Persoonlijkheids-, Klinische en Gezondheidspsychologie (6461PS005Y)
Institution
Universiteit Leiden (UL)
Dit document bevat uitgebreide college-aantekeningen voor het vak PKG. Als je een hoorcollege hebt gemist of niet zelf hebt kunnen uitwerken, heb je aan deze samenvatting als het goed is voldoende. Alle stof die wordt besproken in de hoorcolleges, komt in deze samenvatting aan bod.
Persoonlijkheids-, Klinische en Gezondheidspsychologie (6461PS005Y)
All documents for this subject (33)
1
review
By: leonardovansteenis • 1 year ago
Seller
Follow
annevieveen
Reviews received
Content preview
Persoonlijkheids- klinische en
gezondheidspsychologie
Uitgewerkte college-aantekeningen
,Hoorcollege 1: Angststoornissen
Maandag 14 november 2022
Prevalentie van psychische stoornissen
Wereldwijd ontwikkelt één op de vier mensen op enig moment een psychische stoornis. In Europa komt
dit neer op ongeveer 118 miljoen mensen met een psychische stoornis. Dit levert lijden en
belemmeringen op voor de persoon zelf, maar ook voor de omgeving. Het hebben van een psychische
stoornis verhoogt de kans op het krijgen van fysieke aandoeningen (bv. hart- en vaatziekten) en maakt de
behandeling van ziektes meer complex. De geschatte behandelkosten van psychische stoornissen in
Europa zijn 436 biljoen euro, als we kijken naar Nederland alleen, dan gaat het om 6,76 biljoen euro.
Angststoornissen
Wanneer is er eigenlijk sprake van een angststoornis? Omgaan met angst is een van de oudste systemen
in ons lichaam, we delen dit systeem met alle diersoorten. Angst is een normale, functionele reactie op
een objectief bedreigende situatie als:
a) De ernst van de angstklachten past bij de situatie;
b) De angst vermindert als de dreiging weer voorbij is;
c) De angst leidt tot adaptief gedrag om met deze dreiging om te gaan.
In ons lichaam zijn het sympathisch zenuwstelsel en de HPA-as betrokken bij het ervaren van angst. Bij
het ervaren van dreiging zal eerst het sympathische zenuwstelsel “aan gaan”. Deze activatie vindt direct
na de stressor plaats, en wordt verspreid aan de hand van het hormoon adrenaline (= catecholamines).
Kenmerken van de activatie zijn onder andere: verhoogde hartslag, verwijde pupillen, inhibitie van het
verteringsstelsel, inhibitie van de blaascontractie en stimulatie van een orgasme. Het zenuwstelsel
werkt ook subliminaal, wat betekent dat het kan reageren op prikkels die niet bewust zijn waargenomen
door het individu. Pas 20-30 minuten na de stressor wordt de HPA-as in ons lichaam actief, door de
verspreiding van het hormoon cortisol. De hypothalamus geeft een releasing factor af aan de hypofyse
voorkwab, die op zijn beurt ACTH afgeeft aan het bloed. Dit begeeft zich naar de bijnierschors, waar
vervolgens cortisol wordt gemaakt en afgegeven aan het bloed.
→ Adrenaline zorgt voor activatie van het salience network in ons brein, waartoe onder andere
de insula en amygdala behoren. Deze structuren zijn belangrijk voor ons geheugen en zorgen er dus voor
dat de situatie goed wordt opgeslagen, zodat je van deze stressor kan leren voor in de toekomst. Je kan
dit zien als het inbouwen van een alarmpje na een bedreigende gebeurtenis. Het salience network
onderdrukt dan weer het executive control network. Wanneer de dreiging weer is verdwenen en cortisol
de overhand heeft gekregen, zorgt dit hormoon weer voor het normaliseren van de hersenactiviteit.
Angst is alleen disfunctioneel als het onrealistisch en excessief is, als het lang aanhoudt nadat de
dreiging is verdwenen (of al optreedt voordat er überhaupt dreiging is) en/of als de angst leidt tot
gevaarlijk gedrag. Dit wordt samengevat met “De vier D’s”:
● Deviance: gedachten, gedrag en emoties die worden gezien als onacceptabel of ongewoon door
de cultuur waartoe een individu behoort (bv. 50 keer per dag je handen wassen);
● Distress: negatieve gevoelens voor het individu (bv. angst voor ziekte of last van de dwang);
● Dysfunction: gedrag of gedachten beperken het vermogen van het individu om normaal te
functioneren in het dagelijks leven (bv. niet meer kunnen werken of uit huis durven);
● Danger: gevaarlijk of agressief gedrag gericht op het individu of anderen (bv. self harm).
Intrusies zijn normaal en universeel. Angstpatiënten hebben alleen vaak een andere interpretatie en
reactie op deze intrusies dan “gezonde mensen”. Zij geven deze intrusies vaak meer betekenis en zien
het als minder triviaal/toevallig. Daarnaast handelen ze vaker naar hun intrusies. Ze proberen de
intrusies onder controle te krijgen door te piekeren of rumineren; of ze proberen de intrusies te
vermijden door hun gedachten te onderdrukken, afleiding te zoeken of situaties te gaan vermijden.
