Samenvatting van het boek Dit is psychoanalyse van Frans Schalkwijk inclusief het artikel van Conway. Behorend tot de literatuur voor het vak Gedrags- en opvoedingsproblemen. Ik heb geprobeerd om de stof uit de colleges erin te verwerken. Hopelijk heb je er wat aan en succes met leren!
Samenvatting van ‘Dit is psychoanalyse’ - Frans Schalkwijk
College 1 - Inleiding psychoanalyse p. 15-53
Freud p. 76-102
Freud (p. 76-102)
De geboorte van de psychoanalyse: Freud
Sigmund Freud (1856: Wenen - 1939: Londen) is één van de invloedrijkste wetenschappers
uit de twintigste eeuw, namelijk de ontwikkelaar van de psychoanalyse. De verscheidenheid aan
reacties op zijn werk zou een psychoanalyticus duiden met de opmerking dat Freud het
projectiescherm is voor ieders eigen gedachten en gevoelens over de psychoanalyse. Het is
redelijk te veronderstellen dat Freuds ideeën ook zijn beïnvloed door wat anderen schreven en
ontdekten, bijvoorbeeld door de filosoof Nietszche.
De kern van dit hoofdstuk vormt de geleidelijke ontwikkeling van Freuds theorie, die
tegenwoordig de ‘klassieke psychoanalyse’ wordt genoemd.
Freud, kind van zijn tijd
Freud groeide op in een groot gezin met een wat oudere vader, een jonge moeder en twee
oudere half broers. Zijn woonplaats, Wenen, kende een bloeiend intellectueel en cultureel leven.
Voor hem is Wenen de stad waarin hij niet de erkenning krijgt die hij zoekt, waar hij
tegenwerking ondervindt en antisemitisme een wetenschappelijke universitaire carrière
onmogelijk maakt. In zijn werk verwijst Freud regelmatig naar werken uit de beeldende of
literaire kunst om zijn theorie te onderbouwen en is hij geïnteresseerd in de sublimatie van
seksuele driften in kunstzinnige processen. Vooral in zijn latere jaren schrijft hij over
maatschappelijke verschijnselen, zoals de zucht naar oorlog en de noodzaak van cultuur ter
bescherming van de maatschappelijke orde.
In cultureel opzicht had hij een behoudende smaak, dat doet vermoeden dat moderne
kunstuitingen, de intellectuele ‘scene’ en ‘linkse’ maatschappelijke denkbeelden buiten zijn
interessegebied lagen.
Zijn biografen zien Freud graag als de man die tegen de Victoriaanse tijdgeest in
seksualiteit op de agenda zet. Inderdaad pleit hij in zijn vroege werk voor een vrijmoediger
omgaan met seksualiteit. Hierin toont hij zich een kind van zijn tijd, die de hypocrisie van de
dubbele moraal niet aanklaagt. Op andere momenten formuleert hij echter opvattingen over
seksualiteit die wel degelijk bedreigend zijn voor de gevestigde orde (pedofilie bv.), en die hem
veel tegenwerking opleveren.
De eerste theoretische stappen: Hypnose en het bestaan van het onbewuste
Als zenuwarts is Freud vooral geïnteresseerd in de behandeling van conversieverschijnselen.
Dat zijn klachten van een, meestal vrouwelijke, patiënt over lichamelijke verschijnselen zonder
dat daar een lichamelijke oorzaak voor gevonden kan worden. Zulke ‘hysterische’ patiënten
worden door Charcot met behulp van hypnose behandeld. Freud is onder de indruk en begint in
zijn privépraktijk ook zelf hypnose te gebruiken.
, Aanvankelijk ziet Freud de relatie tussen seksualiteit en psychische klachten nog sterk
causaal en concreet. In zijn latere publicaties is de toon minder seksueel plastisch. Hij omschrijft
de drijfveer van het menselijke bestaan in termen als seksuele energie, seksuele driften,
seksuele instincten of ‘libido’. Seksualiteit en de ervaring dat lichamelijke klachten verdwijnen
door te praten, zetten Freud echter op een spoor dat hij niet meer zal verlaten.
