100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Biologie begrippenlijst hoofdstuk 21; afweer - Nectar VWO 6 $3.33   Add to cart

Summary

Samenvatting Biologie begrippenlijst hoofdstuk 21; afweer - Nectar VWO 6

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

Een begrippenlijst van biologie hoofdstuk 21 over afweer, gebaseerd op het leerboek Nectar VWO 6. De begrippen staan op volgorde van hoe ze in de paragraaf worden genoemd.

Preview 2 out of 8  pages

  • No
  • Hoofdstuk 21
  • February 15, 2023
  • 8
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 6
avatar-seller
Biologie begrippenlijst H21 – Nectar VWO 6
21.1
1. Dekweefsels = BINAS 80B, vormen een fysieke barrière tegen bacteriën van buitenaf. Bestaan
uit een laag nauw aaneengesloten cellen, waar grote moleculen en ziekteverwekkers niet
doorheen kunnen.
2. Mechanische afweer = de fysieke barrière van dekweefsels tegen ziekteverwekkers en
gevaarlijke stoffen.
3. Inwendige milieu = bestaande uit cellen, celvloeistof, weefselvloeistof en lymfevloeistof. Wordt
beschermd door de mechanische afweer en dekweefsels voor stoffen uit het uitwendige milieu.
4. Uitwendige milieu = het milieu waar een mens of dier in leeft en stofuitwisseling mee
ondergaat.
5. Opperhuid = BINAS 87A, voorbeeld van een dekweefsel bestaande uit; hoornlaag, basale
cellenlaag, lederhuid en onderhuids vetweefsel. Voorkomt dat bacteriën kunnen binnendringen.
6. Hoornlaag = buitenste laag van de opperhuid, bestaat uit dode verdroogde cellen. Deze laag valt
gedurende het dagelijkse leven van je af, waarmee ook veel bacteriën wegvallen.
7. Basale cellenlaag = BINAS 87A, een dunne laag bestaande uit vrijwel alleen maar stamcellen.
Deze groeit de afslijtende opperhuidlaag aan doordat de nieuwe dochtercellen de oudere
dochtercellen naar boven duwen. De oude cellen gaan door en vormen de hoornlaag.
8. Lederhuid = bindweefsel dat zich bevindt onder de opperhuid, bestaat uit elastische vezels, die
de huid soepel maken en bevat veel zintuigen waardoor je ongunstige omgevingen kan
vermijden.
9. Onderhuids vetweefsel = onder de lederhuid, werkt als warmte-isolatie.
10. Melanocyten = BINAS 87A, pigmentvormende cellen in de basale cellenlaag met lange uitlopers
die korrels melanine bevatten.
11. Melanine = pigment, hoopt zich op om de kernen van naburige cellen en beschermt het DNA.
Als dit niet gebeurt kan het DNA beschadigen door blootstelling aan uv-licht. Uiteindelijk komen
cellen met melanine ook in de hoornlaag en schilferen af (je kleur gaat weg).
12. Slijmvlies = soort dekweefsel waarmee je organen zijn bedekt, slijmbekercellen scheiden slijm af
dat bacteriedodende stoffen bevat (BINAS 84J2).
13. Biochemische barrière = in je maag is een pH waarde tussen de 1 en 3. Bacteriën overleven niet
in dat soort omstandigheden.
14. Mechanische afweer = eerste afweer door aanpassingen aan de buitenkant van het lichaam om
ziekteverwekkers uit te schakelen of tegen te houden, denk aan doornen bij een bramenstruik.
15. Chemische afweer = planten die stoffen aanmaken waarmee ze zich beschermen tegen
herbivoren. Vaak is dit een bittere stof, waardoor het onaantrekkelijk wordt om te eten.
Brandnetel is ook een voorbeeld, dit brandt bij aanraking.
16. Huidmondjes = zitten op planten, als een plantencel een schadelijke schimmel of bacterie via
receptoren op de celmembranen herkent kunnen de huismondjes worden gesloten. Daardoor
wordt verhindert dat er meer bacteriën binnenkomen.
17. Waarschuwingssignalen = als er bij sommige planten vraat plaatsvindt, scheiden planten stoffen
af. Dit werkt vaak als signaal voor andere planten, de plant die reageert maakt een
viessmakende stof aan waardoor dieren niet ook van die plant zullen eten.
18. Lokstoffen = sommige planten maken als ze beschadigd zijn een stof aan die aantrekkelijk is
voor de dieren die de vijand van de plant zal opeten, ze maken gebruik van de vijand van zijn
vijand.

