Samenvatting boek Inleiding in de gerontologie en geriatrie
56 views 4 purchases
Course
Geriatrie en veroudering (AB_470146)
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Book
Inleiding in de gerontologie en geriatrie
Uitgebreide samenvatting van het boek Inleiding in de gerontologie en geriatrie van het vak Geriatrie en Veroudering van de opleiding Gezondheidswetenschappen aan de VU.
Samenvatting ‘Inleiding in de gerontologie en geriatrie’:
Hoofdstuk 1:
Veroudering: probleem of succes?:
De veroudering van de bevolking is een van de meest ingrijpende demografische veranderingen
waarmee ons land ooit werd geconfronteerd. Sommigen zien dit demografische proces vooral als
oorzaak van maatschappelijke knelpunten, zoals de stijgende kosten van de zorg, de houdbaarheid
van ons pensioenstelsel, het gebrek aan innovatie en het afnemende concurrentievermogen.
Vergrijzing heeft in hun ogen een slechte naam: het is een probleem en dat probleem moet worden
opgelost. Anderen benadrukken juist de mogelijkheden die de veroudering biedt; zij wijzen op het
rijke potentieel dat een oudere bevolking herbergt en op de economische mogelijkheden van een
‘silver economy’.
Kleinere gezinnen en langer leven:
Bij veroudering gaat het over verschuivingen in de leeftijdsopbouw van de bevolking. Daarbij worden
2 fasen onderscheiden: het afnemen van het aandeel jongeren in de bevolking (ook wel aangeduid
als de ‘ontgroening’ van de bevolking) en het toenemen van het aandeel ouderen (‘de vergrijzing’).
Kort gezegd gaat het om kleinere gezinnen en langer leven. De stijging van de levensduur is het
directe gevolg van aanhoudende investeringen in hygiënische voorzieningen, vooruitgang in de
medische zorg en veranderingen in leefstijl. Dat deze stijging van de levensduur in de rijke landen al
meer dan een eeuw aanhoudt, kan worden gezien als een van onze grootste verworvenheden.
Een zaak van lange adem:
De geboortedaling zette al aan het begin van de twintigste eeuw in en werd slechts onderbroken
door de periode rond de Tweede Wereldoorlog, met de welbekende naoorlogse babyboom als meest
in het oog springende uitzondering. Naast de structurele veroudering van de bevolking ten gevolge
van de daling van het geboorteniveau (ofwel het vruchtbaarheidscijfer) en de stijging van de
levensverwachting, levert het ouder worden van de babyboomgeneratie een extra, zij een tijdelijke,
bijdrage aan de veroudering.
Ook de tweede oorzaak van de veroudering, de stijging van de gemiddelde levensverwachting, is een
zaak van lange adem. Over de hele periode is er een forse winst aan levensjaren geboekt. Aan het
begin van de twintigste eeuw leefden Nederlandse vrouwen gemiddeld ongeveer 49 jaar. Alleen ten
tijde van de Spaanse-griepepidemie van 1918-1919 en de Tweede Wereldoorlog werd de stijgende
trend tijdelijk onderbroken. Tegenwoordig is de gemiddelde levensverwachting van Nederlandse
vrouwen bij de geboorte ruim 83 jaar, die van Nederlandse mannen ruim 80 jaar. Tussen 1950 en de
jaren 80 was het verschil tussen mannen en vrouwen opgelopen van nog geen 2,5 tot ruim 6,5 jaar.
Daarna is het weer afgenomen tot het huidige verschil van 3 jaar. Het verschil in levensverwachting
tussen mannen en vrouwen hangt voor een deel samen met het verschil in rookgedrag.
Verschillende tinten ‘grijs’:
Dat de veroudering tussen de verschillende leeftijdsgroepen door de veroudering zullen verschuiven
in het voordeel van de oudere generaties, is duidelijk. Vaak wordt daarbij gesproken van een
toenemende vergrijzing. Toch is deze vergrijzing geen zwart-witverhaal: veel hangt immers af van
hoe wij ‘ouder’ of ‘grijzer’ definiëren; welke leeftijdsgrenzen we gebruiken. Een veelgebruikte
indicator van vergrijzing is het percentage 65-plussers in de bevolking.
