Uitgebreide samenvatting van het boek Wat is Wetenschap? van het vak Reflectie op Gezondheidswetenschappen van de opleiding Gezondheidswetenschappen aan de VU.
Hoofdstuk 1, 2, 4, 6, 7, 8, 9 en 10
February 16, 2023
36
2020/2021
Summary
Subjects
gezondheidswetenschappen
gzw
gezondheidsfilosofie
gezondheidsgeschiedenis
wetenschapsfilosofie
wetenschapsgeschiedenis
wat is wetenschap
boe
vu
vrije universiteit
reflectie op gezondheidswetenschappen
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Gezondheidswetenschappen
Reflectie op gezondheidswetenschappen (AB_1171)
All documents for this subject (30)
Seller
Follow
taraloos11
Reviews received
Content preview
Samenvatting ‘Wat is wetenschap?’
Hoofdstuk 1:
Wetenschap en common sense
Wetenschap heeft in onze maatschappij een grote betekenis. Geneeskunde, politiek, industrie,
dienstverlening, landbouw en allerlei andere sectoren in de samenleving zijn voor een belangrijk deel
afhankelijk van wetenschappelijke kennis. Ook door de soms spectaculaire resultaten die de
wetenschap de afgelopen decennia heeft geboekt en waar een groot publiek mee vertrouwd is,
wordt dit belang onderstreept. De media versterken deze tendens. Door onder meer dit optreden in
de media ontstaat er bij veel mensen een specifiek beeld van wat wetenschap is. Volgens de
common sense doen wetenschappers: hun onderzoek leidt naar theorieën over de werkelijkheid die
getoetst worden aan de hand van de feiten. En omdat de feiten verkregen zijn door de
wetenschappelijke methode te volgen, neemt men aan dat de wetenschap het bij het juiste eind
heeft. In tegenstelling tot politici, religieuze leiders of kunstenaars spreken wetenschappers met
gezag. In een wetenschappelijk betoog zou alleen een beroep worden gedaan op logische afleidingen
en empirisch vastgestelde feiten. Normen en waarden zouden er in de wetenschap niet toe doen. Op
de resultaten van wetenschappelijk onderzoek zouden geen externe invloeden werkzaam zijn en
daarom zou wetenschap autonoom zijn (politieke partijen, regeringen of multinationals bepalen niet
de richting van het onderzoek), neutraal (wetenschappers laten zich bij de bepaling van de
vraagstelling van het onderzoek niet leiden door hun religieuze overtuigingen, politieke opvattingen
of financiële belangen), onafhankelijk (bij de acceptatie van wetenschappelijke kennis spelen morele
oordelen, ideologische of andere opvattingen en belangen geen rol), maatschappelijk waardevrij
(wetenschappers zijn op geen enkele manier betrokken bij de wijze waarop kennis wordt toegepast)
en niet normatief (wetenschappers spreken zich niet in positieve noch in negatieve zin uit over
maatschappelijke gevolgen van door hen verworven kennis). Wetenschap leidt daarom tot het
systematisch testen van hypotheses en theorieën. Dankzij de wetenschappelijke methode kan
vastgesteld worden of zij geldig zijn of niet en kan dus betrouwbare kennis worden geformuleerd die
toegepast kan worden op verschillende terreinen in de samenleving.
Wetenschappelijke artikelen
Om de vraag te beantwoorden wat wetenschap is en om de common sense-visie te toetsen aan de
praktijk van wetenschappelijk onderzoek zouden we als eerste stap naar wetenschappelijke artikelen
kunnen kijken. Door het lezen van dergelijke artikelen zou je een indruk kunnen krijgen van de wijze
waarop wetenschappers hun discipline beoefenen. Hoewel de exacte indeling van een artikel
afhankelijk is van het onderwerp, het doel en het tijdschrift waarin het is gepubliceerd, kan er in de
levenswetenschappen en de geneeskunde toch van een ‘standaardopbouw’ gesproken worden. De
volgende onderdelen komen daarin achtereenvolgens aan de orde: samenvatting, inleiding,
materialen en methode, resultaten, discussie, conclusie, referenties en dankwoord.
De samenvatting beschrijft op welke vraag het artikel een antwoord geeft, welke methode gevolgd is
om deze vraag te behandelen en tot welke conclusie het onderhavige onderzoek heeft geleid. Alles
wat in dit stuk staat kan men uiteraard terugvinden in de andere delen van het artikel. De
belangrijkste punten van het artikel worden hier dus kort herhaald.
