Samenvatting Beginselen van het Nederlands staatsrecht, ISBN: 9789013146509 Beginselen staatsrecht (R_BegSta)
45 views 1 purchase
Course
Beginselen staatsrecht (R_BEGSTA)
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Book
Beginselen van het Nederlands staatsrecht
Samenvatting van het boek 'Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht', oktober 2022. Dit is een uitgebreide en gedetailleerde samenvatting, waarin de hoofdstukken 1 t/m 7, en 12 t/m 17 worden behandeld. Met deze samenvatting haal je je tentamen gegarandeerd!!
- H 1; H 2; H 3; H 4.1-4.2, 4.4-4.5; H 5; H 6 (m.u.v. 6.6); H 7.1-7.3; H 8; H 9
(m.u.v. 9.17); H 10.1; H 12.3; H 13.1-13.7, 13.10; H 14.1-14.11; H 15; H 16; H 17.1-
17.6, 17.8.
,DEEL I – ALGEMEEN
H1 INLEIDING (P. 3-21)
1.1 BENADERING VAN HET BEGRIP ‘STAAT’
Staat: “een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent
over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied”. Staat is tevens
rechtsgemeenschap, vaak ook gemeenschappelijke cultuur. Mogelijkheid van dwang is
kenmerkend.
Een of meer organen zijn binnen de staat bevoegd tot het uitoefenen van dwang -> bekleed
met gezag. Regels die betrekking hebben op de organisatie van dat gezag vormen de
rechtsregels die we staatsrecht noemen.
Middeleeuwen: huisrecht van de vorst, gezag was overdraagbaar. Machiavelli: vorst is
symbool van de staat, moet eenheid van de staat bewerkstelligen – gezag is niet meer
vanzelfsprekend persoonlijk vermogensbestanddeel. Burgerij: waaraan ontleent het gezag
zijn rechtvaardiging? Gezag is immers tegendeel van vrijheid (Locke). Rousseau: het
onmisbare gezag bestaat alleen, omdat de individuen gezocht hebben naar een vorm van
samenwerking die met gemeenschappelijke kracht persoon en goed verdedigt en beschermt,
die weliswaar verenigt, maar alleen zichzelf gehoorzaamt. Balans dus: staat mag
zelfontplooiing niet in de weg staan, maar die moet wel aan beperking onderhevig blijven.
“Individuen hebben de staat nodig om hun vrijheid te waarborgen, maar tegelijkertijd
hebben zij het gevoel dat daardoor hun vrijheden worden beperkt”. Vroeger meerdere
systemen denkbaar; tegenwoordig één premisse denkbaar: “elke burger is gelijkwaardig en
heeft recht op gelijke invloed op het staatsbestuur” (art. 1 Gw).
1.2 VERDELING VAN DE STAATSMACHT OVER VERSCHILLENDE ORGANEN
Democratie is echter niet zo simpel: gemeenschap te groot, dus representatie noodzakelijk.
Daardoor pas ook werkelijke verantwoordelijkheid. Bestuur, gezag en uitoefening van
dwang berusten dus bij gekozen vertegenwoordigers. Gezagsdragers denken het goed te
doen, maar moeten gecorrigeerd kunnen worden (anders gevaar dictatuur). Werkend
middel: verdeling van gezag over verschillende organen. Ze houden elkaar scherp, en in
evenwicht – creëert stabiliteit: checks and balances. Scheiding van de machten is een gedachte
van Montesquieu: trias politica, verdeling in wetgeving, bestuur (uitvoerende macht) en
,rechtspraak. Essentie van deze gedachte is behouden in het Nederlandse staatsrecht (nl. dat
staatsmacht over verschillende organen gespreid is); wel andere uitwerking van het stelsel.
Bij Montesquieu: regering is uitvoerende macht; tegenwoordig is de taak van de regering
veel breder. Ze voert niet alleen wetten uit, maar beslist ook heel veel over dingen die niet in
de wetten staan: waar geld heen gaat, bijvoorbeeld (bestuur). Ook is het niet zo dat de drie
organen die Montesquieu onderscheidt, in ons land onafhankelijk opereren. “De vaststelling
van wetten is de taak van regering en parlement samen. Het bestuur is de taak van de
regering, maar de regering staat bij de uitoefening daarvan onder voortdurende controle van
het parlement”. Wel voeren alle organen slechts een deel van de overheidstaak uit: checks and
balances. Andere taakverdeling: territoriaal (bijv. VS) – centraal vs. regionaal. In Nederland:
bevoegdheden aan gemeentelijke en provinciale organen.