,Maar hoewel het aandeel ouderen vaak als maat wordt gebruikt voor de vergrijzing, is het doorgaans
de zogenoemde ‘grijze druk’ waar beleidsmakers zich het meeste zorgen om maken. De grijze druk is
de verhouding in omvang tussen de groep ouderen en de potentiële beroepsbevolking. In
internationale statistieken wordt deze verouderingsindicator vaak gedefinieerd als: de bevolking van
65 jaar en ouder, gedeeld door de bevolking van 20-64 jaar. Ook deze verouderingsindicator duidt op
een sterke toename van de vergrijzing in de komende decennia.
De arbeidsparticipatie van ouderen stijgt al jaren, vooral die van vrouwen, en steeds meer ouderen
zijn ook na hun pensionering actief op de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn er steeds meer ouderen vaker
actief in het vrijwilligerswerk en nemen zij in familieverband een aanzienlijk deel van de zogenoemde
intergenerationele steun voor hun rekening. Ouderen leveren daarmee een forse bijdrage aan de
samenleving.
Als mensen tot op hogere leeftijd vitaal blijven, ligt het voor de hand om de leeftijdsgrens waarboven
iemand als ‘oud’ wordt beschouwd mee te laten variëren. Zeker nu met het verhogen van de AOW-
leeftijd de traditionele leeftijdsgrens van 65 jaar niet langer gekoppeld is aan de ‘actieve levensfase’.
Als voorbeeld veronderstellen we, vergelijkbaar met de huidige regels voor het verhogen van de
AOW-leeftijd, dat de leeftijd waarop iemand als ‘oud’ wordt beschouwd in dezelfde mate toeneemt
als de stijging van de levensverwachting. Als ijkpunt nemen we een gemiddelde resterende
levensverwachting van 18 jaar. Ook zal het aandeel ouderen in de bevolking nog toenemen, maar zal
op het hoogtepunt van de vergrijzing niet 26% van de inwoners tot de ouderen worden gerekend,
maar 21%. Als traditionele leeftijdsgrenzen vervagen, levert de veroudering beduidend minder ‘druk’
op. Het aanbrengen van nuancering is dan ook zeker zinvol en maakt nogmaals duidelijk dat het over
1 kam scheren van ‘ouderen’ een goed begrip van veroudering in de weg staat.
Meer gezonde levensjaren?:
Omdat het geboorteniveau al zo lang min of meer stabiel is, met relatief kleine tijdelijke
schommelingen, ligt een structurele verandering van het geboortepatroon niet voor de hand.
In het verleden werd de grootste winst in levensverwachting vooral behaald met het terugdringen
van de sterfte op jongere leeftijd, vooral de kindersterfte, en met de strijd tegen besmettelijke
ziekten. Veel verder dalen dan het huidige niveau kan de sterfte op jonge leeftijd niet meer. In
recente decennia werd vooral winst geboekt op middelbare leeftijden met de succesvolle strijd tegen
hart- en vaatziekten. Voor het toekomstige verloop van de sterfte is het vooral belangrijk wat er bij
hogere leeftijden gebeurt. Daar zal de meeste levenswinst moeten worden behaald. Net als bij de
middelbare leeftijden zal dit moeten gebeuren door betere preventie en betere medische zorg.