De inleiding geeft een heldere omschrijving van de vraagstelling, beschrijft wat de aanleiding is om
tot de keuze van de vraagstelling te komen en wat precies de relevantie is van de vraagstelling.
Omdat de vraagstelling niet uit het niets opkomt, geeft de inleiding een overzicht van de stand van
zaken in het veld van onderzoek: Welke resultaten zijn reeds geboekt? Welke vragen staan nog
,open? Waar is consensus over en wat wordt nog bediscussieerd? In dit deel kunnen vanwege deze
inventarisatie van het veld van onderzoek belangrijke referenties worden gevonden. Soms geeft de
vraagstelling aanleiding tot het formuleren van deelvragen. Ook een expliciete beschrijving van de
doelstelling behoort tot de inhoud van dit onderdeel.
In het onderdeel ‘materialen en methode’ wordt bij empirisch levenswetenschappelijk of
geneeskundig onderzoek het veld van onderzoek beschreven alsmede de onderzoekspopulatie, de
onderzoekstechnieken, de gebruikte instrumenten voor observatie, het opzetten van het
experiment, laboratoriumapparatuur, et cetera. Ook wordt ingegaan op welke wijze de gegevens
statistisch zijn verwerkt. In het geval van medisch onderzoek moet vermeld worden of het om een
retrospectieve of prospectieve studie gaat, moeten de demografische gegevens worden vermeld, het
nut en het risico van een eventuele ingreep worden besproken en indien van toepassing een nieuw
ontwikkelde en toegepaste techniek worden beschreven.
Het onderdeel ‘resultaten’ bevat een nauwkeurige en duidelijke weergave van alle relevante
positieve en negatieve resultaten, eventueel met gebruikmaking van tabellen en grafieken. Steeds
moet duidelijk zijn op welke manier de resultaten in verband staan met de vraagstelling. In dit
onderdeel is geen plaats voor verwijzingen, commentaar, vergelijkingen of conclusies.
In de discussie worden de resultaten van het onderzoek geanalyseerd en geïnterpreteerd. Ten eerste
wordt nagegaan of de vraagstelling is beantwoord en dus of het geformuleerde doel is bereikt.
Hierbij wordt natuurlijk verwezen naar de resultaten. Ook de betekenis van de uitkomsten komt aan
de orde. Ten tweede wordt de geschiktheid van materiaal en methode geëvalueerd. Omdat elk
onderzoek uitgaat van bepaalde vooronderstellingen wordt besproken of deze aannames houdbaar
zijn gebleken. Ten derde moet de vraag gesteld worden naar de validiteit, betrouwbaarheid en
representativiteit en dus de generaliseerbaarheid van het gedane onderzoek. Ten vierde worden
vaak de eigen resultaten vergeleken met die van andere onderzoeken, het eventuele verschil
verklaard en zo mogelijk de relevantie van het eigen onderzoek onderstreept. Ten vijfde kunnen
suggesties voor vervolgonderzoek worden gedaan.
In de conclusie wordt het antwoord op de vraagstelling bondig geformuleerd. In het geval van
klinisch geneesmiddelonderzoek zal meestal worden geconcludeerd dat een nieuw ontwikkeld
geneesmiddel ten opzichte van een al bestaand geneesmiddel en/of een placebo een al dan niet
significant effect heeft.
De lijst met referenties (‘geraadpleegde literatuur’) laat zien waar de aangehaalde
onderzoeksresultaten gevonden kunnen worden, dan wel zijn becommentarieerd, bekritiseerd of
afgewezen. Publicatie van deze lijst zorgt ervoor dat onderzoek door anderen kan worden
gecontroleerd, gerepliceerd of op voortgebouwd. Daarnaast ontslaat het de onderzoeker van de
plicht om alles wat hij of zij beweert ter plekke te onderbouwen: er kan verwezen worden naar ander
onderzoek waarin dit al gedaan is. Dit onderdeel functioneert dus als verantwoording voor het
onderhavige onderzoek en als bron voor voortgaand onderzoek.
Ten slotte komt het geregeld voor dat in een wetenschappelijk artikel de auteurs andere
wetenschappers bedanken voor hun steun en/of coöperatie. Het dankwoord geeft zo een indruk van
het netwerk waarin de auteurs zich bevinden. Het laat daarnaast zien dat wetenschap geen zaak van
individuen is maar van samenwerking tussen individuele en groepen wetenschappers. Dit blijkt ook
uit de wijze waarop het artikel tot stand is gekomen: meestal staat boven het artikel een (groot)
aantal namen. Deze hebben uiteraard moeten samenwerken om het onderzoek uit te voeren en het
artikel te kunnen schrijven. Overigens is daarbij de eerst genoemde wetenschappers meestal degene
die het onderzoek heeft uitgevoerd, de anderen hebben op een of andere wijze aan het onderzoek
,een bijdrage geleverd en de laatst genoemde naam behoort vaak toe aan een wetenschapper met
een zekere reputatie die het onderzoek (financieel/materieel/inhoudelijk) mogelijk maakt. Hij of zij
verleent het verrichte onderzoek een positieve status.
