Samenvatting Onderzoeksmethodologie Stof College 1-13
29 views 1 purchase
Course
Onderzoeksmethodologie (70110101AY)
Institution
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Book
Research Methods in Social Relations
Dit is een samenvatting/overzicht van alle stof op basis van het boek van Maruyama en Ryan en de hoorcolleges van Onderzoeksmethodologie van de pre-master Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. Perfect voor nog een laatste keer doornemen voor het tentamen.
- Metafysica
o Nadenken, filosoferen over aard van de werkelijkheid (niet toetsbaar)
- Prepositivisme
o Empirische observaties (vooral beschrijvend)
- Positivisme
o Niet alleen beschrijven, ook ingrijpen (net als natuurwetenschap bestuderen),
streven naar algemene causale wetten
- Constructivisme
o Kunnen niet streven naar algemene causale wetten, iedereen kijkt anders naar de
wereld (positivisme beperkend)
- Post-positivisme
o Kunnen beschrijven en ingrijpen in werkelijkheid, maar houden perspectieven in de
gaten (nooit 100% waarheid vaststellen, rekening houden met factoren)
Kapstokken sociale wetenschappen
- Natuurwetenschappen
o Vergelijkbare logica, maar onderzoek naar mensen niet moleculen → daarom
ethische vraagstukken
- Informele observatie / naïve psychologie
o Vergelijkbaar doel, begrijpen menselijk gedrag
o → grootste verschil is in wetenschap alert op bias, systematische fouten, actief op
zoek naar alternatieve verklaringen, niet in dagelijks leven. Wetenschap strenger &
systematischer
Empirische cyclus
- Doel verwerven kennis en wereld beter te maken met die kennis
- Cyclus
o Observatie = waarneming → hypothese vorming
o Inductie = hypothese expliciet formuleren (van specifiek naar algemeen, ISA, van
observatie naar algemene hypothese)
o Deductie = van algemeen naar specifiek (van hypothese naar onderzoeksopzet,
DAS), voorspelling vanuit hypothese, specificeren hoe te toetsen
o Toetsing = daadwerkelijk uitvoeren, data verzamelen, analyseren, onderzoeksvraag
beantwoorden a.d.h.v. toetsing, kijken hoe hypothese wordt ondersteund
door data
o Evaluatie = kijken wat gegevens betekenen voor onderzoek, genereren nieuwe
hypothesen, tekortkomingen, etc.
Naïve hypothese:
- Logische analyse
o Vaak syllogisme – redenering bestaat uit twee premisses en een conclusie daaruit.
o A leidt tot B, B leidt tot C, DUS A leidt tot C
- Autoriteit
, o Uitgaan van de opinie van een expert, zonder te checken of deze expert weet waar
hij het over heeft. Ook: experts zijn oneens & hebben eigen interesses.
- Consensus
o Afstemmen met gelijken (groepsdenken & bias)
- Observatie
o Vergelijken met onze observaties, maar: observatie hoeft niet construct te meten,
causale richting moeilijk te bepalen, selecte groep (niet algemeen) en zoeken naar
bevestiging i.p.v. ontkrachting
- Eerdere ervaringen
o Putten uit verleden, MAAR: geheugen selectief
,Hoorcollege 2: Rol van Theorie
Construct = kernbegrip, theoretische variabele
Operationaliseren = meetbaar maken
Operationalisatie = meetinstrument
Variabelen = zaken die zich in verschillende modaliteiten of gradaties in de werkelijkheid voordoen
- Onafhankelijke variabele → die manipuleer je in onderzoek, benieuwd wat voor effect heeft
op afhankelijke variabele
- Afhankelijke variabele
- Confounder → verstorende variabele, alternatieve verklaringen
Hypothese = falsifieerbare stelling tussen constructen (causale verbanden of correlatie/associatie)
Theorie = set onderling samenhangende hypothesen. Bevat:
- Constructen
- Relaties tussen constructen onderling
- Links tussen constructen en hun indicatoren
o Operationalisaties, metingen, geobserveerde variabelen
Bestaat dus uit twee soorten hypothesen:
- Hypothesen over relaties tussen constructen onderling
- Hypothesen over de operationalisering van de constructen
Goede theorie is:
- Falsifieerbaar
- Spaarzaam
- Consistent
- Van maatschappelijk belang
Hoe kun je onderzoek gebruiken om theorieën te verfijnen?
- Discovery → ontdekken hoe iets in elkaar zit om je theorie aan te vullen
- Demonstration → aantonen of mijn theorie klopt of niet (kan nooit 100% bewijzen)
- Refutation → verwerping, theorie klopt niet op bepaald punt
- Replication → repliceren, klopt dit onderzoek wel op deze theorie?
4 soorten validiteit
- Constructvaliditeit
o In hoeverre zijn de constructen succesvol geoperationaliseerd?
o Meet je wat je wil meten, meetinstrumenten
o Maximaliseren door systematische fouten uitbannen & meerdere operationele
definities
- Interne validiteit
o In hoeverre stelt ons design ons in staat om causale conclusies te trekken over het
effect van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele?
, o Maximaliseren door alternatieve verklaringen uitsluiten & randomisatie.
▪ Randomisatie = willekeurig toewijzen aan (OV) variabelen
o Hoog = experimenteel, er tussenin = quasi-experimenteel en laag = niet-
experimenteel
o Correlational fallacy = associatie tussen variabelen verwarren met causatie
o Bedrijgingen:
▪ Selectie = initiële verschillen tussen groepen beïnvloeden AV
▪ Selectie door maturatie = individuen in de ene groep groeien/rijpen sneller
- Externe validiteit
o In hoeverre kan gegeneraliseerd worden van de steekproef en setting naar de
populaties en settingen waar onderzoek naar wordt gedaan?
o Maximaliseren door aselecte, willekeurige steekproef (random sampling)
- Conclusie validiteit
o In hoeverre stellen onze analyses ons in staat om conclusies te trekken over de
aanwezigheid of afwezigheid van een relatie tussen de onafhankelijke en
afhankelijke variabele?
o Is gekozen data analyse techniek goed om onderzoeksvraag te beantwoorden
Type I fout = er is géén relatie tussen variabelen, maar je gegevens en analyse zeggen van wél
Type II fout = er is wél een relatie tussen variabelen, maar je gegevens en analyse zeggen van níét
Onderscheidingsvermogen / statistical power = de kans dat je geen type II fout maakt, dus de kans
dat je een relatie vindt als deze aanwezig is
CONCEPTUEEL MODEL = toont de kernbegrippen van een theorie en de gehypothetiseerde relaties
ertussen
Causale relaties
- Richting
o Positief
▪ Hoog met hoog en laag met laag, waardes van de variabelen komen overeen
o Negatief
▪ Hoog met laag en laag met hoog, waardes van de variabelen zijn
tegengesteld
- Sterkte van het effect (tussen -1 en 1)
o Geen effect (0)
o Zwak effect (0.1) = grote verandering OV nodig voor kleine verandering AV
o Matig effect (0.3)
o Sterk effect (0.5) = kleine verandering OV nodig voor grote verandering AV
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sevendeboer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.46. You're not tied to anything after your purchase.