100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide HC aantekeningen van Burgerlijk Procesrecht 2 $5.88   Add to cart

Class notes

Uitgebreide HC aantekeningen van Burgerlijk Procesrecht 2

 90 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Hoorcollege-aantekeningen, gespecificeerd naar onderwerp, met daarin de arresten en de rechtsregels.

Preview 4 out of 85  pages

  • June 3, 2016
  • 85
  • 2015/2016
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes
avatar-seller
HC1A BURGERLIJK PROCESRECHT 2: INLEIDING BEWIJSRECHT (Krans)
Inleiding
Er zijn twee blokken: bewijsrecht en burgerlijk procesrecht. Zeven colleges van verdiepend
bewijsrecht en daarna verdieping op andere onderdelen van het procesrecht; voorlopige
voorzieningen en mediation.
M.b.t.: de arresten  de hoofdlijnen. Niet: waarom oordeelt de HR anders dan de rechtbank of
wat is de conclusie van die en die.
Vandaag: bewijsrecht.

Ter inleiding
Gevolg van bankencrisis: veel beleggingen hebben verkeerd uitgepakt. Nu ook weer de Panama
Papers. Dit leidt tot aansprakelijkheid van banken. Dit zijn voorbeelden van de recente zaken. In
een groot deel van deze zaken gaat het om facetten van het bewijsrecht. Wat heb je aan OD als je
niet weet hoe je moet funderen. Wat staat er op papier, wat is er afgesproken en hoe bewijs je
het?
Op het tentamen staan de feiten vast en zijn ze overzichtelijk, maar in de praktijk is dit veel
vager. Vaak is niet duidelijk wat er vaststaat en dan wordt het bewijzen ook lastig. Het
bewijsrecht is voor advocaten, rechters etc. core business.

Verhouding rechter en partijen
De wettelijke regels van het bewijsrecht dateren van 1988. In 1988 is het huidige bewijsrecht
ingevoerd en op dat moment zijn de regels komen vast te staan. Over de regeling is 20 jaar
gedaan om de regels te krijgen zoals ze nu in het wetboek staan. Waarom duurde dat zo lang?
Twee oorzaken: 1: men moest lang nadenken over het stelsel van stelplicht en bewijslast en 2:
wat doen we met partijgebruik.
De verhouding tussen de rechter en procespartijen is belangrijk. Er zijn nog al eens studenten en
juristen die de rechter in civiele zaken beschouwen als een scheidsrechter van een
tenniswedstrijd. Een van de belangrijkste taken is namelijk: heen en weer kijken tussen partijen
 passieve benadering en passief regie houden over de wedstrijd. Dat is in uitgangspunt ook de
gedachte van de civiele rechter: deze is in beginsel lijdelijk. Dat is niet veel meer dan een
uitgangspunt. In beginsel geldt de autonomie van partijen. Twee kanten van dezelfde medaille.
Partijen bepalen of ze gaan procederen, waarover, wanneer en de omvang etc. De rechter gaat
niet op zoek naar een leuke zaak en mensen uitnodigen tot procederen.
Maar als dat een belangrijk uitgangspunt is, waar staat dat dan in de wet? Art. 111 Rv,  op
initiatief van de eiser. Of art. 149 bewijsrecht (feiten die niet betwist zijn, staat tussen partijen
vast). Het staat in allemaal artikelen verdeeld door de wet.
Tegelijkertijd zijn partijen in beginsel autonoom en is de rechterlijk lijdelijk, maar dit houdt niet
in dat de rechter altijd heel erg passief is. Hij heeft ook mogelijkheden om in te grijpen in de
procedure. Bijv.: hebben partijen voldaan aan hun stelplicht? Maar ook: welke feiten moeten
volgens de rechter bewezen worden? De rechter bepaalt wanneer de feiten bewezen zijn. De
rechter kan dus veel meer dan passief toekijken.
Art. 149: feiten of rechten? Het openingsartikel over bewijsrecht. Het gaat alleen maar over
feiten die via het proces tot de rechter zijn gekomen. Dit heet: de sluis van het geding. Hij mag er
geen andere feiten bijhalen waarover procespartijen het niet hebben. De rechter kijkt dus naar
wat partijen aanvoeren. Dit hangt samen met de lijdelijkheid en de partijautonomie.
Op een behoorlijk aantal plaatsen heeft de rechter ambtshalve bevoegdheden: manieren om in te
grijpen. Bijv. een ambtshalve getuigeverhoor. Partijen hebben er niet om gevraagd, maar ik – de

1

,rechter – vindt dat de getuige moet worden gehoord. Het komt zelden voor, maar het kan wel. Ze
hebben ook de informatieplicht en de inlichtingenplicht, art. 21 en 22 Rv. Andere ambtshalve
bevoegdheden: oplegging boeken/bescheiden en geschriften en een deskundigenbericht.
Rechters zijn veel actiever dan het uitgangspunt van lijdelijkheid doet vermoeden. Dus ook
stukken opvragen en vragen stellen. Hij lijkt lijdelijk, maar in de praktijk valt dit dus mee.

