- Spectrum van ingrijpende tot traumatische gebeurtenissen:
Ingrijpende gebeurtenis: stressvolle gebeurtenis die de betrokkene als
controleerbaar ziet.
Schokkende gebeurtenis: roept intens gevoel van machteloosheid op, de situatie
is oncontroleerbaar – bijvoorbeeld de aanslag in de metro.
Traumatische ervaring: gaat gepaard met intense angst.
- Kenmerken:
Schokkend
Overweldigend
Gevaarlijk
Onvoorspelbaar
- Kenmerkend voor een persoon in een schokkende situatie:
Gevoel van machteloosheid (totale hulpeloosheid ervaren).
Een acute ontwrichting van het bestaan (verandering).
Een extreem gevoel van onbehagen (stress/angst).
Verschillende typen schokkende gebeurtenissen:
- Natuurramp – aardbeving.
- Technische ramp - Bijlmer ramp – verschil zit soms ook in de beleving.
- Oorlogsgeweld
- Verkeersongeluk
- Plotseling verlies van een dierbare.
- Seksueel misbruik/kindermishandeling.
- Daden van menselijke agressie (huiselijk geweld/mishandeling, schietpartij,
ontvoering).
Prevalentie – hoe vaak komt het voor?
- Algemene bevolking tussen de 1 en 2 procent.
- Bij traumatische gebeurtenis: circa 15% kinderen ontwikkelen PTSS-achtige
verschijnselen, maar groot deel van de kinderen heeft toch genoeg veerkracht om er
bovenop te komen.
- Vaker PTSS bij oudere kinderen.
- Vaker PTSS bij meisjes en vrouwen.
Posttraumatische stresstoornis bij kinderen (PTSS):
- Eerste criterium:
Een gebeurtenis meemaken die buiten het patroon van de gebruikelijke
menselijke ervaringen ligt en die duidelijk, vrijwel bij iedereen, leed zou
veroorzaken.
Tot de reacties behoren intense angst, afschuw, hulpeloosheid – bij kinderen ook
chaotisch gedrag.
Slachtoffer – getuige zijn van dezelfde orde.
, - Tweede criterium:
Herbeleven van de traumatische gebeurtenis (intrusieve symptomen – iets wat je
overkomt en waar je geen grip op hebt)
Dromen, nachtmerries, drangmatige repeteerspelletjes, herbeleving van het
trauma, opdringende onaangename herinneringen aan de gebeurtenis,
flashbacks.
- Derde criterium:
Ontkenning van het trauma (vermijdingsgedrag en veranderingen in cognities en
stemming).
Niet over de gebeurtenis willen praten, denken, voelen – verandering in cognities.
Situaties en personen die aan de gebeurtenis herinneren worden vermeden.
Bepaalde aspecten van de gebeurtenis niet meer kunnen herinneren.
Opvallend minder activiteit.
Regressie – gedrag laten zien van een eerdere ontwikkelingsfase, je verliest je
vaardigheden.
Onthechting/vervreemding
Depressie, geen toekomstverwachtingen.
- Vierde criterium:
Verhoogde prikkelbaarheid (verandering in gespannenheid en reactiviteit).
Moeite met inslapen/doorslapen.
Concentratiestoornissen – komt bijna in elk verhaal voor.
Verhoogde waakzaamheid – alles wat mogelijk gevaar kan zijn in de gaten
houden.
Versterkte schrikreactie.
Prikkelbaarheid betekent hier eigenlijk dat je hele systeem op alert staat.
Twee soorten trauma’s:
1. Eenmalige traumatische ervaring – eenvoudige posttraumatische stresstoornis –
afweermechanismen (bijvoorbeeld iets verdringen) zijn niet gemobiliseerd.
Hierbij kan gedacht worden aan de aanslag in Brussel, want de klachten die
hierbij komen hebben echt alleen te maken met die gebeurtenis.
Ontstaat in een situatie waarin je gewoon relaxt je routine doet.