In zijn behandelingsmodel komt de arts terecht in de rol van luisteraar. De relatie tussen
seksualiteit, lichamelijke klachten en vermindering van klachten door praten verklaart Freud met
de aanname van het onbewuste. Soms hebben volwassenen seksuele wensen of fantasieën uit
de kindertijd, en daarom worden ze weggedrukt uit het bewuste leven. Eenmaal verdrongen
naar het onbewuste lost deze seksuele energie echter niet in het niets op. Maar blijft dringen om
bevredigd te worden. Het bewust-worden hiervan, zal de klachten doen verdwijnen. Het bewust
maken van wat onbewust is, is gebaseerd op wat het topografische model wordt genoemd.
Freud heeft zijn theorie niet in afzondering bedacht, maar ook in een kring van collega’s
en intensief contact met speciale vrienden.
Freuds stelling dat neurotische klachten worden veroorzaakt door onbewuste conflicten over
seksuele verlangens, maakt zijn ideeën controversieel. Hij heeft de verleidingstheorie (kinderen
worden getraumatiseerd door een werkelijke seksuele verleiding) verlaten en vervangen door
een theorie over emotionele conflicten op basis van wensen en angsten. Ook dit leidt nog altijd
tot veel discussie.
Freud veronderstelt drie lagen in de mens:
1. Id: Onze bewuste driften, Eros en Thanatos
2. Ego: Ons bewuste dat leert om driften te beheersen
3. Superego: ons geweten
Het Id bestaat uit onaanvaardbare wensen en verlangens (driften). Deze worden verdrongen,
maar soms vang je er een glimp van op in dromen, the freudian slip en neurotische symptomen.
Het ego bemiddelt volgens Freud tussen het Id en het Superego. Ook houdt het ego conflicten
tussen beide uit het bewuste door zogenoemde afweermechanismen (zie later in deze sv). Dit
gebeurt onbewust, anders heet het namelijk coping.
Het eerste grote werk: De droomduiding
Freud ging op zoek naar het bewijs van het bestaan van het onbewuste op het niveau van de
alledaagse werkelijkheid. De droomduiding is een aaneenschakeling van voorbeelden over de
werking van het onbewuste: in onze dromen komen herinneringen aan gebeurtenissen van de
afgelopen dagen samen met inhouden uit het onbewuste. Omdat die laatste angst zouden
oproepen vinden allerlei bewerkingen plaats die de werkelijke inhoud verdoezelen. De analyticus
gaat met de cliënt op zoek naar de latente inhoud, naar datgene wat verborgen ligt.
Van Freud is ook het idee dat in de droom allerlei symbolen worden gebruikt. In de
behandeling vraagt de analyticus naar de associaties van de cliënt bij zijn droom.
Freud denkt in termen van conflicten bij de droomduiding: de droombewerking maakt het
mogelijk onbewuste wensen in vervulling te laten gaan. Freud is ervan overtuigd dat elke droom
een wensvervulling is.
Hij introduceert het idee van afweermechanismen, zoals verdichting en verschuiving.
,Ook is een vuistregel bij de droominterpretatie dat de dromer zelf door een van de droomfiguren
wordt vertegenwoordigd. Dromen zijn voor hem de koninklijke weg naar het onbewuste en
daarmee bewustwording van onacceptabele seksuele wensen.
De contouren van het behandelingsmodel zijn nu zichtbaar: met behulp van vrije
associatie bewust maken wat onbewust is door de werking van de afweermechanismen
ongedaan te maken. Tegelijkertijd is Freud op zoek naar de bron van de klachten. Keer op keer
komt hij in behandelingen uit op seksuele conflicten uit de kindertijd en het seksuele karakter
van de neurotische klachten van zijn patiënten.