Art. 149: feiten of rechten (de sluis van het geding)
De rechter is gebonden aan de rechtsfeiten die partijen stellen. Het gaat niet om de
rechtsgronden. De feiten  moeten partijen mee komen. Maar rechtsgronden: OD of
onverschuldigde betaling mogen de rechter ambtshalve aanvullen, art. 105 Rv. Dus niet de
feiten aanvullen, maar wel het recht. Betekent niet dat partijen niet hoeven na de denken over de
rechtsgronden, dat is wel slim om te doen, maar de aanvulling van de rechter is altijd een
vangnet. Bovendien wordt de rechter geacht het recht te kennen, dus dat mag hij ook aanvullen.
De rechter kent natuurlijk nooit alle regels, maar hij moet het wel opzoeken en soms zich laten
voorlichten (bijv. m.b.t. buitenlands recht).

Feiten of rechten in het geding, jurisprudentie bij art. 149
Wat betekent ‘in het geding’? De feiten of rechten moeten in het geding tot de rechter zijn
gekomen en niet op een andere manier. Alleen datgene wat partijen in processtukken
aanvoeren.

 Inlichtingenplicht: art. 21 Rv: partijen moeten relevante feiten volledig en naar
waarheid aanvoeren. Er zijn niet veel advocaten die alle feiten naar voren brengen, want
er zijn ook feiten die ongunstig zijn voor eigen cliënt en gunstig voor de wederpartij. Dit
doet niemand. Maar er is een ondergrens: geen bewuste onwaarheden aanvoeren. Je mag
wel selecteren, maar niet liegen. Maar als een rechter vermoedt dat er wel heel selectief
is gehandeld, is er niet snel strijd met de waarheidsplicht. GOOSSEN/GOOSSEN: dat
ging over een geldlening van de bank. Het bedrag had broer1 doorgeleend aan broer2 en
broer2 moest op hij een bepaald moment terugbetalen aan broer1. Broer1 had het geld
geleend van de bank en die schold broer1 een gedeelte van de lening kwijt. Dit
kwijtschelden vertelt broer1 niet aan broer2. Broer1 eist dat broer2 de volledige lening
terugbetaalt. Is dit list en bedrog in de zin van lid 2: nee. Deze zaak speelt in het kader
van herroeping. Onder bepaalde voorwaarden kan je een beslissing van de rechter
herroepen. In Goossen/Goossen wordt toegelaten. Dit kan je linken aan art. 21 Rv.
Herroeping kan spelen als er bewust geen inlichtingen zijn verstrekt. Die
inlichtingenplicht is niet zomaar een algemeen regeltje. Het heeft een zekere context:
blokkeert de bewuste leugenaar.
 Informatieplicht: art. 22 Rv: als een rechter het wil kan hij partijen bevelen om nadere
informatie te geven. Het kan gaan om toelichten van bepaalden stellingen, toelichten van
bepaalde stukken. Partijen kunnen het weigeren (mits gewichtige redenen), maar je
moet het wel goed uitleggen. Bovendien doe je er vaak je zaak niet goed mee.

SCHOOK/VERGEER: de hoofdregel van art. 149 en een uitvloeisel hiervan. Mrvruw sluit een
mondelinge huurovereenkomst met X. de huurovereenkomst betreft een zaalachtige ruimte. X
huurt de zaal voor een redelijke prijs. X heeft een paar 100 meter verderop een meubelzaak. Die
gehuurde zaak wil hij gebruiken als beslagruimte voor zijn voorraad. Op een zeker moment
draagt hij zijn huurcontract over aan Schook. Hij wil dat Schook zijn plaats inneemt, wat toen
kon volgens de wet. Vergeet vond het prima en gaf toestemming. Schook kreeg ook de

