De samenvatting bevat de verplichte literatuur van het vak personen- en familierecht. Dat houdt in de hoofdstukken uit het voorgeschreven boek; Familierecht, een introductie en de voorgeschreven extra artikelen.
Hoofdstuk 2
Wanneer een familierechtelijke relatie internationale aspecten heeft moeten de internationale
privaatrechtsregels worden geraadpleegd. Vastgesteld moet daarbij worden of de Nederlandse
rechter rechtsmacht heeft en welk familierecht van toepassing is (Nederlands of ander recht). Om na
te gaan welk familierecht van toepassing is de verblijfplaats of de nationaliteit van belang.
Op grond van art. 81 VWEU is de Europese wetgever bevoegd maatregelen te nemen wanneer er
sprake is van grensoverschrijdende gevolgen binnen een internationale familierelatie. Van deze
bevoegdheid is gebruik gemaakt door verordeningen op te stellen. Wanneer er geen Europese
verordening van toepassing is, is de Nederlandse regelgeving van toepassing.
Hoofdstuk 4
Verwantschap (art. 1:3 BW):
1. Bloedverwantschap ontstaat door afstamming; geboorte/erkenning/gerechtelijke
vaststelling/adoptie (lid 1).
2. Aanverwantschap is de relatie tussen een persoon en de bloedverwanten van zijn/haar
echtgenoot/echtgenote. Aanverwantschap kent dezelfde graad als bloedverwantschap (lid
2).
Namenrecht (art. 1:4 tot en met 1:9 BW)
In beginsel eenheid van de familienaam, kinderen in eenzelfde gezin moeten zoveel mogelijk
dezelfde achternaam hebben.
Het recht op een voor- en achternaam valt binnen de werking van art. 8 EVRM.
Hoofdstuk 10
Het afstammingsrecht is een dwingend recht, waarvan niet kan worden afgeweken.
Familierechtelijke betrekkingen ontstaan door het recht van afstamming, door adoptie of door gezag.
Gezag is te onderscheiden omdat het kort gezegd een plicht tot opvoeding en verzorging inhoudt.
Vaderschap
Verondersteld wordt dat de man die met de moeder van het kind getrouwd is zowel biologische als
sociale vader is. Dit geldt eveneens voor een geregistreerd partnerschap. Wanneer de man of partner
overlijdt voor de geboorte van het kind wordt aangenomen dat hij alsnog de biologische vader is (art.
1:199 onder b BW).
Juridisch vaderschap ontstaat ook door erkenning. Hiervoor is het niet noodzakelijk dat de man
biologisch vader is. Wanneer een donor erkend wil worden gelden twee eisen: namelijk dat hij
biologisch vader is en dat hij in een nauwe, persoonlijke betrekking staat met het kind. Erkenning
heeft geen terugwerkende kracht en werkt dus ex nunc vanaf de erkenning. Erkenning is prenataal
mogelijk op grond van art. 1:2 BW.
De gerechtelijke vaststelling kan een man tegen zijn wil in dwingen tot juridisch vaderschap. Daarbij
leven de ouders niet in een formele relatie. Dit is mogelijk wanneer de man verwekker is van het kind
of heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad (art.
1:207) BW. Ook hierbij geldt dat wanneer een kind al twee ouders heeft gerechtelijke vaststelling
niet mogelijk is. Voor het indienen hiervan geldt voor de moeder een termijn van 5 jaar, het kind kan
ook op latere leeftijd zo een verzoek indienen. De gerechtelijke vaststelling werkt ex tunc, het kind
wordt dan dus geacht altijd het juridische kind van de vader te zijn geweest.
,Moederschap
Kan op dezelfde wijzen ontstaan als vaderschap. Een kind staat altijd in een afstammingsrechtelijke
relatie tot de vrouw uit wie het geboren is. De geboortemoeder is altijd de juridische moeder.
Meemoederschap ontstaat van rechtswege alleen indien het kind verwekt is door een kunstmatige
inseminatie met hulp van een onbekende donor (art. 1:198 lid 1 onder b BW). In zo’n geval zijn het
intentionele en sociale ouderschap van voldoende fundament voor het juridisch ouderschap.
Voorwaarde is dat er sprake is van een formele relatie, dat is huwelijk of geregistreerd partnerschap.
Bij overlijden van de meemoeder voor geboorte van het kind kan er toch sprake zijn van juridisch
moederschap wanneer de verklaring bij de geboorteaangifte wordt voorgelegd.
Het is ook mogelijk voor twee vrouwen om samen een kind te erkennen. Noodzakelijk is dat de
geboortemoeder instemt met de erkenning. Erkenning kan worden toegewezen wanneer de
erkenning van belang voor het kind is. (art. 1:204 lid 4 BW). Voor vaders geldt deze eis niet.
Gerechtelijke vaststelling van het moederschap vindt plaats op grondslag van instemming met een
daad die de verwekking van het kind tot gevolg had.