De DSM betreft gemaakte afspraken door een groep experts over de classificatie van stoornissen. De
voordelen hiervan zijn groot, denk maar aan communicatie onder professionals (zowel op klinisch vlak als
bij onderzoek), maar ook voor het onderwijzen.
De nadelen zijn echter ook groot, zo brengt het stigma met zich mee. De comorbiditeit is groot:
het is zelden zo dat er maar één diagnose gesteld kan worden bij een individu met mentale problemen,
1
,dus is het categoriseren van stoornissen op deze manier niet een beetje achterhaald? Daarnaast neemt
de prevalentie van stoornissen toe, wat moeten we daarmee?
De verschillende typen angststoornissen vertonen een grote overlap in symptomen, maar de focus van
de angst is bij elk type net weer anders. Centraal in ALLE angststoornissen staan paniekaanvallen. Dit
gaat samen met hartkloppingen, zweten, trillen, benauwdheid, stikken, pijn op de borst, misselijkheid,
duizeligheid, angst om controle kwijt te raken, angst om dood te gaan, paresthesie (stoornis in de
sensatie van gevoel, bijvoorbeeld eerst heel koud zijn en daarna warm).
Hieronder volgen de belangrijkste kenmerken van een aantal angststoornissen:
● Paniekstoornis (PS): frequente en/of spontane paniekaanvallen, waarbij men probeert om het te
vermijden zich onveilig te voelen en probeert om geen paniekaanval meer te krijgen. Vaak levert
dit vermijden meer last op voor het individu dan de paniekaanvallen zelf.
● Gegeneraliseerde angststoornis (GAS): constant zorgen maken met daarbij fysieke symptomen.
Deze stoornis wordt ook nog wel eens de piekerstoornis genoemd.
● Obsessief compulsieve stoornis (OCD): excessieve en herhalende gedachten en gedragingen. Er
bestaat vaak een angst dat er iets gevaarlijks gaat gebeuren, waar dat individu dan vervolgens
verantwoordelijk voor is, en alleen hij/zij kan dat voorkomen met bepaald gedrag.
● Sociale angststoornis (SAS): de focus ligt op schaamte en het voor schut staan in sociale
situaties, het individu is dan ook bang om zichzelf voor gek te zetten en denkt dat anderen
negatief over hem/haar denken.
● Posttraumatische stressstoornis (PTSS): gedachten en ervaringen die teruggrijpen op een
traumatische gebeurtenis. Een heftige gebeurtenis kan leiden tot een angst dat dit nog een keer
kan gebeuren, waar men ook fysiek op kan reageren.
Een angststoornis komt zelden alleen voor… Er bestaat een grote overlap tussen symptomen van de
verschillende angststoornissen en de symptomen van depressie. Maarliefst 60% van de mensen met een
angststoornis heeft ook te maken met een volledige depressie, wat de behandeling meer complex
maakt. Denk aan symptomen als vermoeidheid, slaapproblemen of problemen met concentratie.
Daarnaast bestaat er ook een kans dat een individu na de behandeling terugvalt naar een andere
angststoornis.
→ Angststoornissen hebben stoornis-specifieke processen, maar ook transdiagnostische
processen. Dit betekent dat het proces voorkomt bij verschillende typen angststoornissen.
→ Risicofactoren voor het ontwikkelen van een angststoornis zijn: een jongere leeftijd, lager
opgeleid zijn, alleenwonend, een lager inkomen, een niet-westerse achtergrond en een hogere
urbanisatiegraad. Deze factoren focussen zich allemaal op meer stress/prikkels of minder steun!
Sociale angststoornis
In de DSM worden de volgende criteria genoemd voor een sociale angststoornis:
A. Duidelijke angst voor een sociale situatie(s) waarin betrokkene wordt blootgesteld aan mogelijke
kritische beoordeling door anderen.
B. Betrokkene vreest dat hij of zij zich zodanig zal gedrag of in zo’n mate angstverschijnselen zal
vertonen dat anderen hierover negatief zullen oordelen (bv. blozen).
C. De sociale situaties roepen bijna altijd angst of vrees op.
D. De sociale situaties worden vermeden, of alleen verdragen met intense angst of vrees.
E. De angst of vrees is buitenproportioneel ten opzichte van het werkelijke gevaar.
F. De angst, vrees of vermijding is persisterend en duurt zes maanden of langer.
Daarbij moet er sprake zijn van een klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het dagelijks
functioneren om de diagnose van sociale angststoornis te kunnen stellen.
→ De prevalentie van SAS is 5-15%. De meeste mensen die deze stoornis ontwikkelen doen dit
rond de schoolleeftijd/pubertijd. Er zijn significant meer vrouwen met deze stoornis dan mannen. Tot
slot kent deze stoornis een chronisch beloop, als het niet wordt behandeld.
Het diathese-stress model
Een van de mogelijke oorzaken van angststoornissen wordt uitgelegd door het diathese-stress model.