2. Herhaalde en langdurige traumatisering – complexe posttraumatische
stresstoornis – afweer kan tijdig in stelling gebracht worden.
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Dissociatieve identiteitsstoornis – als gevolg van een langdurige traumatiserende
omgeving ga je je eigen gevoel en diepe ik beschermen/afschermen, om
vervolgens wel een lichaam te hebben, maar geen diepe identiteit.
Depressie
Geheugenverlies
Automutilatie – gedrag wat je kunt zien, jezelf opzettelijk verwonden. Is ook een
uiting/manier om staande te blijven staan in een traumatische situatie.
Hier ga je als kind van alles doen om het gevaar te vermijden of ermee om te
kunnen gaan.
Comorbiditeit – waar gaat het mee samen?
- Depressie - PTSS als predispositie voor depressieve stoornissen
- Angststoornissen
- ADHD – angst uit zich als hyperactiviteit, afleidbaarheid en impulsiviteit.
- ODD en conduct disorder – moeite met agressie controle.
- Middelengebruik – coping strategie.
2
,Peuters en kleuters – waar moet je op letten bij signaleren:
- Mentale en motorische acties van het kind zijn gericht op het zoeken van de
beschermende figuur.
- Ze zijn afhankelijk van coping-vaardigheden van de ouders.
- Kleuters kunnen al beter zelf het gevaar inschatten – ze hebben veel meer besef van
gevaar.
- Vooral veel angstig hechtingsgedrag en separatieangst.
- Veel regressief gedrag:
Bedplassen, duimzuigen, teruggetrokken gedrag, agressief/lastig gedrag,
nachtmerries, slaapwandelen en praten in de slaap.
Stressreacties van kinderen (basisschoolleeftijd):
- Herbeleving:
Dringen zich op in rustige situaties.
Beelden komen terug als een film.
Associaties/reminders – beeld, geur, geluid, kan algemeen of specifiek zijn.
Jonge kinderen: meestal enkele indrukken.
Oudere kinderen: hele flashbacks.
Posttraumatisch spel (play re-enactment- alsnog greep krijgen, kan heel
obsessief worden).
- Vermijden:
Specifieke gedachtes
Bepaalde thema’s in spel
Vervormen van de gebeurtenis – want datgene wat hun echt angst baart daar
denken ze niet aan.
Emotionele inperking en vervlakking van gevoelens.
- Overprikkeldheid:
Overmatig waakzaam en schrikachtig.
Problemen met inslapen, oververmoeid raken.
Concentratieproblemen.
Snel geïrriteerd en opvliegend.
- Andere stressreacties:
Depressieve klachten
Algemene angst
Scheidingsangst
Schuldgevoelens
Voorbeeld: twee zusjes lopen langs het water en de jongste valt erin, de
oudste kan nog niet zwemmen en moet hulp halen, dit is tevergeefs te laat.
Schaamtegevoelens
Voorbeeld: bij een verkrachting, meisje denkt dat het haar eigen schuld is.
Woede en wraak – door verstoorde agressieregulatie.
Lichamelijke klachten – hoofdpijn/buikpijn.
Adolescenten:
- Schokkende gebeurtenis kan groei naar autonomie verstoren.
- Schaamte voor kwetsbaarheid
- Schaamte voor afhankelijkheid van ouders.
- Herhaling van gevaarlijke situaties.
- Radicale gedragsveranderingen
3
, Voorbeeld: altijd redelijk rustige zoon gehand – hij wordt beroofd – week later gaat hij
op kickboks, andere kleren dragen, stoer gedragen, et cetera. Wanneer een jongen
daarin blijft hangen, maar daaronder is hij eigenlijk heel bang is het een signaal om
er iets mee te doen.
- Angst om de controle verliezen.
- Beperkt toekomstperspectief.
Gezin:
- Grote angst van ouders voor het kind, kan leiden tot:
Overbescherming – ontwikkeling van het kind remmen uit angst dat er iets
gebeurd.
Scheidingsangst
- Parentificatie van het kind – kind verliest ouder, maar ouder verliest partner, kind kan
zijn eigen angst/verdriet opzij gaan schuiven om voor de ouder te zorgen.
