namelijk niet naar we nodig hebben, maar naar wat we willen. We willen steeds meer, dus zal de
schaarste nooit ophouden.
Economie, sociologie en psychologie
Economie is net zoals sociologie en psychologie een gedragswetenschap. Het verschil is echter dat bij
economie het draait om geld: de economie bestudeert beslissingen waarin geld, indirect of direct,
een rol speelt. Ook verschilt de economie op een ander punt in vergelijking met andere
gedragswetenschappen, namelijk de wiskunde. Economen gebruiken veel wiskunde om ideeën naar
voren te brengen en met elkaar te communiceren. Omdat economen veel wiskunde gebruiken,
vinden ze hun vak meer een bèta vak in vergelijking met andere gedragswetenschappen. De meeste
overeenkomsten heeft de economie echter met natuurkunde.
Economie en natuurkunde
Economie en natuurkunde hebben met elkaar gemeen dat ze beide intensief gebruik maken van de
wiskunde. Het verschil tussen economie en natuurkunde is dat de economische wetten niet vast
staan en er ruis in zit, terwijl de natuurkundige wetten altijd vast staan. Bovendien is er zo veel ruis
dat het veel lastiger te stellen is of er überhaupt sprake is van een economische wet.
De economie kan niet meer produceren dan wetmatigheden: verbanden tussen verschillende
economische variabelen die wisselen naar tijd en omstandigheden, maar toch te veel gemeen
hebben om ze als toevalligheden te kunnen afdoen. Met te grote variatie kan je niet spreken van
een wet.
De onderzoeksmethode van economen
De reden dat economen niet meer dan wetmatigheden kan produceren is dat de economen het
economische gedrag van mensen bestudeert dat elk moment kan veranderen. Dat in tegenstelling
tot de natuurkundigen.
Er is nog een reden dat economen in tegenstelling tot natuurkundigen alleen maar wetmatigheden
kunnen produceren., namelijk de manier van onderzoek doen. De natuurkundige kan
experimenteren en elke keer zijn experiment variëren. Dat kan een econoom niet. Een econoom kan
niet iets eerst toepassen op de economie en dan de tijd terug draaien om vervolgens iets anders toe
maakt het namelijk moeilijk om zwakke en sterke theorieën van elkaar te onderscheiden. Doordat er
geen experimenten kunnen worden gedaan, kan er moeilijk worden bepaald of de ene theorie beter
is dan de andere theorie.
,Economie maatschappelijke waarde?
Het beeld van de economische wetenschap is wat somber, doordat het niet in staat is om zuivere
voorspellingen te doen. Toch heeft de economische wetenschap wel degelijk maatschappelijke
waarde. Goede ideeën kunnen namelijk veel geld opleveren voor de maatschappij.
H3 Vraag en aanbod
Het begrip markt neemt in de economische wetenschap een centrale plaats in. Op de markt komen
vraag en aanbod samen en wordt een prijs bepaald
Vrije markten
In deze interpretatie is de markt onzichtbaar. Vragers en aanbieders kennen elkaar niet. Toch
bepalen ze samen de prijs van het verhandelde product. Als de markt goed werkt , komt deze prijs uit
op het niveau dat vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn. Er is dan geen consument die meer vraagt
dan de verhandelde hoeveelheid en geen producent die meer aanbiedt de verhandelde hoeveelheid:
de markt is in evenwicht. Er ontstaat een Pareto-efficiënte uitkomst, een uitkomst die niet veranderd
kan worden zonder dat er iemand in welvaart op achteruit zal gaan. Er zijn bepaalde factoren die er
voor kunnen zorgen dat er geen Pareto-efficiënte uitkomst zal komen. Namelijk het hebben van
marktmacht en het ingrijpen van de overheid kan er voor zorgen dat er geen Pareto-efficiënte
uitkomst zal zijn op de markt.
Nut
Nut is een verzonnen begrip. Het is niet meetbaar. Nut verwijst naar het geluk en de welzijn van de
mens. Het heeft daarom een veel ruimere betekenis dan alleen inkomen en consumptie. Vrije tijd,
schone lucht, stilte zijn allemaal factoren die het begrip nut van het inkomen scheidt. Consumptie
verhoogt het nut, maar op een gegeven moment kan het nut gaan dalen. Dit noemen we de wet van
de afnemende marginale nut. Als armen meer inkomen krijgen, wordt hun nut groter, want ze
kunnen meer uitgeven en dus meer producten kopen. Wanneer rijkeren meer inkomen krijgen,
geven ze dat geld vaak niet eens uit, omdat ze toch al alles hebben. Hun marginale nut wordt dus
kleiner naarmate het inkomen stijgt. Daarom kan je zeggen dat als de armen meer inkomen stijgt het
marginale nut veel meer stijgt dan bij de rijkeren. De eerste appel is lekker, de tweede is minder
lekker en na de derde krijg je buikpijn.