, 21.2
1. Bacteriën = eencellige organismen met een celwand, celmembraan en ribosomen. Ze zijn overal.
2. Cirkelvormig chromosoom = DNA, ligt los in het grondplasma (BINAS 78, 79A, 92A). Bevatten
kleine cirkelvormige DNA-moleculen.
3. Plasmide = de cirkelvormige DNA-moleculen in een cirkelvormig chromosoom.
4. Prokaryoten = zonder celkern, vallen bacteriën onder.
5. Microbioom = alle miljarden bacteriën in en rondom lichaam, ongeveer 1,5 kilo. Veel van de
bacteriën zijn nuttig, andere zijn schadelijk.
6. Giftige stoffen = fotoautotrofe bacteriën kunnen door fotosynthese hun eigen organische
stoffen. Sommige van deze stoffen zijn giftig.
7. Eukaryoten = eencellige ziekteverwekkers mét een celkern en andere organellen zoals een RER
en Golgi-systeem.
8. Celkern = zit in het membraan van een eukaryote cel, zit het DNA in.
9. Organellen = een gespecialiseerd onderdeel in een eukaryote cel met een bepaalde functie.
10. Parasieten = organisme of virus in je lichaam dat zich ongeslachtelijk kan voortplanten zonder
de gastheercel te beïnvloeden.
11.Virussen = BINAS 77, maken gebruik van cellen om zich te vermeerderen. Deeltje bestaat uit
erfelijk materiaal met daaromheen een eiwitkapsel en soms nog een membraan met eiwitten
van de gastheer en het virus.
12.Erfelijk materiaal = DNA of RNA.
13.Eiwitkapsel = capside om het erfelijke materiaal in het virusdeeltje.
14.Virusenvelop = een tweede membraan met eiwitten afkomstig van de gastheer en het virus.
15.DNA-virus = een virus met DNA als erfelijk materiaal, het komt m.b.v. het virale enzym integrase
in het DNA van de gastheercel in de kern.
16.RNA-virus = een virus met RNA als erfelijk materiaal, om RNA in het DNA van de gastheercel te
krijgen is het enzym reverse transcriptase nodig. RNA wordt naar ssDNA vertaalt, hieruit wordt
dsDNA gemaakt. Voorbeeld van RNA-virus is hiv, dat aids veroorzaakt (BINAS 77B,C).
17.Reverse transcriptase = vertaalt RNA naar ssDNA en uiteindelijk wordt dat dsDNA.
18. Niet-specifieke afweer = ook wel algemene afweer (BINAS 84J3). Een tweede verdedigingslinie
bestaande uit witte bloedcellen en bloedeiwitten dat lichaamsvreemde deeltjes die
binnendringen onschadelijk maakt. Het is in staat om onderscheid te maken tussen
lichaamseigen en lichaamsvreemd.
19. Lichaamseigen = cellen die bij je lichaam horen, bekend zijn voor je lichaam.
20.Lichaamsvreemd = alles wat je afweersysteem niet herkend, van binnen of buiten.
21.Antigenen = moleculen die het afweersysteem kunnen activeren, zijn afbraakproducten van
oude eiwitten die aan de buitenkant van het celmembraan worden gezet.
22.MHC-I-moleculen = vormen als het ware vlaggenstok waaraan een cel zijn antigeenvlaggen
hangt. Hierdoor is elke cel van je lichaam herkenbaar als lichaamseigen. Iedere combinatie MHC-
I-moleculen is uniek bij iedereen.
23.Geïnfecteerd = als een deel van de viruseiwitten de cel afbreekt en de stukjes ervan met behulp
van MHC-I-moleculen als antigeen op het celmembraan zet.
24.Complementsysteem = eiwitten die vreemde of geïnfecteerde cellen opruimen. Contact van een
complementeiwit met een ziekteverwekker start een cascade.
25.Cascade = trein aan chemische omzettingen.
26.Cytokinen = signaalstoffen die hechten aan de cellen van de dichtstbijzijnde bloedvatwand en
markeren zo de plaats van de infectie. Hebben ene ontspannende werking op de spiercellen
rond de slagadertjes in de buurt. Dat zorgt voor extra bloed op de plaats van infectie.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller djoekeseverijnen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.33. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

85651 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.33
  • (0)
  Add to cart