Artikel Liefaard: ‘Het belang van het kind en de hooggespannen verwachtingen van het IVRK?’
Het belang van het kind vormt de basis van het jeugdstrafrecht. Het belang van het kind wordt
gedefinieerd als ‘zo gunstig mogelijke ontwikkelingskansen’. Weijers stelt twee vragen: (1) Moet ‘het
belang’ van het kind worden opgevat in termen van ‘optimale ontwikkelingscondities’, ‘een goede
jeugd’ of ‘geluk’? en (2) Moet niet op de een of andere manier recht worden gedaan aan de mening
en eigen inbreng van de jongere zelf?
Om met de tweede vraag te beginnen: deze sluit aan bij de stelling van Weijers dat jongeren
problemen zouden hebben met een te bevoogdende benadering vanuit de overheid en aangeven
liever een straf te krijgen die proportioneel is ten opzichte van hetgeen zij hebben gedaan. Het
antwoord op de eerste vraag is ontkennend. Ten eerste omdat we realistisch moeten zijn ten
opzichte van onze ambities. Een optimale ontwikkelingsconditie zou betekenen dat de overheid dit
kan waarborgen, terwijl de werkelijkheid laat zien dat dit niet het geval is. Een tweede reden waarom
de optimale benadering van het belang van het kind volgens Weijers problematisch is, is dat het de
deur openzet naar het gebruik van het belang van het kind als een instrument om de levenswijze en
opvoedingsstijl van ouders te bepalen. Weijers stelt zich op het standpunt dat de rechten van ouders
alleen mogen worden ingeperkt als ze ‘aantoonbare schade’ berokkenen aan het kind.
Hoe dient de beoordeling van het belang van het kind te worden uitgevoerd? Een optimale
benadering van het belang van het kind veronderstelt een integrale beoordeling van de
omstandigheden van het geval, terwijl bij de minimale benadering eerder zou kunnen worden
volstaan met een meer marginale toets (de beoordeling van een beslissing, waarbij wordt getoetst of
de beslissing in redelijkheid, gelet op de daarbij betrokken belangen, had mogen worden genomen).
Er kan daarbij een onderscheid worden gemaakt tussen zaken waarin kinderen direct en indirect
geraakt worden.
In de Europese wetgeving is het belang van het kind vastgelegd in art. 3 IVRK en art. 8 EVRM. Het VN
comité heeft uitgewerkt wat volgens hen onder het belang van het kind valt. Zij zien het als een
drieledig concept: een recht, een interpretatiebeginsel en een procedureel voorschrift. Recht: het
belang van het kind is een nationaal recht wat direct zou moeten doorwerken in de nationale
rechtsorde. Fundamenteel interpretatiebeginsel: indien een wet op meer manieren geïnterpreteerd
kan worden, moet de wijze worden gekozen waarop het belang van het kind het beste wordt
gediend. Procedureel voorschrift: het belang van het kind moet betrokken worden in besluitvorming.
Dit leidt ertoe dat voor kinderen duidelijk is dat hun belangen bij de besluitvorming zijn betrokken en
dat ook duidelijk is op welke wijze hun belangen hebben meegespeeld. Het VN comité pleit ervoor
,dat het de belangen van het kind op individuele wijze worden ingevuld. Hierdoor kan goed worden
gereageerd op de omstandigheden van het betreffende kind. Het belang van het kind vraagt volgens
de VN om een integrale beoordeling waarbij de vraag centraal staat wat het kind nodig heeft. Het
VN-Comité beschouwt ook het betrekken van de mening van het kind bij de invulling van het belang
van het kind van essentieel belang. Het hoorrecht van kinderen wordt dan ook beschouwd als een
procedurele waarborg.
De benadering van het VN-Comité sluit enerzijds aan bij de hoge aspiraties van het IVRK en
anderzijds bij de verandering in de wijze waarop we vanuit kinderrechtenperspectief tegen kinderen
zijn gaan aankijken.
De minimale benadering van Ido Weijers, gericht op het voorkomen van schade ten aanzien van de
ontwikkeling van het kind als rechtvaardiging voor de overheidsinterventie, is naar mijn idee te
beperkt in het licht van het IVRK. Weijers angst voor een paternalistische overheid komt wel overeen
met het IVRK. Bij het IVRK past namelijk geen te bevoogdende overheid en te hoge verwachtingen
van de overheid zouden ook in het belang van het kind moeten worden vermeden.