Toch is de wet van afnemende marginale nut niet in alle gevallen waar. Namelijk bij geneesmiddelen
werkt het medicijn pas naarmate je het langer gebruikt. Bij verslavingsproducten wordt het
marginale nut pas kleiner na heel veel consumptie.
De wet van nutsmaximalisatie
De wet van nutsmaximalisatie houdt in dat men producten blijft verhandelen totdat bij alle
producten de verhouding tussen marginale nutten gelijk aan elkaar is. Het nut is dan maximaal. Een
voorbeeld hiervan is koffie en thee. Stel je marginale nut bij thee is hoger dan bij koffie. Dan ruil je de
koffie om met de thee. Het marginale nut van de thee daalt dan, maar kan nog steeds groter zijn dan
die van koffie. Dan moet je dus meer koffie ruilen voor thee. Op een gegeven moment is het nut van
beide producten aan elkaar gelijk. Het nut is dan maximaal.
De wet van nutsmaximalisatie verklaart hoe tijd wordt verdeeld over arbeidstijd en vrije tijd, hoe het
inkomen wordt verdeeld over consumptie en besparingen, aan welke producten er worden gekocht,
hoe het spaargeld wordt verdeeld over bijvoorbeeld obligatie, aandelen of spaarrekeningen, het
verklaart hoeveel jaar mensen besteden aan werk en pensionering.
, De wet geldt niet alleen voor consumenten, maar ook voor producenten. Zij moeten bepalen hoeveel
werknemers ze aannemen, hoeveel machines ze aanschaffen, welke prijs ze vragen voor hun
producten, in welk land ze zich willen vestigen. Ook voor overheden en centrale banken gelden deze
wet. De overheid moet bepalen waar ze hun geld aan uitgeven en centrale banken moeten bepalen
hoe hoog ze de rente vaststellen.
Homo economicus
Men is in elke situatie in zijn economisch handelen gericht op wat het beste is voor zichzelf. De wet
van nutsmaximalisatie weerspiegelt dit ook. Men kijkt naar alle alternatieven en kiest daar de optie
uit die het best voor hen zelf is. De eigen persoon staat daar dus centraal en er is weinig ruimte voor
anderen.
Vraagcurve
Zodra de prijs van een bepaald goed toeneemt, zal het marginale nut van de consument afnemen.
Hierdoor zal de consumenten minder geld over hebben voor het goed en dus minder vraag hebben
naar het goed.
Diamant-water paradox
De prijs voor water is erg laag, maar erg nuttig. Daarentegen is de prijs voor diamanten erg hoog,
maar zonder diamanten kunnen we makkelijk overleven. De reden hiervoor is schaarste. Wanneer
producten schaarst zijn, zullen ze ook duurder zijn. Daarom zal het marginale nut ook hoger zijn dan
bij water, wat juist in enorme hoeveelheden beschikbaar is.
Aanbodcurve
Producenten zullen blijven produceren tot de marginale kosten van hun productie gelijk zijn aan de
prijs van het goed wat ze produceren.
H4 Marktgeleide economie
Vraag, aanbod en prijs
Vraag en aanbod op de markt bewegen ten alle tijden naar elkaar toe. Wanneer er veel vraag is naar
een product, maar weinig aanbod, zal de prijs stijgen. Hierdoor zal de vraag dalen en het aanbod
stijgen. Andersom is het ook zo als er minder vraag is dan het aanbod, dan zal de prijs dalen.
Hierdoor is er meer vraag en minder aanbod. De vraag- en aanbodcurve bewegen naar elkaar toe tot
een evenwicht.
De onzichtbare hand van Adam Smith
Economen worden wel als aanhangers van de vrije markt gezien. De vrije markt houdt in dat de
overheid niet ingrijpt met maximum of minimumprijzen. Volgens sommige economen werkt een vrije
markt wanneer die transparant is, er geen partij is met marktmacht en als de producten die
verhandeld worden homogeen zijn.
Volgens Adam Smith is fungeert de markt als een soort onzichtbare hand die ervoor zorgt dat
mensen hun eigen belang nastreven en indirect ook het algemeen belang dienen. Volgens Adam
Smith is het goed dat men het eigen belang nastreeft. Zo zullen ondernemingen een zo hoog
mogelijke winst willen behalen. Maar om dat te behalen, moet het rekening houden met de wensen
van de consumenten. Dat is dus een voorwaarde om een zo hoog mogelijke winst te behalen. Dus
het eigen belang nastreven zorgt er ook voor dat je rekening moet houden met anderen om je eigen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joeyyvdB123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.