De psychoanalyse wordt een internationale beweging, waarbij verschillende mensen een
eigen belangrijke bijdrage aan de psychoanalyse zullen leveren.
Uit de vroege jaren is een aantal gevalsbeschrijvingen zeer beroemd geworden. Waarna
Freud de kracht van de weerstand ontdekt, het fenomeen dat de patiënt zich verzet tegen
bewustwording van de seksuele fantasieën. Opvallend is dat de analyses van korte duur zijn. De
meesten duren in die tijd niet langer dan een jaar, vele zelfs korter dan dat.
Freud propageert een gevoelsmatig neutrale houding voor de analyticus. Hij moet ervan afzien
emotionele verlangens van de patiënt te bevredigen, omdat het conflict anders nooit in de
analyse op tafel komt. De patiënt moet juist geconfronteerd worden met zijn conflicten, zodat ze
opgelost kunnen worden. In ieder mens leiden restanten van niet opgeloste, kinderlijke
conflicten nog een onbewust, verdrongen bestaan. De uitgebreide gevalsbeschrijvingen van
Freud hebben de toon gezet voor een belangrijke psychoanalytische traditie: het publiceren van
behandelingverslagen als vorm van wetenschappelijke kennisoverdracht.
De neurose als restant van conflicten uit de kindertijd
Aanvankelijk ontwikkelt Freud een mechanistisch model van de werking van de psyche: er is
een hoeveelheid seksuele energie die naar bevrediging streeft. Die hoeveelheid is constant,
waardoor er druk op staat. Directe bevrediging van seksuele is niet altijd acceptabel en zou een
innerlijk conflict oproepen. Maar na allerlei bewerkingen, vergelijkbaar met de
droombewerkingen, kunnen ze zich soms toch ontladen door middel van symbolische
bevrediging of sublimatie. Een ander deel wordt verdrongen en komt terecht in het onbewuste.
De behandelingsdoelstelling ‘bewustmaken wat onbewust is’ uit de periode van de
Droomduiding verander nu in ‘het neurotische symptoom van de volwassene begrijpen als de
uiting van een onbewust vroegkinderlijk seksueel conflict en deze wortels bewustmaken’. De
ontwikkelingspsychologie wordt het genetische model genoemd, met daarin de orale, anale,
fallische (oedipale), latentie en genitale fasen.
● Oedipuscomplex: ieder kind maakt een fase door waarin het de seksuele energie richt
op de ouder van het andere geslacht en fantaseert met die ouder seksueel te verkeren.
Boodschap: mensen kunnen ook leiden onder de angst die hun eigen fantasieën
oproepen
● Castratieangst: mogelijk ervaart het jongetje zijn vader als bedreigend en roept zijn
wens om met moeder te verkeren de angst op dat vader wraak zal nemen en hem zijn
piemel zal afpakken.
Tegenwoordig zien de analytici het verlangen naar de ouder niet als genitaal-erotisch, maar als
‘pan-erotisch’: de huid van het hele kinderlijfje voelt erotisch aan, als iets dat gestreeld en
geknuffeld moet worden. De context is een kinderlijke overgave aan verlangen, niet een
,verlangen naar volwassen genitale seks.
De essentie van deze fase is dat het kind oog krijgt voor de eigen mogelijkheden te werven, te
veroveren en te rivaliseren om aandacht en liefde. Het kind beseft dat er ook nog derden in het
spel zijn in de strijd om de exclusieve liefde, en zijn wensen kunnen daardoor beangstigend zijn.
Een belangrijk kenmerk van de psychoanalyse is de gedachte dat de vroege kinderontwikkeling
bepalend is voor het volwassen karakter.
De ontwikkeling van de techniek
Freud schrijft niet alleen een diagnostisch model, maar ook verhandelingen over de techniek.