Je zou kunnen zeggen dat de algemene opbouw van een wetenschappelijk artikel de common sense
bevestigt: het spiegelt de gedachte dat wetenschap een zuiver rationele onderneming is. Door het
volgen van een nauwgezette methode wordt een probleem op een verantwoorde wijze tot een
oplossing gebracht. Op geen enkele manier lijkt de representatie van wetenschappelijk onderzoek de
voorstelling van wetenschap als een autonome, neutrale, onafhankelijke, maatschappelijk
waardevrije en niet normatieve onderneming te bedreigen. De stijl en het taalgebruik van medische
en levenswetenschappelijke artikelen versterkt dit beeld. Wetenschappelijke artikelen worden
gekenmerkt door een sobere en zakelijke stijl, eenduidig en precies taalgebruik, een nauwkeurige
weergave van de onderzoeksresultaten, een poging om alleen logisch verantwoorde stappen te
zetten en een beperking tot alleen die gegevens die voor het onderzoek relevant zijn. Om allerlei
redenen wordt literair taalgebruik geschuwd. Vakjargon is gewenst en doorgaans is er een voorkeur
voor passief taalgebruik. Wetenschappers vermijden daarnaast het spreken in de eerste persoon. Het
effect daarvan is dat alle nadruk op de inhoud komt te liggen. Door te spreken in de derde persoon
wordt bovendien de indruk gewekt dat de onderzoeker er als mens ook helemaal niet toe doet. Als
het volgens de juiste methoden gebeurt, zullen de resultaten altijd hetzelfde zijn.
Geschiedenis van levenswetenschappen en geneeskunde
Het ontstaan van de biologie kan beschouwd worden als de geboorte van de levenswetenschappen.
Een van de eersten die persoonlijke waarnemingen verrichtte op het gebied van de levende natuur
was Aristoteles. Op grond van empirische gegevens stelde hij een zoölogische classificatie op die
begint met het onderscheid tussen dieren met en zonder rood bloed, waarbij de eerste groep kan
worden onderverdeeld in levendbarende en eierleggende viervoeters, tweevoeters (vogels) en
voetlozen (vissen). Hoewel de biologische werken van Aristoteles een interesse voor de levende
natuur op zichzelf verraadt, wordt met de waarneming en beschrijving van planten en dieren meestal
een bepaald doel gediend. Tot en met de zestiende eeuw stond de plantkunde of botanie
voornamelijk in dienst van de bereiding van geneesmiddelen. Vooral in de zeventiende eeuw
begonnen welgestelde en voorname personen verzamelingen van schelpen, fossielen, inheemse
planten en kostbare stenen aan te leggen. In de achttiende eeuw gingen die verzamelingen steeds
meer in het teken staan van de nieuwe kennis van de natuur. Beschrijvingen van planten, vissen,
vogels en landdieren dienden dan om de nieuwe inzichten in de natuur te illustreren. De nadruk
kwam in die tijd op het nauwkeurig beschrijven en classificeren te liggen. Een invloedrijk
classificatiesysteem werd ontwikkeld door Carl Linnaeus. Zijn indeling in klassen, ordes, geslachten,
soorten en variëteiten was niet gebaseerd op fundamentele biologische eigenschappen maar op
speciale kenmerken.
Waar in de achttiende eeuw de nadruk lag op verzamelen, samenhangen herkennen en ordenen,
ging in de negentiende eeuw het experiment een hoofdrol spelen. Het was de tijd van laboratoria en
experimentele vaardigheden, nauwkeurige meetinstrumenten, ingewikkelde apparaten en
preparaten. Op het grensgebied van levenswetenschap en geneeskunde werd de fysiologische
gezichtsbepalend. Door experimenteel in te grijpen in het levende lichaam werd een steeds beter
begrip van de werking van het menselijke organisme verkregen. De ontwikkelingen in de fysiologie
leidden tot een nieuw beeld van leven. Dat werd voortaan gezien als onderworpen aan dezelfde
natuurwetten die geldig waren gebleken voor de levenloze natuur.