- Ontkenning en vermijding van het trauma binnen het gezin.
Secundaire bronnen van stress:
- Materiële verliezen
- Gebrek aan voorzieningen: voedsel, onderdak, medische zorg.
- Verhuizing: nieuwe vrienden maken.
Risicofactoren – kind:
- Ernst van de gebeurtenis is afhankelijk van de waarneming en beleving – doorvragen
hoe het voor die persoon was.
- Jonge kind is afhankelijk van coping ouders.
- Temperament:
Verlegen en angstige kinderen zoeken zelf weinig steun.
- Kwaliteit van gehechtheidsrelaties:
Angstig gehechte kinderen zijn extra kwetsbaar.
- Schuldgevoel:
Meer schuldgevoel – meer kans op PTSS.
- Eerder meemaken van schokkende ervaring – cumulatief effect.
- Meteen heftig reageren.
- Bestaande psychopathologie – waren er eventueel al problemen?
Risicofactoren – omgeving:
- Ouders die zelf heftig en angstig reageren
Blijkt een goede voorspeller van latere klachten.
- Problematiek bij de ouders:
Schulden, relatieproblemen, psychopathologie.
- Als ouders mede getroffen zijn
- Gebrek aan erkenning uit de omgeving
- Opgroeien in een omgeving met veel geweld:
Chronisch traumatische stresstoornis, continu opgroeien in een gevaarlijke
omgeving, permanente aanwezigheid van gevaar.
Beschermende factoren:
- Goede coping van de ouders en sensitief reageren op de emoties van het kind.
- Goede opvang en ondersteuning na de ingrijpende gebeurtenis:
Acceptatie van de emoties van het kind.
4
, Mogen praten over gevoelens.
Invloed op de ontwikkeling – (samenvatting)
- Schokkende gebeurtenis heeft invloed op:
Recent verworven vaardigheden.
Directe ontwikkelingstaken.
- Angstige gehechtheid en scheidingsangst:
Introductie angst in de gehechtheidsrelatie.
Gedesoriënteerde gehechtheid.
- Belemmering separatie-individuatie-ontwikkeling:
Jonge kinderen (16-24 maanden)
Adolescenten: grote afhankelijkheid ouders, getraumatiseerd vermijdingsgedrag.
- Verminderde schoolprestaties:
Taalontwikkeling van het jonge kind bedreigd.
Afname verbale vaardigheden
Slechte concentratie
- Stagnerende sociale ontwikkeling:
Sociaal isolement.
- Geschonden zelfbeeld:
Gevoelens van schuld en schaamte.
Negatief zelfbeeld
Continuïteit van de eigen persoon doorkruist: risico voor identiteitsontwikkeling bij
adolescenten, verandering van toekomst oriëntatie.
Aanpak (EHBO):
- Vormen van interventie: voorlichting, gestructureerde groepsopvang, individuele
gestructureerde opvang.
- Preventieve interventies hebben als doel: ondersteunen van de normale verwerking:
Praten over de gebeurtenis om te ordenen.
Uitleg over de stressreacties (psych-educatie).
Tips hoe om te gaan met gedachten of gevoelens (adequate coping).
Betekenisgeving.
- Activeren van het sociale netwerk – ouders begeleiden.
Psycho-educatie, pedagogische advisering, ventileren eigen angsten en emoties.
- Informeren van de leerkracht.
Psycho-educatie, navraag doen over het kind, advisering over de ondersteuning
van het kind in de klas.
- Vroegtijdig signaleren van stagnerende verwerking, onder andere:
Inventariseren PTSS-reacties.
Observaties tijdens het reconstructieverhaal.
Inventariseren copingstijl
Taxatie van het netwerk en sociale steun.
- Oefeningen en technieken:
Spel, tekenen, vrij schrijven, veldbezoeken, onstspanningsoefeningen.
Eye Movement Desenitisation and Reprocessing (EMDR) – zie link sheet.
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noorhardebol. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.