2

,opslagruime. In de procedure die volgt komt het aan op de vraag: is dit huur van bedrijfsruimte
of van een woonruimte? Art. 7:290 BW. Deze vraag is van belang voor de toepasselijke
huurrechtregels, vooral met betrekking tot het opzeggen van de huurovereenkomst. Partijen
gaan naar de kantonrechter. Ze gingen in HB tegen de beslissing van de kantonrechter. De
rechtbank kijkt naar alle feiten in het dossier. Het adres stond er ook in. De rechter woont er
vlakbij en fietst er een keer heen. De rechter neemt daar waar wat hij waarneemt. Hij gaat naar
de zitting en zegt: dit en dit heb ik aangetroffen en dit gebruik ik voor mijn beslissing. Wat had
hij dan gezien toen hij daar was? Dat er een rolluik was dat naar beneden was. Hij kon dus niet
naar binnen kijken en kon dus ook niet zien hoe de ruimte werd gebruikt. Rechter: rolluik was
naar beneden en dus is het een woonruimte. Is het praktisch dat de rechter zelf even gaat kijken
en daarop zijn oordeel baseert? HR: dit kan niet. De beslissing niet is gebaseerd op feiten die
door partijen zelf naar voren zijn gebracht in de processtukken. Ze hebben het adres wel zelf
aangeleverd, maar de feiten zijn aangenomen door de rechter die daar zelf is heen gegaan.
Regels van plaatsopneming gelden ook. Hij mag best kijken, maar dan wordt een datum geprikt,
worden mensen meegenomen etc. Deze feiten zijn gewoon door de rechter waargenomen in zijn
eentje, zonder dat iemand erbij was. Ook het recht van hoor en wederhoor is geschonden:
partijen kunnen zich niet uitlaten over de feiten. Wellicht had de partij wel een verklaring
waarom het rolluik naar beneden is en dat heeft hij nu niet toe kunnen lichten.
Conclusie: handelswijze rechter kan niet door de beugel.
DE SAMENWERKING/GEERLINGS: De Samenwerking is een pensioenfonds dat bedrijfsruimten
verhuurt aan Geerlings. Het pensioenfonds vraagt aan de kantonrechter om de huurprijs vast te
stellen. Dat kan, daar is een procedure voor (bijv. als partijen er zelf niet uitkomen). De
kantonrechter vraagt daarvoor advies aan de adviescommissie, hier de BAC. In de tijd dat het
arrest speelde, hoe bepaalde de BAC dan de huurprijs? Aan de hand van de huurprijs van
vergelijkbare panden in de buurt. BAC heeft een probleem: de verhuurders willen de
huurprijzen niet bekend maken van deze vergelijkbare panden. Hoe moet de BAC dan adviseren
als ze de huurprijs niet handen krijgen? BAC: we brengen advies uit aan de rechter, maar we
geven het advies niet aan de partijen (ze hadden wel de prijs, maar deze mocht niet bekend
gemaakt worden). De rechter weet dit en besluit de prijs te bekijken, maar maakt het niet
bekend aan de partijen (partijen krijgen geen inzage). De kantonrechter geeft zo een advies. De
partijen gaan in HB naar de rechtbank en de rechtbank laat de beslissing van de rechtbank in
stand. HR: dit mag niet. Het is hetzelfde wat er in Schook/Vergeer misging: partijen mogen zich
niet uitlaten over de feiten. De feiten zijn geen voorwerp geweest van het partijdebat. Ze konden
de feiten ook niet inzien. Deze feiten gingen ook niet door de sluis van het geding.

Wat is ‘in het geding’? Mag je feiten uit andere dingen gebruiken? Nee.

HOOGEBOOM/VAN SEGGELEN: de percelen grenzen aan elkaar, en S kan alleen naar de
openbare weg komen via het perceel van H. H zegt: je mag over mijn grond lopen, maar alleen
over pad nummer 1. Dit hadden we afgesproken en inmiddels loop jij – S – ook over pad nummer
2. Dit is dus tegen de afspraken in. H wilde dat S daarmee stopte. S wilde daarmee niet stoppen.
Er komt een kort geding tussen deze buren. Met dat kort geding is het nog niet afgelopen en er
volgt een bodemprocedure bij de rechtbank en dan komen ze bij het Hof. Hof: ik zie geen
tekening die mij precies aantoont hoe het zit. Er zijn geen kadastrale kaarten etc. Tussen deze
partijen was al eerder een kort geding gevoerd. Weet je wat ik doe? Ik ga kijken naar het dossier
van het kort geding en daar vinden ze wel een tekening. Dus maakt het Hof – zonder dat partijen
de tekening naar voren hebben gebracht, dus ambtshalve – gebruik van deze tekening. HR: dit

3

, mag niet, want is in strijd met art. 149. Je mag niet zomaar de feiten van het kort geding ook
gebruiken in de bodemprocedure als partijen daar geen toestemming/optie hebben gegeven.
Relativering: voorlopige voorziening, 223 Rv. Dan kan je tijdens een aanhangige
bodemprocedure vragen voor een voorlopige voorziening voor deze aanhangige procedure. Als
nu feiten zijn aangevoerd in het kader van art. 223 Rv dan mag je de feiten die daar zijn
gebruikt, wel gebruiken in de hoofdzaak. Dat ligt ook voor de hand, want het gaat om dezelfde
procedure, alleen dan voorlopig. Maar wel feiten in het geding, want hetzelfde geding.