Dit model stelt dat er twee dingen nodig zijn voor het ontwikkelen van een stoornis: een zekere
(aangeboren) kwetsbaarheid en een trigger/stress. De kwetsbaarheid kan het gevolg zijn van biologische
factoren (genen of hersenafwijkingen), sociale factoren (chronische stress of maladaptieve opvoeding)
2
, en psychologische factoren (maladaptieve cognities of onbewuste conflicten). Een stressor kan ook op
deze verschillende niveaus voorkomen, denk respectievelijk aan een ziekte, traumatische ervaring of het
beschadigen van je vertrouwen in een ander.
→ Hoe zit dat bij SAS? De erfelijkheid van deze stoornis ligt op 30-50%. Andere risicofactoren
zijn een verlegen temperament, een negatieve aandachtsbias (focus op negatieve sociale cues), een
verminderde habituatie of een verlaagde hartslag variabiliteit (HRV). Uit onderzoek blijkt dat het laten
zien van een boos gezicht bij iedereen leidt tot activatie van de amygdala, maar bij mensen met SAS
houdt deze activatie veel langer aan dan bij “gezonde proefpersonen”. Dit verschijnsel zie je veel binnen
families, vandaar de relatief grote erfelijke factor. Sociale factoren die een rol spelen zijn overkritische/
overbeschermende/verwaarlozende ouders. Tot slot is een veel voorkomende trigger voor SAS pesten.
Paniekaanval & Paniekstoornis
In de DSM worden de volgende criteria genoemd voor een paniekaanval, waarbij men aan minimaal vier
van deze symptomen moet voldoen:
1) Somatische symptomen: verhoogde hartslag, benauwdheid, pijn op de borst, gevoel van stikken,
trillen, zweten, misselijkheid, duizeligheid, gevoelloosheid/tintelingen, plotseling heel koud of
heel heet, depersonalisatie (bv. alsof je van buitenaf naar jezelf kijkt);
2) Cognitieve symptomen: angst om dood te gaan of angst om de controle te verliezen.
In de DSM worden de volgende criteria genoemd voor een paniekstoornis:
A. Recidiverende onverwachte paniekaanvallen waarbij er sprake moet zijn van een angst om dood
te gaan of een angst om de controle te verliezen/gek te worden.
B. Minstens één van de aanvallen is gevolgd door een maand (of langer) van één van het volgende:
a. Persisterend bezig zijn met of bezorgd zijn over nieuwe paniekaanvallen;
b. Een significante, maladaptieve gedragsverandering.
C. De stoornis kan niet worden toegeschreven aan fysiologische effecten van een middel.
D. De stoornis kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis.
Daarbij moet er sprake zijn van een klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het dagelijks
functioneren om de diagnose van sociale angststoornis te kunnen stellen.
→ De prevalentie van een paniekstoornis is 2-5%, waarbij de gemiddelde leeftijd bij aanvang ligt
rond de 20-30 jaar oud. Er zijn opnieuw relatief meer vrouwen die aan deze stoornis leiden dan mannen.
De mate van erfelijkheid ligt op 30-50%.
Cognitieve theorie achter een paniekaanval
Een paniekstoornis wordt gekenmerkt door een negatieve, vicieuze cirkel. Het begint vaak met
lichamelijke sensaties, zoals het voelen van hartkloppingen of benauwdheid. Deze sensaties worden
vaak heel negatief geïnterpreteerd, dit noem je catastrofische misinterpretaties (bv. “Ik krijg geen lucht,
ik ga dood!”). Deze interpretaties leiden uiteraard tot angst. Die angst kan aanleiding geven tot een
negatieve aandachtsbias, waarbij men extra gefocust is op negatieve lichamelijke sensaties. Maar ook
de angst zelf kan direct deze hyperfocus op lichamelijke sensaties stimuleren.
Posttraumatische stressstoornis
In de DSM worden de volgende criteria genoemd voor een posttraumatische stressstoornis:
A. Terugkerende, onvrijwillige en intrusieve herinneringen (bv. flashbacks en nachtmerries).
B. Vermijding van prikkels die men associeert met de gebeurtenis (bv. mensen, plaatsen,
gesprekken, activiteiten, voorwerpen of situaties, maar ook gedachten of gevoelens).
C. Negatieve cognities en een negatieve stemming.
a. Aanhoudende en overdreven negatieve overtuigingen of verwachtingen over zichzelf,
anderen of de wereld (bv. “Ik ben slecht” of “De wereld is door en door gevaarlijk”).
b. Gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen.
D. Arousal en reactiviteit
a. Overdreven schrikreacties, hypervigilantie (chronische staat van verhoogde alertheid).
b. Prikkelbaar gedrag en woede-uitbarstingen.
c. Slaapproblemen.
Hierbij moet altijd worden gespecificeerd of er ook sprake is van dissociatieve symptomen (zie HC02).
→ Ongeveer 5-15% van de mensen die een traumatische gebeurtenis meemaken ontwikkelt
hierna PTSS. Met name intieme en intentioneel trauma’s verhogen dit risico. Zo is de kans op PTSS na
seksueel misbruik veel groter dan na het meemaken van een natuurramp. Andere risicofactoren zijn:
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annevieveen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.