, Het idee van evolutie is natuurlijk naast de opkomst van het experiment bepalend voor de
negentiende-eeuwse levenswetenschappen. Met het werk van Charles Darwin kwam voorgoed een
einde aan het idee dat de natuur een statisch, geordend geheel is. De natuur is continu onderhevig
aan veranderingsprocessen en die processen worden niet gekenmerkt door ‘sturing’ maar door
‘selectie’. En achter deze processen zit niet de hand van God maar een wrede strijd om het bestaan:
de ‘survival of the fittest’. Waar Darwin echter geen antwoord op had, was de vraag naar de wijze
waarop variatie tussen individuen kon ontstaan en kon worden overgedragen. Dat verklaart de
erfelijkheidsleer van Mendel die pas na Darwins dood ontstond. Het samenkomen van
evolutietheorie en erfelijkheidsleer in de jaren 1930 wordt wel aangeduid met de term
‘neodarwinistische synthese’. Door het baanbrekende onderzoek van James Watson en Francis Crick
kwam het genetische onderzoek naar DNA in handen van biochemici en moleculaire biologen. Door
deze ontwikkelingen werd niet alleen stapje voor stapje inzichtelijker hoe organismen zich aanpassen
aan hun natuurlijke leefomgeving en eigenschappen verankerd zijn in een DNA-structuur. Ook
methoden om erfelijke eigenschappen te veranderen, kwamen binnen handbereik.
Naast de biologie behoren disciplines als de medische biologie en de gezondheidswetenschappen tot
de levenswetenschappen. In de medische biologie staat kennis over de ziekte en gezonde mens
centraal. Door bestudering van onder meer de humane genetica en de immunologie leveren medisch
biologen een bijdrage aan de ontwikkeling van de geneeskunde. Ook gezondheidswetenschappers
richten zich op medische toepassingsmogelijkheden maar dan vanuit het perspectief dat
biomedische kennis van gezondheid en ziekte aangevuld moet worden met inzichten in het geestelijk
en maatschappelijk welzijn van mensen. De aanpak van gezondheidsproblemen vereist naast
biomedische en geneeskundige deskundigheid zowel kennis van sociologie, psychologie en
communicatie als inzicht in de organisatie van de gezondheidszorg.
In de geneeskunde werden ziekte en gezondheid lange tijd uitsluitend in religieuze termen geduid.
Op sommige Griekse artsenscholen was men er echter van overtuigd dat ziekten tot stand komen
door natuurlijke factoren. Als natuurlijke factoren een ziekte kunnen veroorzaken, dan moet het ook
mogelijk zijn om die ziekte langs natuurlijke weg te genezen. En dat is inderdaad wat men aannam.
Hoewel de vermaande Griekse arts Hippocrates in onze ogen nog binnen een religieus kader werkte,
is zijn theorie van de lichaamssappen als naturalistisch te karakteriseren. Gezondheid is afhankelijk
van de juiste balans tussen de ‘humeuren’ bloed, slijm, zwarte en gele gal. Waar die balans verloren
gaat, ontstaan klachten. De taak van de arts is dan vervolgens om het evenwicht te herstellen. De
Romeinse arts Galenus ging hier mee verder. Galenus groeide uit tot de grootste autoriteit op
medisch gebied die zijn invloed tot in de Late middeleeuwen deed gelden. In de middeleeuwen lag
binnen de geneeskunde het accent op de studie van Galenus. Geneeskunde was in die tijd dus vooral
‘boekengeleerdheid’, hoewel de rechtvaardiging natuurlijk in de praktische toepasbaarheid was
gelegen. Ervaring speelde uiteraard ook een rol. Pas in de zestiende eeuw werd het belang van
empirische kennis voluit benadrukt. Met behulp van de filosofie van Descartes, die het
mechanistische wereldbeeld ontwierp, was het mogelijk om het hart als een pomp te beschrijven en
de verschillende ontdekkingen binnen de geneeskunde als een samenhangend geheel te zien.
De ontwikkeling van de geneeskunde raakte in een stroomversnelling toen in de negentiende eeuw
het moderne ziekenhuis ontstond. Ziekenhuizen werkten nauw samen met medische faculteiten
waardoor de interactie tussen patiënt en student enorm werd gestimuleerd. Al snel ontstonden er
gespecialiseerde klinieken waar de medische staf in staat werd gesteld om onderzoek te doen.
Overigens lieten positieve effecten van de medische behandeling op zich wachten tot ver in de
twintigste eeuw. Tot die tijd had je in een ziekenhuis een grotere kans op besmetting dan op
genezing. Tegen het einde van de negentiende eeuw deed de industrialisering de wetenschap van
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller taraloos11. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.42. You're not tied to anything after your purchase.