Betekent art. 149 dan dat elk feit dat door partijen is gesteld, moet worden bewezen? Nee. het
bewijsrecht gaat alleen een rol spelen als het gaat over betwiste feiten. Wat niet of onvoldoende
wordt betwist, wordt geen bewijsopdracht over gegeven. Tweede zin lid 1 149: feiten die door
de ene partij zijn gesteld en niet of onvoldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand
beschouwen. Dus als je stelt: ik heb schade wegens wanprestatie van 1 miljoen. De andere partij
zegt: dat kan je wel stellen, maar ik ben wel goed nagekomen. En voor zover ik – als ik al niet
goed ben nagekomen – heb jij nooit schade van 1 miljoen, maar van hooguit een half miljoen.
Voor de andere half miljoen is geen causaal verband. De rechter stelt vast: er is een contract
geweest. Vraag is: in hoeverre is hier tekort geschoten? En dit moet worden bewezen.
Betwist: moet ook aan eisen voldoen. Je moet het echt betwisten; echt zeggen waarom het waar
of niet waar is. Niet aan het begin van de procedure: we betwisten alles wat de andere partij
zegt, behalve voor zover hierna blijkt – uit het pleidooi etc. – dat we vinden dat het waar is (of
niet waar). Dit is onvoldoende betwist en dus niet betwist. Je moet dus wel met wat komen.
Hoofdregel: rechtsgevolgen die niet ter vrije bepaling vast komen te staan, kunnen niet door niet
betwisten komen vast te staan. Bijv. kwesties van dwingend recht (zie je veel in het personen- en
familierecht).

Art. 149 lid 2 BW
Nog een belangrijke uitzondering op de sluis van het geding: feiten van algemene bekendheid.
Die hoef je niet te stellen en dus ook niet te bewijzen. Dit heet ook notoire feiten. Maar dit is
minder simpel dan je denkt. Wat zijn precies feiten of regels van algemene bekendheid? Bijv.
Cyprus is een eiland. Of: rond de Middellandse Zee is het warmer dan in Noorwegen. Of: Aan een
scherp zakmes kan een kind zich relatief eenvoudig snijden. Dit laatste voorbeeld bleek uit een
arrest van de HR. Maar ook uit een arrest: als je handmatig zware spullen moet tillen, dan is het
een regel van algemene bekendheid, dat je door het tillen van deze zware spullen last van je rug
van krijgen. Dat mag de rechter dus zelf aanvoeren en dat hoeven partijen niet te stellen.
STAAT/DELTA LLOYD: twee jongens van 19 jaar waren op stap geweest naar een discotheek.
Ze kwamen terug en er was wel wat gedronken. Per persoon minstens 30 glazen bier. Ze gingen
gezamenlijk op weg in de auto. Op een bepaald moment reden ze over een 80 weg met 150 km
per uur. Toen dacht 1 van de jongens: weet je wat leuk is? Als ik aan het stuur trek, terwijl ik niet
achter het stuur zit. Ze botsten tegen de boom. HR: Hof in deze zaak mocht in als algemene
ervaringsregel aannemen dat er roekeloos gedrag aan te nemen viel (gezien de
omstandigheden). Er is nog 1 categorie uitzonderingen die niet wordt genoemd in art. 149: de
processuele feiten. Daar mag de rechter ook zelf naar kijken. Bijv. dat een dagvaarding is
uitgebracht, dan er verstek is geweest, dat een getuigenverhoor heeft plaatsgevonden etc.

De browsende rechter
Schook/Vergeer: hoor en wederhoor geschonden. Maar deze vraag heeft ook een moderne
variant: mag de rechter gebruik maken van Google? Mag dat? DONKERSGOED/JANSEN: mag
een rechter Googelen en informatie gebruiken? Is dit dezelfde vraag als bij Schook/Vergeer? /Er

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carlies. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.88  2x  sold
  • (0)
  Add to cart