Omdat er op hogere leeftijd vaak sprake is van complexe, veelal chronische aandoeningen en
zogenoemde multimorbiditeit, is het effect op de levensverwachting van verbeteringen in de
preventie en de medische zorg lastig in te schatten. Ook oudere generaties profiteren al flink mee
van de levenswinst. Het uitstel van sterfte tot hogere leeftijden neemt niet weg dat een periode van
toenemende kwetsbaarheid, zorgbehoefte en afhankelijkheid kenmerkend zal blijven voor een deel
van de laatste levensfase. De cijfers over gezonde levensverwachting laten echter zien dat deze fase
voor velen naar hogere leeftijden verschuift. Sinds het begin van deze eeuw zijn de extra jaren vooral
doorgebracht in een goede geestelijke gezondheid en zonder ernstige beperkingen. Ook is winst
geboekt in het aantal jaren dat ouderen hun gezondheid als goed hebben ervaren. Het aantal jaren
zonder chronische ziekten, dat toch al veel lager ligt, is in deze periode licht afgenomen. Mogelijke
oorzaken hiervoor zijn betere diagnoses, waardoor eerder wordt ontdekt of iemand een chronische
ziekte heeft, hogere overlevingskansen voor diverse ziekten en een toename van overgewicht. Wel
voelen ouderen met een chronische ziekte zich steeds vaker gezond en hebben ze minder last van
,beperkingen, waardoor veel ouderen ondanks een chronische aandoening toch langer actief kunnen
blijven.
Veroudering raakt de hele wereld:
De veroudering van de bevolking beperkt zich niet tot ons land maar raakt, vroeger of later, de hele
wereld. Het tempo waarin landen vergrijzen verschilt enorm doordat de geboortecijfers en
levensverwachting per land verschillen.
Europa behoort tot de voorlopers als het gaat om lage vruchtbaarheid en hoge levensverwachting.
Deze veroudering in vruchtbaarheid en sterfte leiden niet alleen tot een verschillende mate, maar
ook tot een verschillende timing van veroudering.
Er zijn grote verschillen in het tempo waarin het aandeel ouderen in een land verdubbelt.
Hoewel de veroudering nu nog het verst gevorderd is in de rijkere landen, zal het tempo ervan in de
toekomst hoger zijn in de armere landen.
Uitdagingen en aanpassingen:
Uiteraard roepen de ingrijpende verschuivingen in de leeftijdsopbouw van de bevolking ook nieuwe
uitdagingen op. Het is goed om ons op deze uitdagingen te richten en te leren van ervaringen om ons
heen. Want terug naar een jongere leeftijdsopbouw is geen realistische optie: de terugkeer van de
kinderrijke gezinnen van weleer ligt niet in de rede en hetzelfde geldt voor het afremmen van de
vooruitgang in de levensduur. En migratie zal slechts in beperkte mate de gemiddelde leeftijd terug
kunnen dringen.
Als de terugkeer naar een jongere bevolking dus geen realistische keuze is, zal onze samenleving zich
aan de veranderende demografische omstandigheden moeten aanpassen. Het stimuleren van de
arbeidersparticipatie van ouderen en het verhogen van de pensioenleeftijd zijn hier voorbeelden van,
maar ook het bevorderen van de mogelijkheden van ouderen om langer zelfstandig te blijven wonen.
Zeker als we blijven investeren in gezondheid, maar ook in opleiding en ‘levenslang leren’, kunnen
ouderen langer actief blijven. De mogelijkheden van een oudere bevolking worden hierdoor beter
benut, waardoor ook de (zorg) kosten die met veroudering gepaard gaan beter kunnen worden
opgevangen.
Voor landen met een hoog verouderingstempo zal het aanpassen van de samenleving aan de
veroudering nog moeilijker zijn. Vooral de snelheid waarmee de veroudering in de armere landen
voortschrijdt baart zorgen, omdat veel van deze landen het risico lopen ‘eerder oud dan rijk’ te
worden, terwijl westerse landen ‘rijk waren voordat ze oud werden’. Ouder en armer is geen
aanlokkelijke combinatie.
Hoofdstuk 2:
Inleiding:
Biologische veroudering van het individu is het proces van fysiologische achteruitgang waardoor de
kans op overlijden vergroot. De basis van deze degeneratie is het ontstaan van schade aan
moleculen, cellen en weefsels. de schade aan macromoleculen wordt veroorzaakt door blootstelling
aan verschillende schadelijke stoffen. De ophoping van moleculaire en cellulaire schade over de tijd
treedt op in alle biologische organismen. Dit gebeurt echter met variabele snelheid door verschillen
in de stofwisseling en in reparatiesystemen.