Twee belangrijke ontdekkingen vormen de basis van Freuds behandelingsmethode:
1. Patiënten werken de behandeling tegen. Weerstand
2. In de behandeling komen de oude conflicten van de patiënt terug in de relatie met zijn
analyticus. Overdracht
De weerstand vindt plaats vanwege angst voor het concreet herbeleven van oude traumatische
angst, maar ook angst voor bewustwording van verdrongen gevoelens die bedreigend zouden
kunnen zijn.
Freud beschrijft hoe het kleine kind in zijn vroege ontwikkeling allerlei soorten angst beleeft:
angst voor vernietiging, achtervolgingsangsten, scheidingsangst, angst voor verlies van het
geliefde object, castratieangst en gewetensangst. Hij ontdekt dat in een behandeling de
bewerking van de weerstand centraal moet staan, waarbij het evenwicht van oplopen en
afnemen van angst productief ontregeld moet worden. Zijn aandacht verschuift van de klachten
naar de patronen van weerstand. Freud noemt verschillende afweermechanismen: een techniek
die het ego gebruikt om driften te beheersen of te kanaliseren.
1. Reactieformatie: Verboden of ongewenste gedachten, wensen of gevoelens omzetten
in het tegengestelde.
2. Projectie: Verboden of ongewenste gedachten, wensen of gevoelens projecteren op de
ander, alsof die ze heeft.
3. Regressie: Het terugkeren naar een eerdere fase van de levensontwikkeling
4. Rationalisatie: Goed praten van slecht gedrag.
5. Sublimatie: Het omzetten van oerdriften in sociaal of maatschappelijk geaccepteerde
vormen.
Het fenomeen overdracht was al in de vroege jaren van de psychoanalyse te zien: patiënten
kunnen buitengewoon heftige gevoelens ontwikkelen ten opzichte van hun behandelaar. Freud
ontdekt dat deze gevoelens een herhaling vormen van oude patronen.
De ontwikkeling van de psychoanalytische beweging
De psychoanalyse ontwikkelt zich tot een grote internationale beweging waarbinnen meerdere
gezichtspunten mogelijk zijn, maar er zijn ook afsplitsingen door andersdenkenden. Freud
probeert de beweging naar zijn hand te zetten op zowel theoretisch als politiek-strategisch
opzicht. Een aantal ‘vrienden’ van Freud splitsen zich af en starten hun eigen stroming.
Op weg naar het einde: Laatste veranderingen
,In 1920 voegt hij naast de al bestaande seksuele drift nog een drift toe: de doodsdrift
(destructieve drift). De mens is immers niet alleen geneigd tot genieten en driftbevrediging, maar
ook gericht op vernietiging.
Deze uitbreiding van het driftmodel leidt tot een andere opvatting over psychische
gezondheid. Het criterium voor gezondheid is niet meer de afwezigheid van verdringen, maar
juist de instandhouding van een zekere mate van verdringing. Deze moet enige bevrediging van
de behoeften mogelijk maken, zonder dat echter de seksuele en agressieve driften het roer
overnemen. Cultuur is nodig voor overleving van de menselijke soort, en omdat daarvoor een
zeker afzien van behoeftebevrediging vereist is, is het onvermijdelijk dat iemand ook altijd een
zekere basale onvrede in zich draagt. De maatschappelijke eisen zouden de mensen juist
beschermen tegen hun eigen destructiviteit.
Freud stelt nu angst, weerstand en afweer centraal en ontwikkelt een meer
homeostatisch idee van psychische gezondheid. Het dynamisch streven is niet langer ontlading
van energie, maar instandhouding van het bereikte psychische evenwicht. Het beeld van de
onderverdeling van de psyche in bewust en onbewust voldoet niet meer.
In zijn privéleven zijn ongewenste internationale ontwikkelingen en zijn gezondheid
voortdurende bronnen van onrust en onvrede voor Freud. Toch blijft hij productief.
Begrippen (p. 33-53)
Wat is nou …?