1.3 DE DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT
Democratie: onontkoombare premisse dat iedere burger staatsrechtelijk gelijk is. Valt niet te
betwisten. Ander centraal begrip: rechtsstaat. Dat is een staat waarvan de organisatie erop is
gericht dat burgers beschermd zijn tegen machtsmisbruik door de staat zelf. Het zijn geen
statische begrippen: moeten verwezenlijkt worden. Toch, een precisering: democratie heeft de
aspecten dat i) ze niet denkbaar is zonder vrije verkiezingen van het parlement, ii) dat er
openheid voor machtswisseling is, en iii) dat het parlement een centrale rol heeft in het
staatsbestel. Rechtsstaat wil zeggen dat i) de staat erkent dat de individuen en instellingen een
staatsvrije sfeer toekomt (minderheden beschermd tegen tirannieke meerderheid); ii)
optreden van het bestuur is gebonden aan een algemene regel (legaliteitsbeginsel) die de
rechtszekerheid bevordert; iii) regels waarin de bevoegdheid van het ene orgaan staan
beschreven, zijn vastgesteld door een ander orgaan; iv) geschillen tussen burger en staat
worden door onpartijdige rechter beslist.
1.4 GRONDREGELS VAN EEN DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT
In NL: twee grondregels van democratische rechtsstaat heel belangrijk. Deze regels behoren
zelf niet tot het positieve recht.
Eerste grondregel: Geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet (legaliteitsbeginsel). De
wetgevende macht bepaalt zodoende de grenzen waarbinnen bevoegdheden mogen worden
uitgeoefend. Bevoegdheden rusten altijd op een wettelijke grondslag, en moet bovendien
met de wet in overeenstemming zijn. Dit geldt niet alleen voor bevoegdheid tot dwang van
burgers, maar ook dwang van andere openbare lichamen. Hoe is het met andere
overheidshandelingen? Er zijn toch nog zaken waarin er geen wettelijke gronden zijn, zoals
, overheidssubsidies. Echter, iedere met dwang gepaarde overheidshandeling kent wel een
wettelijke grondslag: zodoende checks and balances. Wel: legaliteitsbeginsel wordt vaak alleen
formeel nageleefd, omdat bevoegdheid wordt gedelegeerd.
Tweede grondregel: Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn
of zonder dat op die uitoefening controle bestaat. Het is een aanvulling op de eerste regel: ook over
de uitoefening van de bevoegdheden binnen de wettelijke perken moet verantwoording
worden afgelegd. De vormen van verantwoordingsplicht en controle op overheidsorganen
zijn vele en velerlei: a) politieke verantwoordingsplicht van bestuurlijke organen tegenover
vertegenwoordigende organen; b) verantwoordingsplicht van ambtenaren aan hun chefs, of
van ovj’s aan college van PG’s, en die weer aan het OM, en die aan het Ministerie van Justitie
en Veiligheid; c) bestuurlijke organen kunnen ook zonder ambtelijke ondergeschiktheid door
een ander orgaan worden gecontroleerd (bv. regering die zich met provinciale organen
bemoeit) (zie H15, preventief en repressief toezicht); d) gezagdragers kunnen strafrechtelijk
verantwoordelijk zijn voor hun daden (wanneer iets strafbaar is); e) de meeste besluiten van
bestuursorganen zijn vatbaar voor beroep, vaak bij een onafhankelijke rechter; f) dat kan ook
bij een burgerlijke rechter; g) er is ook een controle van de rechter op zekere wetgevende
organen (maar de rechter mag niet oordelen over of een nieuwe wet al dan niet in strijd met
de Gw is; dat doet de Staten-Generaal zelf). Conclusie: afgezien van enkele uitzonderingen
aan de top van het NLse staatsbestel, bestaan er in beginsel geen organen die geen
verantwoording schuldig zijn.
1.5 HISTORISCHE ONTWIKKELING EN DEMOCRATIE
Dus: democratisch-rechtsstatelijk staatsbestel is in essentie ingewikkeld, wegens checks and
balances. Wel echter noodzakelijk om evenwicht van machten te waarborgen. Is ook resultaat
van historische ontwikkeling, waarin eerder zo’n controlesysteem ontbrak en bestuur te veel
macht had. Duidelijk heeft zich al een aantal decennia een uitbreiding van het begrip
democratie afgetekend; gekozen vertegenwoordigers zijn niet tot alles in staat. Gewezen is
op het belang van inspraak en referenda.
1.6 HISTORISCH-SYSTEMATISCHE METHODE
Onze methode van bestudering moet echter een historische zijn (om de grondregels van het
staatsbestel vanuit hun ontwikkeling te begrijpen), maar ook een systematische (om wat
bestaat en tegelijkertijd bezig is verder te groeien, kritisch te kunnen waarderen). Begrip en
kritiek moeten samengaan. Beschrijving van het bestaande en opbouw van het groeiende: dat is de
taak van de staatsrechtswetenschap, die slechts met de historisch-systematische methode kan worden
vervuld.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aukekieviet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.66. You're not tied to anything after your purchase.