, De consequentie van de ophoping van schade is dat cellen en weefsels niet optimaal functioneren en
het organisme kwetsbaar wordt voor nadelige omgevingsfactoren. Uiteindelijk raakt de balans tussen
interne fysiologische processen onderling (homeostase) aangetast. Dit is vooral zichtbaar bij de
versnelde veroudering die optreedt bij patiënten met mutaties in DNA-reparatiegenen. Daarnaast
speelt willekeur een rol. Elk individu heeft door deze willekeur een geheel eigen
verouderingssnelheid. De snelheid van veroudering is dus de resultante van de omgeving, de
kwaliteit van de reparatieprocessen en van kansprocessen.
4 typen verouderingsonderzoek in de mens:
Er zijn 4 typen verouderingsonderzoek te onderscheiden die in de mens worden verricht. Ten eerste
beschrijvend onderzoek, dat het verloop van biologische en fysiologische kenmerken van
veroudering in kaart brengt. Dergelijk onderzoek heeft veel inzichten gegeven in veroudering over de
levensloop, de rol van de vroege omgeving hierbij en de mate waarin het verlies van gezondheid op
middelbare leeftijd verband houdt met verlaging van de (gezonde) levensverwachting.
Ten tweede het biomarkeronderzoek, dat factoren onderzoekt die voorspellen hoe snel het
verouderingsproces verloopt bij populaties en individuen en wat dit verloop voorspelt over de kans
op ziekte, comorbiditeit en mortaliteit. Biomarkeronderzoek heeft al veel risicofactoren voor ziekte
geïdentificeerd, maar het onderzoek naar indicatoren van biologische leeftijd is nog in volle gang.
Verouderingsonderzoek in de mens heeft indicatoren van de biologische leeftijd nodig om
veroudering als fenotype te kunnen bestuderen in het stadium van de levensloop waarin nog geen
sprake is van ziekte. Dergelijke indicatoren zijn gebaseerd op fysiologische fenotypen die zijn
voortgekomen uit het beschrijvende onderzoek of gebaseerd op moleculaire profielen.
Ten derde het etiologisch onderzoek naar biologische mechanismen, gericht op de fysiologie van
veroudering binnen personen en hun weefsels. Dit type onderzoek heeft bij ouderen en langlevende
families aangetoond hoezeer tal van verouderingsfenotypen worden bepaald door metabole en
immuungelieerde mechanismen.
Ten vierde experimenteel onderzoek met een preventief of behandelend doel, dat door middel van
interventies gezonde veroudering beoogt te stimuleren en fysiologische achteruitgang poogt af te
remmen. Hieronder vallen leefstijlinterventies gericht op preventie of behandeling van specifieke
problemen. Daarnaast valt hieronder de zogeheten geroscience, interventies voortkomend uit
mechanistisch verouderingsonderzoek.
De rol van genen bij verouderingsziekten:
Uit etiologisch onderzoek bij tweelingen en families werd geconcludeerd dat erfelijke factoren van
groot belang zijn bij de ontwikkeling van verouderingsziekten. Dit leidde tot de aanzet van
genenonderzoek voor tal van verouderingskenmerken en ziekten.
Zo werden er 2 varianten (polymorfismen) in het apolipoproteïne E (APOE-)gen, dat betrokken is bij
lipoproteïne- en lipidentransport door vaten en hersenen, geïdentificeerd die verschillen in
genfunctie markeren. Deze polymorfismen zijn geassocieerd met een verhoogd risico op dementie.
Voor dementie werden naast APOE nog 18 genen gevonden die de gevoeeligheid voor ‘late onset
Alzheimer’s disease’ (LOAD) bepalen en samen 47% van het populatierisico verklaren. Daarnaast
vond men 3 genen die cognitief functioneren bepalen. Vanuit het genenonderzoek heeft men
polygene risicoscores gemaakt die iets weergeven van het persoonlijk genetisch risico van mensen op
een veelheid van verouderingsziekten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller taraloos11. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.