In ons taalgebruik en de manier waarop we naar verschijnselen van alledag kijken, zijn
psychoanalytische opvattingen zichtbaar. Psychoanalytische veronderstellingen zijn blijkbaar
behoorlijk ingeburgerd. Achtereenvolgens worden een aantal ingeburgerde begrippen en
gedachten bespreken, zoals het oedipuscomplex, het onbewuste, bindingsangst, ego, narcisme
en projectie.
… het oedipuscomplex
Freud gebruikte de klassieke Griekse Oedipusmythe om het verschijnsel te beschrijven dat een
kleuter seksueel werft om de ouder van het andere geslacht en rivaliseert me de ouder van het
eigen geslacht.
Als Freud de mythe voor het eerst in De droomduiding aanhaalt, doet hij dit om de
ontwikkelingsfase te beschrijven waarin jongetjes ernaar verlangen hun moeder voor zichzelf te
hebben en dus wensen dat vader van het toneel verdwijnt. De kleuter wordt bewust van zijn
geslachtsdeel en seksuele verlangens. Freud veronderstelt dat de kleuter weet heeft van het
seksuele verkeer tussen zijn ouders, en dat hij de plaats van vader wil innemen om zelf
seksueel met moeder te verkeren. Hij rivaliseert met vader en maakt hem duidelijk dat hij weg
moet. Al met al bevindt het kind zich in een ontwikkelingsfase die behoorlijk beangstigd kan zijn
door al die fantasieën. De vader zal zijn plaats niet afstaan en gaat ‘natuurlijk’ de rivaliteit met
zijn zoon aan. Het kind wordt bang (castratieangst o.a.), waardoor hij de poging om moeder te
veroveren opgeeft. Hij richt zijn positieve verlangens nu op vader en voelt tegenover moeder
meer de vijandige gevoelens.
Psychoanalytici gaan er vanuit dat elke ontwikkelingsfase goed doorlopen moet worden
,om een gezonde volwassene te worden. Wie daar niet in slaagt, heeft last van neurotische
problematiek. Ook op andere terreinen dan het relationele of het seksuele gebied kunnen
neurotische problemen ontstaan.
Het oedipuscomplex leidde tot hevige reactie, maar of we willen of niet, oedipale verschijnselen
zijn een dagelijkse herkenbare realiteit in de wereld van de kleuter en dat vraagt om een
verklaring. De moderne opvatting is dat de band met de moeder door de biologische en
opvoedingsomstandigheden het sterkst is. Er ontstaat een kerngeslachtelijke en een
rolgeslachtelijke identiteit. De vader is meestal de persoon die meer aanmoedigt om zich los te
maken en de wereld te verkennen. Het kind wil los van haar komen, maar haar ook niet kwijt
raken. Hij rivaliseert met zijn vader over wie de meeste rechten op moeder heeft.
In de tijd van Freud werd het onderscheid tussen kern- en rolgeslachtelijke identiteit nog
niet gemaakt.
… penisnijd
Penisnijd is een heftige emotie van een andere orde: als ik het niet heb, mag jij het ook niet
hebben en ik wil het niet van je krijgen - want dan moet ik je dankbaar zijn - dus maak ik het
kapot. In het klassieke model lopen de ontwikkeling van het jongetje en het meisje parallel tot d
oedipale fase, als beiden het geslachtsverschil ontdekken. Een meisje ontdekt in die fase dat zij
helaas ‘niks’ heeft en een jongetje wel. Dat is niet te verdragen en het kleine meisje voelt zich
ernstig tekort gedaan. Ze voelt nijd, afgunst dat haar dit lichaamsdeel is ontzegd of afgenomen.
Dit kan leiden tot minderwaardigheidsgevoelens of een enorme rivaliteit met mannen in de
volwassenheid.
De kritiek spitst zich toe op de aanname dat de ontdekking dat zij ‘niks’ heeft, cruciaal is
in de ontwikkeling van het meisje: een onhoudbare veronderstelling.
Tegenwoordig zullen psychoanalytici penisnijd beschouwen als een neurotische, ongebruikelijke
ontwikkeling.