Artikel Wortmann: ‘‘Doorwerking van fundamentele rechten in het Nederlandse familierecht’
Het Nederlandse familierecht wordt sterk beïnvloed door fundamentele rechten. Zoals het Handvest
van de Grondrechten van de Europese Unie en het EVRM. Kijk hierbij bijvoorbeeld naar art. 8 EVRM
en specifiek naar het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Een tweede
verklaring voor de grote invloed van fundamentele rechten, hangt samen met de bescherming van
het belang van het kind. Daarnaast zijn er twee bepalingen die belangrijk zijn als we kijken naar de
doorwerking van de fundamentele rechten in de Nederlandse rechtspraktijk. Het gaat hierbij om de
eerbiediging van het familie- en gezinsleven (art. 8 EVRM) en het belang van het kind (art. 3 IVRK). In
de Nederlandse rechtspraktijk wordt duidelijk dat de Nederlandse wetgeving goed aansluit op de
eisen die voortvloeien uit het EVRM en dat daarin ook verder wordt gegaan dan het EVRM minimaal
eist. Van groot belang is ook het gegeven ‘family life’. Hieromtrent is geen duidelijke norm
vastgesteld, men moet altijd goed kijken naar alle omstandigheden van het geval en de verschillende
belangen afwegen.
Artikel Van den Brink en Tigchelaar: ‘Een sneeuwbaleffect in het recht: hoe geboortegeslacht
genderidentiteit m/v werd en uitdijt naar een x.’
In 2007 oordeelde de Hoge Raad dat er op grond van art. 8 EVRM een positieve verplichting kan
voortvloeien voor de juridische erkenning van een neutrale genderidentiteit, mits er een
maatschappelijke en juridische trend naar erkenning zou zijn. In 2018 oordeelt de rechtbank Limburg
dat er sprake is van maatschappelijke erkenning en ook – in ieder geval een trend naar – juridische
erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit. De rechtbank Limburg is hiermee de eerste die
tegemoetkomt aan de wens om geregistreerd te worden met een neutrale geslachtelijke identiteit.
De rechtbank overweegt nadrukkelijk dat – in lijn met de Transgenderwet van 2014 – bij het bepalen
van het geslacht gekeken moet worden naar de genderbeleving van een persoon in plaats van de
fysieke verschijningsvorm of medische conditie. De rechtbank vindt ook dat de beleving ‘noch man
noch vrouw’ als zodanig vermeld zou moeten kunnen worden in de akten van de burgerlijke stand,
door bijvoorbeeld een X. Maar omdat het aan de wetgever is om hierin keuzes te maken, grijpt de
rechtbank Limburg terug op de voorziening van artikel 1:19d BW en gelast het opmaken van een
nieuwe akte met als vermelding ‘het geslacht kan niet worden vastgesteld’.
Over de wijze waarop de neutrale genderidentiteit gerealiseerd moet worden bestaat nog enige
onduidelijkheid. De lagere rechters namen vorig jaar voortvarend de ruimte om noodvoorzieningen
te treffen. Nu is het speelveld veranderd. De Hoge Raad geeft expliciet ruimte aan de rechtspraak, er
ligt een amendement voor de invoering van een ‘x’, het kabinet heeft zich steviger gecommitteerd
, aan de invoering van zo’n ‘x’. Hiermee is, zoals rechtbank Noord-Holland opmerkt, het bestaan van
een trend naar juridische erkenning ten minste bevestigd, of zelfs versterkt.
Artikel De Groot en Ritsema: ‘Van eeuwigheid tot (n)amen duren. Eindelijk op weg naar een nieuw
naamrecht?’
Het wijzigen van een naam is kan niet of slechts heel moeizaam geschieden. Dit terwijl de
geslachtsnaam een belangrijk onderdeel is van de identiteit van een persoon en daarom valt onder
de bescherming van het privéleven van art. 8 EVRM. Wijziging van het naamrecht is voorgesteld in
een wetsvoorstel. Daarin is opgenomen dat kinderen een de achternaam van beide ouders kunnen
aannemen, met de daarbij horende beperking dat een geslachtsnaam niet uit meer dan twee
geslachtsnamen kan bestaan.
Tegen dat wetsvoorstel is als bezwaar in te dienen dat het huidige recht er juist op gericht is om
zoveel mogelijk dubbele geslachtsnamen te voorkomen. Een nog groter probleem is dat door het
wetsvoorstel de huidige vangnetnorm ongemoeid wordt gelaten. De vangnetnorm houdt in dat als
de ouders geen geslachtsnaamkeuze maken, het kind van de met elkaar gehuwde of met elkaar in
geregistreerd partnerschap levende ouders standaard de naam van de vader respectievelijk die van
de duomoeder krijgt (art. 1:5 lid 5 BW). Het kind van niet met elkaar gehuwde of geregistreerde
ouders krijgt de naam van de geboortemoeder.
Een dubbele geslachtnaam leidt tot meer rechtsgelijkheid tussen man en vrouw. Daarnaast biedt het
een oplossing voor kinderen met verschillende nationaliteiten die in een ander land onder een
afwijkende geslachtsnaam staan geregistreerd. Dit wordt opgelost door de mogelijkheid die de
wetgever in art. 10:25 BW wil gaan aanbieden, namelijk de keuze voor een geslachtsnaam uit
buitenlands recht mogelijk maken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jacolinevandalen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.54. You're not tied to anything after your purchase.