… het onbewuste
Freud onderscheid het bewuste, het voorbewuste en het onbewuste. Het zijn geen
waarneembare plekken in de hersenen, maar beschrijvingen van functies. In de latere
theorievorming schuift het voorbewuste naar de achtergrond en blijft de dynamiek tussen het
bewuste en het onbewuste over.
Het onbewuste ontstaat omdat we onaangename gevoelens en gedachten zoveel
mogelijk willen mijden: we ervaren liever lust dan onlust. We verdringen het uit ons bewustzijn
naar het onbewuste; dit gebeurt onbewust. Er is daar nauwelijks sprake van ordening en er
gelden wetten van logisch denken: het denkproces is puur associatief (‘primair-procesdenken’).
Omdat de wetten van de logica zijn losgelaten, kan in het onbewuste ook iets creatiefs tot stand
komen. Freud veronderstelde vroeger dat het onbewuste statisch is: traumatische en
conflictbeladen herinneringen zijn als een foto opgeslagen.
Tegenwoordig wordt het ‘onbewuste’ ondersteund door resultaten uit cognitief-
psychologisch, neurobiologisch en geheugenonderzoek. Maar, anders dan Freud dacht, weten
we uit geheugenonderzoek dat de inhoud van het onbewuste niet statisch maar dynamisch is.
Het is een bewerkte versie van de werkelijkheid wat in het onbewuste terecht komt. Daarnaast
,bestaat het onbewuste niet uit verdrongen emotionele inhouden. De inhouden van het
onbewuste zijn gebaseerd op emoties en/of denken. Het kan ook positief zijn.
Een andere bijstelling van de theorie over het onbewuste betreft de lotgevallen van de
vroegkinderlijke ervaringen. Tegenwoordig maakt men in de neurowetenschappen een
onderscheid tussen impliciet en expliciet geheugen.
● Impliciet geheugen ontstaat als een baby of een peuter aangename en onaangename
ervaringen opslaat als vage toestanden van welbevinden of onrust. Zo ontstaat een
blauwdruk van zelftoestanden met bijbehorende manieren van omgaan met eigen
behoeften en met anderen, op grond waarvan volgende ervaringen worden opgeslagen.
● Expliciet geheugen ontstaat als het kind in staat is symbolen en taal te hanteren. Het
heeft nu voldoende zelfbewustzijn om over een situatie te kunnen nadenken in plaats
van er helemaal in te zijn.
In behandelopzicht is nu ‘doorvoeld inzicht’ in eigen conflicten nodig om te veranderen.
…bindingsangst
Bindingsangst is een angst die deel uitmaakt van een groter geheel. Immers, alleen wie
gevonden is, kan zich losmaken. Binding en losmaking zijn dus altijd met elkaar verbonden. Elke
keer dat je je bindt, bestaat ook de dreiging dat je verlaten wordt: bindingsangst en
verlatingsangst zijn nauw verbonden. Als dit proces in de vroege kinderjaren niet veilig is
verlopen, zullen de onbewuste conflicten daarover in het volwassen leven terugkomen in
partnerrelaties en vriendschappen.
Bindingsangst kent in het dagelijks leven vele verschijningsvormen, maar steeds is
daarin het thema van afstand en nabijheid te herkennen. Dat bindingsangst meer bij mannen
voor zou komen, is te verklaren doordat zij meer afstand nemen van hun moeder en minder
gericht zijn op het vasthouden van een relatie. Wellicht ervaren mannen het verlies van die band
sterk en zijn zij daarom voorzichtig om opnieuw zo’n band aan te gaan. Meisjes moeten
enigszins vasthouden aan hun moeder, omdat zij het identificatieobject is voor de
rolgeslachtelijke identiteit. Vrouwen zijn daarom meer gericht op relaties. Vrouwen zouden de
kleffe variant van bindingsangst hebben en mannen de afstandelijke variant.
...een ego
Ego ligt in de sfeer van zelfwaardering en dat lijkt in niets op de oorspronkelijke betekenis. Het Ik
(ego) is verbonden met Freuds model van innerlijk functioneren. Er waren volgens hem drie
innerlijke instanties die het functioneren van de psyche beschrijven.
● Es: seksuele en agressieve driften
● Ik: bemiddelt tussen de verlangens vanuit het Es enerzijds en de eisen van de externe
realiteit en het boven-Ik anderzijds
● boven-Ik: verinnerlijkte normen en waarden en een Ik-ideaal
...narcisme
Een narcist is ijdel, egocentrisch en van zijn eigen grootheid vervult.
Ook dit baseerde Freud op een Griekse mythe: Narcissus. Narcissus was chronisch verveeld,
maar toen hij zijn eigen spiegelbeeld zag werd hij verliefd en verloor alle interesse in de
, omringende wereld.
In Freuds theorie is een narcist iemand die seksuele energie op zichzelf richt en daardoor
vastloopt in zijn ontwikkeling.
Later is ook een positieve invulling van het begrip ontstaan. Het idee is at het kind aan
deinteractie met zijn ouders een zelf ontwikkeld, een deel van de psyche waarin allerlei
gevoelens over de eigen identiteit samenkomen. Het Ik is verbonden met beheersing, zelf is
verbonden met emoties en beleving van identiteit.
Het kind moet zichzelf gespiegeld zien in de blikken van zijn ouders. Om zich veilig te
voelen heeft hij de band met zijn ouders nodig, hij kan nog niet op zichzelf bestaan. Daarom zal
het kind zich identificeren met de behoeften van zijn ouders en zo contact met hen houden.
De analyticus ziet dat mensen met sterk narcistische trekken vaak een lage zelfwaardering
moeten compenseren. Dat kan op twee manieren gebeuren:
1. De ‘openlijke narcisten’ zijn mensen die hun gevoel van zelfwaardering ontlenen aan de
bewonderende blikken van de ander.
2. De ‘verborgen narcistische trekken’ vinden we bij mensen die in een deels onbewuste
fantasiewereld grootheidsfantasieën koesteren om het kwetsbare zelfgevoel te stutten.
(bescheiden mensen)
In de relatie met openlijke en verborgen narcisten is de vrijheid in de relatie voor de ander
gering. Voor zowel de openlijke als de verborgen narcist dreigt voortdurend dat zijn grootheid
wordt gekwetst en dat hij terechtkomt in een depressie van lage zelfwaardering en innerlijke
leegte.
Tegenwoordig wordt narcisme ook gezien als een gezonde ontwikkeling. Het kind moet
een poosje mateloze bewondering van ouders ervaren.
...projectie
Projectie is het fenomeen dat iemand een conflictbeladen gevoel niet herkent als bij zichzelf
horen, maar bij een ander waarneemt. Het verschijnsel is een ‘gewoon’ onderdeel van een
compromisoplossing, van de manier waarop we onbewust omgaan met bedreigende gevoelens.
Het is een van de zogenaamde afweermechanismen.
De afweermechanismen projectie en externalisatie dragen meestal niet goed genoeg bij
tot een adequate compromisoplossing. Er blijft een restant angst over: bij projectie is immers de
ander boos op jou en bij externalisatie ben jij boos omdat de ander je dat maakt.
Hedentendage (p. 15-32)
Dit is psychoanalyse
Eeuwig iets achter de dingen zoeken
Een psychoanalyticus zoekt niet meteen naar oplossingen, maar stelt eerst een heleboel
vragen. Het is de vraag wat een cliënt innerlijk drijft die van belang is. De analyticus zoekt naar
de individuele betekenis die iemand aan zijn gedrag of emoties geeft door steeds een
vraagteken te zetten bij wat de cliënt zegt. Zo probeert hij een ander licht op het schijnbaar
vanzelfsprekende te werpen. Problemen die rationeel niet te begrijpen zijn, maar emotioneel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller s2759470. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.93. You're not tied to anything after your purchase.